Toneel

Regent en regentes Eric De Volder / Compagnie Cecilia

Re-enactment van een (therapeutische) re-enactment

Na 22 jaar spelen Ineke Nijssen, Johan Knuts, Hendrik-Hein Van Doorn en Tom Vermeir opnieuw  ‘Regent en regentes’ van Eric De Volder, die 10 jaar geleden overleed, na de première van zijn ‘Frans Woyzeck’. Dit is de originele bezetting uit 2000, repertoire in de meest volmaakte vorm, alleen de lichamen vertonen objectieve tekenen van veroudering. Vraag is of deze voorstelling al dan niet subjectief verouderd is, of ‘oud’ theater betekenisvol kan blijven in een nieuwe context. 

Regent en regentes
Klaas Tindemans De Grote Post, Oostende, in het kader van TAZ #2022 meer info download PDF
16 augustus 2022

In een museum voor hedendaagse kunst gaan relatief ‘oude’ werken naadloos samen met recente artefacten. In het theater ligt dat anders: je kan, bij wijze van spreken, het Lam Gods perfect laten dialogeren met de Rothko Chapel, of Rubens’ ‘Kruisafname’ met Ensors ‘Intocht van Christus in Brussel’, maar een toneelvoorstelling dialogeert enkel met zichzelf, en slechts indirect met een verleden. In zekere zin is theater onderworpen aan actualiteitsdwang: het moet nú relevant zijn, en wel onmiddellijk.

Toeval of niet, maar niet lang voor zijn dood deed Eric De Volder dezelfde oefening met ‘Achiel De Baere’, dat hij in 1988 had gemaakt en in 2008 weer liet instuderen – zelfde tekst, zelfde vorm, zelfde cast. ‘Achiel De Baere’ was gebaseerd op een dagboek, gevonden op een rommelmarkt, dat De Volder nauwelijks bewerkt had – zo leek het toch – en waarin een droevig leven met een haast schokkende banaliteit geëvoceerd werd. Ook ‘Regent en regentes’ is ontstaan uit dergelijk materiaal, ‘geïnspireerd op ware feiten’, zoals dat vandaag heet, maar over de anekdote legt schrijver De Volder zijn eigen taal, zijn gematigd barokke idioom dat ergens het midden houdt tussen Pjeroo Roobjee en Hugo Claus. Neutraal tegenover de feiten, maar extreem gevoelig voor de zielenroerselen van de betrokkenen, een gevoeligheid die hij logisch doortrekt naar de enscenering.

De voorstelling ‘Achiel De Baere’ was destijds even sober als de tekst, terwijl in ‘Regent en regentes’ tekst én voorstelling alles uitvergroten, in een lichamelijke, expressionistische stijl, in beeld en spel, die De Volders schatplichtigheid aan Jerzy Grotowski verraadt. Een stijl waarmee hij destijds vrij alleen stond in het Vlaamse theaterlandschap, en die je vandaag misschien met het theater van Stef Lernous’ Abattoir Fermé kan vergelijken, al hebben diens grotesken een eerder filmisch karakter. Het is niet omdat ze allebei wanstaltige, geschminkte maskers gebruiken, dat de ene het van de andere zou afgekeken hebben. Bij De Volder zorgt de geschilderde misvorming voor mededogen, bij Lernous eerder voor een combinatie van fascinatie en afkeer. De Volder heeft eigenlijk niets met horror, hoe afschuwelijk de verhalen die hij vertelt ook zijn.

De titel ‘Regent en regentes’ verwijst niet naar een onderbroken monarchie, maar naar de oude benaming van leraren in het lager middelbaar onderwijs: Albeir en Carla, de hoofdpersonages behoren tot de opgeleide middenklasse, modale Vlamingen, er is niets opmerkelijks aan hen, behalve dat de Eerste Wereldoorlog uitbreekt net nadat ze verloofd zijn. Albeir wordt opgeroepen voor dienst aan het front, en hij vertrouwt Carla toe aan zijn beste vriend Gaston – die ook een boon had voor Carla. Albeir wordt zwaar geraakt in zijn onderbuik, zijn mannelijkheid is een zwart gat, en Carla zal troost zoeken in de armen van Gaston. Albeir betrapt hen, hij wordt waanzinnig, hij waant zich een gekruisigde Christus, met stigmata en doornenkroon.

Het openingsbeeld maakt meteen duidelijk dat die geperverteerde imitatio Christi de leidraad is, in Albeirs rampzalige levenseinde, maar ook voor De Volder zelf, die met dit beeld een onontkoombaar kader tekent: het openingsbeeld toont Albeir als de gekruisigde Christus, staande op een tafel, met zijn beschilderd lichaam – als een middeleeuws, levensgroot crucifix – dat scherp uitgelicht is in een ruimte die voor de rest zwart is. Terwijl Albeir/Christus zich een ‘heilige’ houding zoekt, probeert ‘den Doktoor’ Thienpont– samen met de pastoor toch dé gezagsfiguur in het ooit zo katholieke Vlaanderen – hem te kalmeren, zoals men een dier zou temmen. Wanneer deze Doktoor uitlegt dat hij wil proberen Albeir te genezen door hem zijn trauma te doen herbeleven, worden de andere figuren – Carla en Gaston – zichtbaar op de achtergrond: zij gaan dit spel meespelen.

Een traditioneel, conservatief Vlaanderen is de onderstroom waarop dit treurspel zich kan afspelen

We zullen dus getuige zijn van een re-enactment van het noodlot van Albeir, van de opeenstapeling van letterlijke en figuurlijke verwondingen die het leven hem aandeed. Een verklaring voor zijn obsessie voor de gekruisigde Christus wordt niet gegeven, er ontstaat hoogstens een vermoeden. Albeir vraagt Carla niet zelf of ze met hem wil gaan, Gaston met de liefdesbode spelen: eerste kwetsuur. De Volder maakt van het schot aan het front – levensbepalend, levensvernietigend voor Albeir – een indrukwekkend beeld, het lijkt op een omgekeerde geboorte, zoals hij daar op zijn rug ligt en naar zijn onderbuik grijpt. Hij bevalt niet van een kind, integendeel, elke kans dat Carla van zijn kind zal bevallen is teniet gedaan door de granaat.

We kunnen speculeren over een verklaring voor de ‘bekering’ van Albeir tot de gekruisigde Christus, die blijkbaar door de Doktoor als een psychose beschouwd wordt – herbeleving is niet meteen een geschikte therapie, maar dramatisch wel nuttig. De Volder klinkt in zijn schets van het Vlaanderen van 100 jaar geleden zelden antikatholiek, zelfs amper antiklerikaal, maar je voelt aan dat een traditioneel, conservatief Vlaanderen de onderstroom is waarop dit treurspel zich kan afspelen. Over het trauma van de ontmanning van Albeir wordt niets gezegd, terwijl het altijd aanwezig is en allesbepalend. Dat er eigenlijk al vóór de oorlog een dubbelzinnige driehoeksrelatie bestond, dat wordt weggerationaliseerd.

Maar De Volder is hier geen Claus: Claus zette soms karikaturen neer, maar de uitvergroting van achterlijke katholieken wordt bij hem ronduit gewelddadig, zoals in ‘Omtrent Deedee’. In ander werk van De Volder, zoals ‘Vadria’, gebeurt dat wel, en net als Claus maakte hij graag gebruik van het Oedipuscomplex als structuur, of beter: als principe van wanorde. Maar niet dus in ‘Regent en regentes’, waar het geweld – indien al aanwezig – vooral innerlijk is, in Albeir namelijk, terwijl de anderen ofwel zetstukken (Carla, Gaston) ofwel toneelmeester (Doktoor) zijn. De onderdrukking van het conformisme is als een mist die in de zielen van de figuren hangt, die dus ook over het geheel van het verhaal. Omdat die mentaliteit zo verborgen is kan je, als toeschouwer vandaag, moeilijk inschatten hoeveel invloed die heeft op het gedrag van deze mensen, zeker als dit in een psychose omslaat.

Die inschatting is de afgelopen 20 jaar alleen maar moeilijker geworden. Het katholieke Vlaanderen bestaat niet meer, het conformisme, de angst (of hulpeloosheid) bij  afwijkend gedrag, de zelfopgelegde zwijgzaamheid, het bestaat nog allemaal (en vaak niet minder dan vroeger), maar het verwijst niet meer – of toch niet duidelijk – naar een verbeeldingswereld waarin het lijden van Christus centraal staat. De taal van De Volder, zowel in poëzie als in zegging, blijft schatplichtig aan de taal van catechese en kansel. Uitvergroot en ingedeukt natuurlijk, maar om die nuances te ervaren, als toeschouwer, moet je er wel vertrouwd mee zijn. Voor mijn generatie lukt dat nog wel, al verdwijnt het, terwijl jongere generaties een totaal ander besef van taal hebben, zonder katholieke achtergrond of humus.

Het geeft juiste beelden: stijver, strammer, hoekiger.

Dat is toch mijn hypothese. Niet De Volders drama is als zodanig verouderd, maar de combinatie van zijn taal met een theatrale illusie die destijds perfect leesbaar was, is dat nu steeds minder. Wegens geen referentiekader meer, of, bij mijn generatie, een kader dat we niet interessant genoeg meer vinden, niet spannend genoeg. Zeker als er, zoals in ‘Regent en regentes’, eigenlijk geen sprake is van geweld – behalve de oorlog: de verwonding is een magistraal beeld, zoals gezegd –, want het tonen van geweld, hoe sublimerend de vorm ook is, heft die behoefte aan een talig referentiekader grotendeels op. Ook dat is een hypothese, niet geverifieerd.

In zekere zin oogt ‘Regent en regentes’ dus wat stoffig, hoe indrukwekkend de beelden van  Albeir/Christus, geboetseerd met het lichaam van Hendrik-Hein Van Doorn, ook zijn. Tijden zijn veranderd, de verbeelding achter de beelden dus ook. Eén van de acteurs zei mij dat het re-enactment nu juister aanvoelt dan destijds: het leeftijdsverschil tussen de figuren die het treurspel van Albeir ‘therapeutisch’ herhalen en de figuren tijdens en vlak na de oorlog, dat is een stuk groter geworden, objectief. Misschien klopt dat, en maakt dat én de dood van Albeir tijdens die therapie, én de wanhopig liefdevolle reactie van Carla, die daarop volgt, een stuk geloofwaardiger. Het geeft juiste beelden: stijver, strammer, hoekiger.

Maar de taal  van De Volder, als zelfstandig gegeven, die zijn we blijkbaar ontgroeid. Het is geen patina, zoals destijds in ‘Murx den Europäer! Murx ihn! Murx ihn! Murx ihn ab!’ (1993, Volksbühne) van Christoph Marthaler, dat 14 jaar op het repertoire stond. De eerste en de laatste voorstelling waren geregistreerd, zodat je kon zien dat daar exacte hetzelfde gebeurde, maar dan wel op een organische manier: Oost-Duitsland ging nog wat sneller ten gronde, het stierf uit. ‘Regent en regentes’ heeft 20 jaar stilgelegen, en wat een fijne verrassing zou kunnen zijn – en dat ook gedeeltelijk is – gaat wat klef smaken. Dit hebben we gehad, die bekrompenheid: dat gevoel kan je krijgen. Die kortzichtigheid is er natuurlijk nog altijd, en even hardnekkig zo, getuige het stemgedrag van de modale Vlaming, maar de scherpte om dat duidelijk te maken is afgebot, toch in deze ‘zuivere’ De Volder. Kan je De Volder herschrijven, kan je misschien wrijving oproepen tussen beeld en woord, die er nu niet is? Beeld en woord zijn té goed op elkaar afgestemd, en dat gaat soms vervelen.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login