Toneel / Muziektheater / Performance

Histoire(s) du Théâtre IV : One Song Miet Warlop

Tegen de pijn van het zijn

‘Waarover men niet spreken kan, daarover moet men zwijgen’. Beweerde ene Ludwig Wittgenstein. Hij vergat erbij te zeggen dat zo’n lastige gedachten nog altijd een uitweg kunnen vinden via het lichaam. ‘Le diable au corps’: dat is springen, schreeuwen, wauwelen, lawaai maken  - zelfs musiceren. Tot de duivel uitgedreven is. Ziedaar ‘One Song’ van Miet Warlop. 

Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Histoire(s) du Théâtre IV : One Song
Pieter T’Jonck Lycéé St. Joseph, Avignon, in het kader van het Festival d' Avignon meer info download PDF
11 juli 2022

‘One Song’ is het vierde deel in de reeks ‘Histoires du Théâtre’, opgezet door Milo Rau bij NTGent. Theatermakers hebben het daarin over hun persoonlijke weg binnen het theater en de band met hun eigen leven. In het programma van ‘One Song’ vertelt Miet Warlop dat dit stuk teruggrijpt naar haar eerste volwaardige voorstelling ‘De sportband / Afgetrainde klanken’ (2005), een requiem voor haar overleden broer. Ze bracht er sporten en muziek maken samen. Met een afstand van bijna twintig jaar keert ze terug naar dat materiaal. Het effect is overrompelend.

Op het binnenplein van het Lycée St. Joseph staan allerlei turntoestellen uitgestald: een evenwichtsbalk, een klimrek, Zweedse banken, vloermatten, met daarachter een primitieve tribune. Je herkent meteen de sfeer va een sportzaal, met de onvermijdelijke drinkbussen en handdoeken.

Toch is het een wat bizar beeld, en dan niet alleen omdat op de hoogste bank van de tribune een been, in een knaloranje broekspijp, maar zonder lijf, bungelt. In deze sportzaal slingert ook een contrabas rond, met daarachter een drumstel, enkele trommels en een cimbaal. Onder het klimrek staat een ‘grosse caisse’ met een voetpedaal, en er hangen twee elektronisch klavieren tegenaan.

Net zo bizar is het begin -of liever: het gebrek aan een begin- van de voorstelling. Vijf sporters -of spelers, het wordt nooit helemaal duidelijk- komen het podium op terwijl het publiek binnenkomt. Als een spiegelbeeld van het publiek dat zich klaarmaakt voor de voorstelling warmen ze zich op met stretchoefeningen.

Je merkt meteen dat dit geen ‘echte’ sportlui zijn. Elisabeth Klinck oefent bijvoorbeeld wel boks-uithalen, maar is overduidelijk geen bokser. Toch hangt rond het groepje wel het soort nervositeit van sporters vlak voor een belangrijke match…

Ondertussen nam Karin Tanghe, in knaloranje overal, plaats op de tribune naast dat verloren been. Als een geroutineerde verslaggever begint ze te wauwelen in een microfoon in een soort nep Frans -je begrijpt er geen woord van, maar het klinkt als het geneuzel van een sportreporter.

Een man verkleed als majorette in een smetteloos wit pakje, compleet met kepie en pompons (Milan Schudel) , sluipt ondertussen het podium op met een bord waarop in reliëf  ‘Hey’ staat. Hij gaat wat landerig, uit het zicht, wachten tegen de achterste muur van het plein. Als om de illusie van een echte match compleet te maken beklimt ook een fanclub de tribune.

Op dat moment steekt de voorstelling ‘echt’ van wal. De sporters stellen zich op één lijn op, en de commentator stelt ze voor in haar nep-Frans. Ze krijgt de slappe lach bij de derde speler. Haar commentaar krijgt zo een wreedaardig trekje: ze kletst respectloos raak over vijf mensen die zich wel uit de naad moeten gaan werken. (Een verwijzing naar de weerloosheid van de theatermaker, die altijd afhangt van de welwillendheid of de grillen van het publiek?).

Musiceren met hindernissen, zo ziet het eruit

Die wat melige grapjes bereiden je nauwelijks  voor op wat komen gaat. Alle spelers nemen hun plek in. Elisabeth Klinck beklimt, met de hulp van Willem Lenaerts, de evenwichtsbalk en speelt, in die wankele positie, een kort thema (Maarten Van Cauwenberghe) op haar viool. Simon Beeckaert zet een metronoom in gang en gaat op zijn rug onder de contrabas liggen. In die ook al penibele situatie voegt hij een baslijn toe. Melvin Slabbinck zorgt vervolgens voor percussie terwijl Lenaerts vanop een trampoline steeds weer opspringt om aan te toetsen van zijn synthesizer te raken.

Musiceren met hindernissen, zo ziet het eruit. Toch davert het binnenplein van het Lycée meteen van de sound van dit viertal. De fanclub gaat ervan uit de bol. De majorette moedigt hen aan met eindeloze dribbelpasjes. Het beeld is compleet als Wietse Tanghe op de loopband springt en al hollend begint te zingen. ‘Run for your life, ‘till you die, ‘till we all die’ zijn zijn eerste woorden.

De clou van ‘One song’ is dat deze ene scène, met kleine variaties en onderbrekingen, een uur lang herhaald wordt. ‘Knock knock / who’s there?/ It’s your grief from the past’ klinkt het honderden keren na elkaar. De fans worden er bloeddorstig van. Ze jutten de spelers op om steeds sneller te gaan. Slabbinck geeft daaraan toe, Beeckaert haalt het ritme steeds weer naar beneden. De commentator moeit zich af en toe met het gebeuren. Als er (kunstmatige) regen uit de lucht valt wrijven alle spelers samen driftig de vloer droog en gaan dan weer door.

Het is een uitputtingsslag. Al heel snel zie je sporen van vermoeidheid bij de bassist en de toetsenist en ook de drummer is steeds minder precies. Alleen Klinck, die al spelend ook nog oefeningen op de evenwichtsbalk doet, is niet van de wijs te brengen. Zelfs als kijker krijg je het moeilijk, want je hebt geen idee waar dit naartoe zou kunnen gaan. Ook de fanclub lijdt daaronder: tussen uitzinnige momenten door verzinkt ze geregeld in lethargie.

Elke duiding wordt hier immers gefrustreerd. Als de majorette panelen met woorden uitstalt op rekken valt daar niets uit te begrijpen. Het zijn kreten en losse woorden als ‘Hey’, ‘You’, ‘Why’ of ‘Go’, zonder samenhang. De majorette verliest er het noorden bij als hij tussen de dansers door gaat tollen met een paneel in de hand.

Deze uitbarsting van energie elektriseerde het Franse publiek. De sfeer herinnerde aan de legendarische en controversiële passage van Jan Fabre zo’n 15 jaar geleden, toen het Franse publiek verbaasd ontdekte dat theater emoties niet enkel in ronkende volzinnen, maar ook in rituele uitputting kan tonen.

Het zou echter een vergissing zijn om te denken dat Miet Warlop hier alleen maar ‘energie’ of ‘chaos’ toont. In wat ze toont insisteert een precieze emotionele staat. De slopende exercities zijn een pleister op een onuitwisbare wonde, een niet te repareren verlies of pijn. Een wanhopige remedie tegen de pijn van het zijn waar we allemaal onder lijden. Uitputting brengt die pijn tot zwijgen.

Als de sporters tenslotte een soort volkslied aanheffen vieren ze dat moment waarop we even, allemaal samen, vrede nemen met de wereld en ze zelfs willen vieren. Het is een illusie. Maar ze  houdt hen overeind.  Het is bijzonder als een voorstelling dat tastbaar kan maken. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login