Toneel / Dans / Performance

Prophétique (On est déjà né.es) Nadia Beugré

Wedergeboorte op het podium

Nadia Beugré confronteert ons in ‘Prophétique (On est déjà né.es)’ met dagelijkse realiteit van zes dansers-performers uit de transgemeenschap van Abidjan, Ivoorkust. Met humor, sterke beelden en een soms uitgelaten sfeer brengt Beugré uiterst precies de schizofrenie over van mensen bij wie intens geluk en diepe angst altijd tegelijk aanwezig zijn. Het stuk is daardoor zowel een aanklacht en een pijnschreeuw, maar ook een verhaal van, en een oproep tot, solidariteit. 

Uitgelicht door Elie Agniel
Prophétique (On est déjà né.es)
Elie Agniel Rideau de Bruxelles, Brussel, in het kader van Kunstenfestivaldesarts meer info download PDF
15 mei 2023

Als het publiek de zaal betreedt is daar al een uitgelaten feest aan de gang. Een MC jut de dansers en het publiek op met zijn geschreeuw op harde en snelle ritmische muziek. Af en toe smijt hij een ‘claxon’ in zijn mix. Hij houdt zijn mond zo dicht bij de microfoon dat je amper verstaat wat hij zegt. Kleurige plastic zeilen aan het plafond suggereren een danstent, maar gek genoeg ligt de vloer wel vol met zwart krulhaar.

Vijf dansers volgen de MC geestdriftig vanaf hun witte plastic stoelen tegen de achterwand. Elke stoel ook verbonden met gekleurd touw aan het plafond. Vier van hen hebben een mannenlichaam, eentje meer vrouwelijke vormen, maar alle vijf zijn ze in drag: een roos trainingspak, losse broeken, een zwarte jurk, of een kort jeansshortje met een zwart glittertopje dat borsten moet suggereren.

De mannen die Beugré hier samenbracht werken overdag als kappers, maar ’s nachts dansen ze er als vrouwen op los. Met die gespletenheid, die dubbele identiteit, waarvan één er niet mag zijn, speelt Beugré de hele voorstelling lang. Zolang de dansers nog op hun stoel zitten, zie je mannenlichamen, maar als één van hen het podium betreedt, komt zijn/haar vrouwelijke kant volop tot uitdrukking. Elke danser schudt met heupen en kont, lonkt en pronkt met de borsten.

Als het publiek al lang goed en wel gezeten is, vormen de dansers een cirkel. Al dansend vleien ze zich neer op de vloer. Alweer etaleren ze om beurt hun lichaam en danskunst. Het publiek reageert met uitgelaten gejoel. Pas als de loeiharde muziek luwt, gaan alle dansers, ook de MC, terug naar hun stoelen. Landerigheid overvalt hen. Ze blazen luid kauwgumbellen. Handtassen vol make-up laten ze aan touwtjes naar beneden zakken. Op de achtergrond klinken de eerste tonen van de ‘Boléro’ van Ravel. Wachtkamermuziek (maar ook een muzikale evocatie van een hitsige tafeldans…). Eentje speelt al zijn kleren uit, op een dubbele slip na. Hij gaat op zijn stoel staan, plukt een visnetjurk uit het plafond en trekt die aan. De anderen spuiten deodorant en maquilleren zich. Als om het publiek uit te dagen brengt er één mascara op zijn schaamhaar aan. Het tafereel verraadt tegelijkertijd verveling, routine en kwetsbaarheid in de stoerheid.

Als de ‘Boléro’ aanzwelt verandert de toon. Op handen en voeten heffen de performers een nijdig blafconcert aan. Eerst grollen ze naar elkaar, maar al snel bedreigen ze de toeschouwers op de eerste rij. Het gelach van het publiek verstomt. De vrouwelijke koketterie van daarnet is omgeslagen in diep, angstaanjagend, gewelddadig mannelijk geblaf dat de ‘Boléro’ overstemt. Niet voor lang echter. Het geblaf zwakt af en wordt gejank, als van geslagen honden. Er breken gevechtjes uit tussen de performers. Hier en daar lopen die uit in een gesimuleerd partijtje seks. Zo ebt de spanning weer weg. Al helemaal wanneer ze uiteindelijk beginnen te zingen. Net dan trekt de performer met de zwarte jurk een enorme baal kroeshaar over hun hoofd. De anderen helpen hun om het mooi te draperen rond hun lijf en ontwarren en vlechten de strengen die uitpuilen.

De performers willen dat we zien hoe zij zijn

In een volgende scène is alles weer koek en ei. De hele bende ligt dicht bij elkaar. De grootste mond van de groep videobelt met ene Ernesto. Van zijn woorden, een mengvorm van Frans en Portugees, valt weinig te verstaan, behalve dan dat die Ernesto wel een hoop geld heeft. Begrijp: de mensen op het podium hebben dat niet! Maar dankzij Ernesto is er een feestje in de maak. De groep maakt foto’s van elkaar en raakt stilaan zo opgewonden dat ze gaan dansen. Ze verwennen elkaar bovendien. Om beurt mag een performer plaats nemen op een stoel met verhoogde poten als op een troon voor een nagelbehandeling en een voetmassage.

Daarna slaat de sfeer weer om. Een van de performers maakt de anderen én het publiek uit voor PD (scheldwoord voor homo in het Frans). Dat moment is echter van korte duur. Met een ruk aan een touwtje valt een hoop snoep uit het plafond naar beneden. Er volgt een grappige scène: de grootste mond haalt ook snoepjes uit zijn achterwerk en van tussen zijn geslacht tevoorschijn en dringt die op aan de anderen. Maar uiteindelijk gooien de performers de snoepjes naar het publiek, terwijl ze hen van alles toewensen. ‘Jij verdient liefde’, ‘Jij verdient geluk’, ‘Jij verdient feminisme’, jij verdient goede medische zorgen’, ‘gratis hormonen’ etc. Alles waar ze zelf alleen maar kunnen dromen…

In de laatste cyclus komt de vrouw met het kleed van haar weer op de voorgrond. Ze ontdoet zich van die tooi, gaat zitten, steekt een sigaret op en laat zich de hand lezen. De anderen knoeien ondertussen vooraan met hun kauwgum. Ze laten bellen ontploffen in hun gezicht, draaien slierten kauwgum om elkaars hoofd of wisselen plukken ervan uit. Het is grappig, maar ook een beetje gênant. Ze gaan net niet tongzoenen, maar uitgelaten seksspelletjes zijn wel het gevolg. Met veel uitbundig gelach, hoe agressief ze elkaar ook rondslepen aan de benen, omverduwen of gewoon bespringen en pompen met hun bekken.

Toch is dat geen gratuite provocatie. Ze willen dat we zien hoe zij zijn. Ze willen hun vrouwelijke of homoseksuele kant niet meer verstoppen. Dat blijkt des te sterker als ze allemaal pruiken met lange kleurige dreads opzetten en ermee rondzwieren. Uiteindelijk worden die dreads zeen soort wapens: ze zwepen ermee tegen de stoelen die nu kriskras over het podium verspreid zijn. Woede en frustratie. Een van de dansers rondt die uitbarsting af met een haast plechtige toespraak. Hij zegt dat hij niets liever wil dan onbekommerd zichzelf zijn. ‘L’enfer c’est les autres’, maar ook ‘ongelovigen gaan naar de hel, wij gaan naar waar we willen’. Die hartenkreet is tegelijk een opgestoken vinger naar al wie de macht misbruikt om mensen als hij tot onzichtbaarheid te veroordelen. Ze zijn er nu éénmaal. ‘On est déjà né(e)s’. Wanneer komt het moment dat ze ook maatschappelijk geboren worden? (En inderdaad, verschillende performers staan met een schuilnaam, een ‘artiestennaam’ zo je wil, in het programma. Dat zegt genoeg). Ondertussen worden de stoelen aan stroppen omhoog gehesen. De boodschap is helder.

Het stuk eindigt met een ‘envoi’: de groep zingt eindeloos vaak, maar steeds zachter, een kinderlied terwijl ze de opgehangen stoelen overladen met namaak vlechten. ‘Papillon, papillon, t’envole, t’envole, sinon les enfants vont t’attraper’. (Vlinder, vlinder, vlieg weg, vlieg weg, voor de kinderen je vangen).

In dit stuk zagen we zo drie maal dezelfde cyclus. Eerst pakken de dansers individueel het podium. Daarna verzinken ze in landerige verveling die omslaat in (seksuele) agressie. Tenslotte overwinnen ze die onmin, en vormen ze een hechte groep, een gemeenschap. Het levert een harde voorstelling op. Niet omwille van de beelden, maar omdat je er niet naast kan kijken dat de performers hier direct uit hun emotionele en maatschappelijke realiteit putten. De stille momenten zijn momenten van vrees dat het ooit wel eens slecht zal aflopen. Dat geeft de vrolijke, opgelaten delen een geforceerd karakter. Het is altijd vermengd met agressie en pijn.

Toch beschuldigt Beugré het publiek nergens van. Hoewel de agressie zich soms naar de toeschouwers keert, blijft het gaan om het verhaal van de mensen op het podium. De sterkte van de voorstelling is dat Beugré die niet expliciteert, maar op een subtiele manier laat doorschemeren. Ze toont ook de contradicties ervan. De solidariteit van de groep lijkt bijvoorbeeld hartverwarmend, tot je merkt hoe weinig oog ze voor elkaar hebben. Ze kijken amper naar de solo’s van hun medespelers. Ze laat ook haarfijn voelen dat de humor vaak maar een vernislaagje is om spanning en onzekerheid te camoufleren. Of het nu gaat om het platvloers neuken, of om verleidend gegiechel terwijl de kappers samen naar foto’s kijken. Dat zit vooral in de blikken van de performers. Hoe ze het ene moment onverschillig en verveeld voor zich uitkijken om het volgende uitzinnig te blaffen of bezield te pleiten. Maar de rode draad bij al die stemmingswisselingen is de angst. Die loopt doorheen het hele stuk. Niet onbegrijpelijk, zij weten al van aan het begin van de voorstelling dat zij de stroppen zullen moeten optrekken. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login