Oorlog en vrede Florian Myjer en Kim Karssen
Russische toverdoos
Twee jonge spelers meten zich met een kanjer van een klassieker : ‘Oorlog en Vrede’ van Leo Tolstoj. Ze vertellen graag, zeggen ze. Maar vooral verbinden ze de plot van de roman met hun eigen bekommernissen. Zo draait de voorstelling rond de filosofische vraag : wat is een goed leven? Eenzaamheid in de natuur? En dan is er de grote verrassing : een doos.

Aangetrokken worden
door een heel dik boek en dan pogen om er in een sterk gereduceerde vorm de
essentie ervan te pakken, dat is de uitdaging die Florian Myjer en Kim Karssen
zijn aangegaan. Ze houden van vertellend theater maar willen stof uit het
verleden sterk op deze tijd én op zichzelf betrekken.
Om te beginnen kozen ze
uit de zestienhonderd pagina’s van Tolstojs Oorlog en Vrede die hoofdstukken die
bij hen bleven nazinderen. Zo leren we dat de personages Peter, Andrej en
Natasha zich in de mooie salons van de Moskouse aristocratie bewegen. Verteltheater
waarbij de spelers volop een beroep doen op onze verbeelding. We zijn in het
Rusland van de Tsaren. Om de lokale kleur aan te scherpen horen we zelfs het
koor van het Sovjetleger uit volle borst zingen. Als we bij de amoureuze
verwikkelingen aanbelanden, treden de vertellers uit hun rol en kiezen ze radicaal
voor persoonlijke anekdotes. Kim Karssen vertelt over haar beschroomde
toenadering tot een mooie jongen. De gevoelens van Kim lijken zo sterk op die
van Natasja Rostova dat ze uitwisselbaar worden, al leeft Kim twee eeuwen later.
Zo zijn de spelers nu eens personage en dan zichzelf.
Het verhaal dat Myjer
en Karssen brengen bestaat door hun aanpak vooral uit fragmenten uit ‘Oorlog en
Vrede’ : de liefde van Peter voor Natasja, de slag van Austerlitz en Napoleon,
hoe de onhandige Peter, die geen pistool kan hanteren, door een
onwaarschijnlijk toeval toch een duel wint, hoe Andrej zich eenzaam in een datsja
terugtrekt. Eerst zien we Kim Karssen en Florian Myjer die ofwel als acteurs
het verhaal vertellen of verduidelijken, ofwel plots over zichzelf praten. Dat gebeurt
vaak sober, maar ook wel eens helemaal uitgelaten en theatraal. Zo hebben ze
het over Sonja, nichtje van Natasha. Eerst introduceren ze haar als ‘bijrol’. Maar later schenken ze haar de vrouwelijke
hoofdrol. Dat wordt een uitbundig tafereel, waarbij het woord ‘hoofdrol’ vele
malen wordt uitgeschreeuwd. De droom of de status van ‘hoofdrol’ heeft dan weinig
van doen met Tolstoj, en veel meer met de positie - en de angst- van beginnende spelers.
Heel vaak hoor je ook de vraag: ‘is dit leven?’ Of de voldane vaststelling: ‘We leven’. Die momenten van gelukzalige voldoening duren echter maar kort. Dan slaat de twijfel weer toe. ‘Leven we wel?’ Dat wordt het onderliggend thema én de kapitale vraag. Zo schuift de voorstelling op naar een meer abstracte filosofische discussie. Andrej besluit om zich van de wereld af te zonderen in een schuur. Als Peter hem daar toch opzoekt en gezelschap houdt, lijkt de conclusie van de voorstelling dat de rust, de kalmte en de natuur het goede leven mogelijk maken. dat antwoord sluit helemaal aan bij de biografie van Tolstoj.
De vertolkers spelen
fris en met een charmante lichtheid. Ik herken er een hele Nederlandse
mentaliteit in. Maar de voorstelling heeft nog een derde medespeler en dat is
een doos, ontworpen door Joey Schrauwen. Bij het begin lijkt ze een doods
object, maar als de spelers ze open trekken ontstaan er een reeks beelden. Als
ze voor het eerst opengaat stroomt er een grote hoop sneeuw naar buiten: koude
Russische winter. De doos kan veel gestaltes aannemen : met deuren, kleine
kasten, verschillende kamers. Ze is een zee aan mogelijkheden en de spelers
laten geen kans voorbijgaan om een pakkend beeld te maken. De doos is daardoor
de grote verrassing van de voorstelling.