Performance

Thing Charlotte Bouckaert / Platform 0090

Vruchteloze dingen

                                    Om onduidelijke redenen is de gedachte gangbaar dat voorstellingen wel een uur moeten duren om mee te tellen. ‘Thing’ van Charlotte Bouckaert bewijst dat dat onzin is: op dertig minuten schildert ze - bijna letterlijk - onze dubbelzinnige verhouding tot de dingen op een zeldzaam treffende manier. Dingen: ze vormen en bepalen onze wereld, maar toch blijven ze ons ook altijd vreemd. Op die schaarse momenten na dat onze verbeelding ze tot leven wekt. Of was het net andersom?         
Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Thing
Pieter T’Jonck STUK Leuven, in het kader van het Playground festival
10 december 2023

‘Thing’ speelt zich af op een verhoogde vloer, niet veel groter dan vijf bij vijf meter. Het publiek zit er haast met zijn neus op, zodat elk detail haarscherp zichtbaar is. Je ziet bijvoorbeeld meteen dat het witte doek van het speelvlak een schilderdoek is, dat net als elk canvas om de randen van het kader opgespannen werd. Op dat doek staan allerlei objecten. Van waar ik zit zie ik links vooraan  een verhoogje. Daarop maakt een peer rondjes op een draaischijf. Rechts prijkt een okerkleurige, hoekige koffiepot, die zo kon weggelopen zijn uit een schilderij van Georges Braque of Pablo Picasso. Vlak daarachter tekent zich op het doek een scherp afgelijnde lichtvlek af, met een lange schaduw in het midden.

Op wat voor mij de achtergrond van dit stilleven is zie ik links achter, tegen de rand van het doek, een wit porseleinen kannetje, alweer op een verhoogje. Een watermeloen bemiddelt langs die rand tussen voor- en achtergrond. Helemaal achteraan links staat een glazen kom vol appels. Rechts achteraan ligt dan weer een eenzame appel naast een vaas met paarse en witte bloemen. Tegen de rechtse rand, in de achtergrond, staat een ensemble van porseleinen vaasjes in vage pastelkleuren op en rond nog een verhoogje. Een citroen rechts en een appelsien vooraan completeren het beeld.

Wie ook maar een beetje thuis is in de schilderkunst herkent de motieven: de koffiepot van de kubisten, de appels en peren van Paul Cézanne, de vaasjes van Giorgio Morandi. Stukken fruit her en der herinneren aan klassieke genrestukken. Dingen hebben mensen altijd zozeer gefascineerd dat ze hun aanwezigheid wilden vastleggen op papier of doek. Een onmogelijke opgave uiteraard, want een doek heeft twee dimensies en een ding drie.

Om die reden is het trouwens onmogelijk om een ding ooit ‘helemaal’ te zien, behalve dan als een reconstructie in je hoofd. Dat schilderkunstige probleem hield Cézanne bovenmatig bezig: hij schilderde appels en peren alsof hij er doorheen en omheen kon kijken. Maurice Merleau-Ponty hing er een hele theorie over de waarneming aan op. De kubisten losten het probleem op door het perspectief te laten ontploffen. En Morandi, die schilderde dezelfde vaasjes eindeloos. In Bologna wijdde men er een heel museum aan.

Maar hier, hier laat Bouckaert die ene peer op een verhoogje parmantig traag ronddraaien, zodat het ‘probleem’ verdwijnt, al blijft de peer even mysterieus of banaal. Verrassender is wat de eenzame appel, citroen en appelsien doen. Ze glijden langzaam over het doek en laten daarbij een spoor na. Rood voor de dieprode appel, oranje voor de appelsien, maar ultramarijn voor de citroen. Koppige dingen zijn het. De citroen die niet geel wil schilderen, de appel die maar blijft heen en weer gaan.

    Gaat het hier over dan over de betrekkelijkheid van de waarneming, of ook over vanitas, de betrekkelijkheid van het leven zelf?    

Dat schouwspel alleen al is een wonderlijke meditatie. Daar hoort een vraag en een motto bij. De vraag: ‘Wat zijn de contouren die het leven achterlaat’. Het motto, ontleend aan Bart Verschaffel: ‘Het is het lot van de dingen en van al wat men kan bezitten om geboren uit duisternis een onverklaarbaar en kort bestaan te kennen in weinig licht’. Gaat het hier over dan over de betrekkelijkheid van de waarneming, of ook over vanitas, de betrekkelijkheid van het leven zelf?

Dat motto, het hoeft weinig betoog, is hoe dan ook net zo goed toepasselijk op de dingen als op het leven zelf, het menselijke dan. Ook dat is aanwezig, in de gedaante van een vrouw die als voor dood, als een object onder de andere midden op het schilderdoek ligt. Daardoor ga je er ook zo naar kijken: je registreert haar vaalgroene mantelpak met daaronder de panty’s met hun patroon van uitgelopen inktvlekken. De witleren dansschoentjes met groenige vlekken, die suggereren dat ze ooit bij de kleur van de tailleur pasten maar afgesleten raakten. Pas dan glijden mijn ogen naar het lichaam zelf. Een stevig, welgevormd lijf, al verraden het zilvergrijze haar en de zichtbare aders onder de huid van de handen dat dit een oudere vrouw is. Dat blijkt ook als ze overeind komt en ik Marie De Corte herken.

Wat volgt is heel bijzonder. De danseres kruipt even onzeker over het doek heen en weer – zij laat geen sporen na – en belandt naast de peer die ze op ooghoogte, op een handbreedte afstand, beloert. Plots houdt de peer op te draaien, tot De Corte haar hoofd even naar links en dan naar rechts, en weer terug beweegt. Koppig draait de peer altijd net even mee, zodat ze altijd alleen maar één zijde ervan ziet. Bouckaert maakt het probleem van de waarneming hier aanschouwelijk.

Tegenover haast alle dingen op het doek probeert de vrouw zo haar positie te bepalen. Een bloem uit de vaas plaatst ze net in de lichtvlek achter de koffiepot. Ze graait in de kom appels die ze even monstert en dan bijna achteloos laat vallen. Enkele appels rollen plompverloren het canvas af, tussen de benen van de toeschouwers. Ze achtervolgt ze even. Nogal onzeker - alsof ze ontredderd was – stapt ze rond in de ruimte rondom het canvas maar trekt zich dan weer terug binnen het beeldvlak. Ook daar veraanschouwelijkt Bouckaert een essentiële kwestie: zonder kader worden dingen helemaal vreemd, haast bedreigend.

Ondertussen gaan  dingen achter haar rug hun eigen gang. Het vaasje links valt zomaar om en laat een spoor zwarte inkt over het canvas vloeien. Het vaasje rechts op het verhoogje begint plots rond te draaien. De vrouw schikt alle vaasje en kruikjes in de buurt eromheen zoals je zou doen als je een tafereel klaar zet voor een stilleven.

Al die handelingen lijken echter nogal futiel. De dingen hebben hun leven, zij het hare. Maar tussen beide ‘gebeurt’ er niets. Er ontstaat geen beeld. Het canvas blijft leeg, op de ondoorgrondelijke strepen na die de appel, de appelsien en de citroen trokken. Al wat de vrouw doet blijft zonder gevolg. Het woord vruchteloos krijgt hier een heel nieuwe betekenis. Het gaat rijmen op ‘vanitas’, ijdelheid, het thema dat zeker vanaf de 17e eeuw een vaste connotatie van het stilleven was: dingen vergaan, spoorloos en roemloos, net zoals het leven. Ze glanzen even, en dan slaat de rot en het verval toe. Dingen verliezen hun glans. Dingen verliezen hun tover. Het zijn gewoon dingen. Ondoorgrondelijk en vreemd.

    Als afscheid van de mogelijkheid om dingen te verbeelden, er zich toe te verhouden. Dat is melancholie.    

Dat besef kleurt het slotbeeld van de voorstelling. De Corte belandt weer in de buurt van de peer en begint te zingen. ‘Wild. Thing. You. Make. My. Heart. Sing. You. Make. Every. Thing. Groovy.’ Hoe extreem ze de woorden ook rekt, je herkent het refrein – en nagenoeg de enige zin – van het liedje van The Troggs uit 1966. Die hadden het natuurlijk over een vrouwelijk ‘ding’. Maar in deze context, en extreem vertraagd, klinkt het als een rouwlied. Zeker als de Corte zwijgt en gitaren in een vertraagde instrumentale versie van de song dreunen door de ruimte. Als afscheid van de dingen. Als afscheid van de mogelijkheid om ze te verbeelden, er zich toe te verhouden. Dat is melancholie.

Zo las ik het eindbeeld althans. Bouckaert geeft echter geen uitleg. Ze laat de betekenisgeving – die raadselachtige beweging tussen binnen en buiten – aan ons over. Maar ze schonk ons wel een intens verdicht beeld van onze – wankele - verhouding tot de dingen – ons eigen lichaam inbegrepen. Zo’n krachtig beeld zie je maar zelden op een podium. 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login