Toneel

Een oprechte ode aan de ironie De Warme Winkel

Heeft ironie een nationaliteit?

Wat een vreemde voorstelling is ‘Een oprechte ode aan de ironie’ van ‘De Warme Winkel’. De titel doet veronderstellen dat hier een belangrijke gedachte zal ontwikkeld worden. Maar als die er is, dan plaatst de ironische club van ‘De Warme Winkel’ die in een zo onverwachte context als reality tv, dat die alle aandacht opzuigt. Ik kijk hoogst zelden naar zo’n shows, en het ontgaat me dan ook waarom net dit sociaal fenomeen zou leiden tot een onderzoek naar of ode aan de ironie. Maar ook deze tweeëneenhalf uur durende voorstelling bracht daarover geen opheldering. Maar geestig is ze wel. 

Een oprechte ode aan de ironie
Johan Thielemans De Singel, Antwerpen
09 november 2021

‘De Warme Winkel’ voert ons naar een ‘utopisch eiland’ met een prachtige zonsondergang, (plastic) palmbomen, een strandbar en een bubbelbad. Een paradijs voor de geile hedonisten van een reality show. Hier verzamelt zich een merkwaardig gezelschap. Naast ‘echte acteurs als Vincent Rietveld, Ward Weemhoff en Florian Myjer van ‘De Warme Winkel’, en naast ‘Theo d’Or’ Hannah Hoekstra, treden hier ook Bella, Danicio Codfried, Leslie Versprille en Shirley Cramer aan. Die namen echt deel aan zo’n reality show. Voor afficionados zijn dat wellicht de sterren van een televisieseizoen. Het is een kleine dosis Milo Rau.

De show opent met een dialoog tussen Bella en Leslie Versprille. Ze demonstreren via een close-up op het een videoscherm hoe je met je billen kan converseren. Het is een les in striptease. Danicio  Codfried demonstreert daarna hoe hij zijn spieren kan oppompen. Die conversaties lijken uit het leven gegrepen, maar als publiek zien we komische dialogen over constant geile spelers.

Daarop volgen de imbeciele spelletjes waar de deelnemers zich aan moeten overgeven. Ze doen iets met een fakkel, lopen veel rond en drinken nog meer. Weemhoff, die al de hele tijd toekeek vanuit het bubbelbad, wordt nu spelleider. Hij scoort gemakkelijk met een absurde quiz. Terwijl de kandidaten daarna rust gegund wordt, blijven de leden van De Warm Winkel rond de strandbar hangen.

Daar geeft Florian Myjer, de benjamin van het gezelschap, een lange, gepassioneerde monoloog ten beste. Hij hekelt de ironische houding van Rietveld en Weemhoff, de oudere gard van het ensemble. Hij zet ze zelfs weg als de vertegenwoordigers van een vorige generatie. Voor hen was ironie belangrijk, subversief en misschien een noodzakelijk wapen om de maatschappij voor schut te zetten, maar die houding behoort tot een voorbije historische fase. De jeugd wil er niet meer van weten. Het is simpel: de houding van ‘De Warme Winkel’ is passé.

De houding van ‘De Warme Winkel’ is passé

Myjers krachtige, overtuigend vertolkte pleidooi lijkt de basisgedachte van het stuk tot uitdrukking te brengen: de jonge generatie van de Warme Winkel keert zich tegen de oudere met een duidelijk standpunt. Tot we vernemen dat de ‘oude’ Weemhoff  deze tekst schreef. Op een ontnuchterende manier wordt zo niet alleen de stelling zelf, maar ook de oprechtheid ervan onderuit gehaald. Myjers verontwaardiging was niet echt, maar gespeeld.

Daarop voert Vincent Rietveld in een gek kardinaalskostuum een rituele stoet aan. Hij bepleit daarbij de waarde van de ironie. Ironie maakt vrij. In naam van die vrijheid zet hij aan tot de marteling van al wie twijfelt aan dit geloofsstuk. Florian Myjer is het vanzelfsprekende eerste slachtoffer. Hij ondergaat een behoorlijk agressieve waterboarding.

Dat stelt me voor vele raadsels. Leidt ironie dan tot sectair gedrag? Tot gewelddadige uitsluiting van alle niet-gelovigen? Is ironie nu goed of slecht? Zeker deze laatste vraag blijft onbeantwoord, want alles wat daarover ernstig gezegd wordt, raakt meteen aangevreten en vernietigd door ironie. De voorstelling lijkt te zeggen dat elk standpunt te wantrouwen is, met inbegrip van het standpunt dat ironie nastrevenswaardig is. Wat valt er dan nog te zeggen? Bisschop Rietveld helpt ons daarbij niet, ook al zegent hij zijn volgelingen met een wc-borstel. Ironie wordt dan een afgrond zonder grond.

Toch is dit niet het eindpunt van de redenering. Er volgt een coda die zich afspeelt in de hel van een woestijn met vier grote roze fallussen die rook uitstoten. In dit abstract-existentiële landschap zijn de spelers op de dool. Ze spreken met vervormde stemmen, die moeilijk te volgen zijn. Uit de flarden tekst begrijp je onder meer dat Florian Myjer zich paniekerig afvraagt of hij wel homo is of wil zijn. Eén van de spelers belt met Joop Van den Ende, die als godfather van  commerciële theater- en TV-producties staat voor alles wat De Warme Winkel niet is. De acteur smeekt om een baantje in zijn ‘stal’. Je vraagt je dan af of dat verzoek meer is dan een grap die enkel aankomt bij het ‘elitepubliek’ van De Warme Winkel.

Is er een uitweg uit deze hel?

Is er een uitweg uit deze hel? Jawel! Als een deus ex machina zakt het portret van de charmezanger Fogler, een superster in Nederland, uit de toneeltoren neer. Hij zingt een schlager met veel lalala in het refrein. Dat knapt de spelers zichtbaar op. Ze heffen samen een gezang aan terwijl Weemhoff de zaal aan het klappen en Mexico-waven probeert te krijgen. Er volgt een heuse polonaise door de zaal. Verzet tegen dat valse enthousiasme wordt hier een morele keuze. Dit moet je weigeren, maar tot mijn spijt gaat een te groot deel van het publiek door de knieën. De fun van zo’n eiland van de verleiding blijkt te aanstekelijk. Een zedenles of glorieuze ironie?

De voorstelling is lang, soms erg geestig, maar even vaak gewoon flauw. Wie ironie als levenshouding wil verdedigen, zal hier weinig sluitende argumenten vinden. Daartegenover staat dat de voorstelling met enthousiasme vertolkt wordt: de non-acteurs evenaren de spelers van ‘De Warme Winkel’. Weemhoff neemt hier opvallend sterk de leiding, eerst als showhost van het eiland, later als performer. Vincent Rietveld daarentegen blijft merkwaardig op de vlakte, alsof hij niet in het concept gelooft. De jonge Florian Myjer zie je van voorstelling na voorstelling steeds beter worden.

‘De Warme Winkel’ kent een zeer ongelijk parcours. Sommige voorstellingen in het verleden waren parels, maar er waren ook miskleunen.  Deze ‘Ode’ is noch het een noch het ander Je zou willen dat er in deze lange toneelavond gewied wordt. De ironie zou erbij winnen.

Ik zag deze voorstelling in Antwerpen. Het publiek reageerde er eerder met verbazing, en soms onbegrip. Hollandse collega’s daarentegen vonden het allemaal geweldig. Zou het kunnen dat deze toneelavond boven de Moerdijk als erg relevant wordt ervaren, terwijl men er in Vlaanderen maar vreemd tegenaan kijkt? Zou ‘ironie’ nationaal gedefinieerd zijn, en daardoor moeilijk te exporteren? Heeft ironie een nationaliteit? 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login