Opera

Rivoluzione / Nostalgia Giuseppe Verdi / Krystian Lada / De Munt

Verdi en de vervlogen droom van de revolutie

                                  De dubbelopera ‘Rivoluzione’ en ‘Nostalgia’ zet bekende en minder bekende muziek van Giuseppe Verdi in om een nieuw verhaal te vertellen over de revolutionaire sfeer van 1968 en de bittere ontgoocheling die volgde. Munt-directeur Peter Decaluwé nodigde de jonge Poolse regisseur Krystian Lada uit om het libretto te schrijven en het werk te regisseren. Twee avonden die muzikaal en theatraal veel bieden, ook al vallen er vraagtekens te plaatsen bij de lezing die Lada biedt van de periode.        
Rivoluzione / Nostalgia
Johan Thielemans De Muntschouwburg, Brussel meer info download PDF
03 april 2024

Muntdirecteur Peter Decaluwé houdt ervan om rond het werk van bekende operacomponisten bijzondere projecten op te zetten. Na Mozart en Donizetti is nu Giuseppe Verdi aan de beurt. Decaluwé wilde ook diens minder bekende vroege werk, toen hij nog zijn eigen stem zocht, onder de aandacht brengen. De jonge Verdi werd begeesterd door de Italiaanse strijd tegen de Oostenrijkers en het streven naar een eigen natie. ‘La patria’ inspireerde Verdi tot opzwepende koorscènes.

Decaluwé wilde dat élan plaatsen naast recente revolutionaire bewegingen. Hij vond in Krystian Lada een enthousiaste medestander. Ze pasten het principe van de ‘pasticcio’ toe: bestaande muziek krijgt een nieuwe tekst en vertelt zo een ander verhaal. Voor de muziekkeuze deden ze een beroep op de Italiaanse dirigent Carlo Goldstein . Hij assembleerde een nieuwe opera uit niet minder dan zestien werken. Lada voegde daar een script over de revolutie van mei ’68 en haar nasleep aan toe.

‘Rivoluzione’  speelt zich af in Italië tijdens de revoltes van mei 1968. Net als Verdi geeft Lada als librettist de historische feiten weer aan de hand van intriges tussen personages die verbonden zijn door liefde, verraad en jaloezie. Hier zijn dat de twee kinderen van een politiecommissaris. Giuseppe (Vittorio Prato) heeft een leidende functie bij een scheepswerf. Laura (Nino Machaidze) valt voor de charismatische charme van Carlo (Enea Scala), een arbeider op die werf. Carlo loopt als een volksmenner vooraan in het oproer. Cineaste Cristina (Gabriela Legun), vriendin van Giuseppe, filmt de manifestaties, en raakt in de ban van Carlo’s revolutionaire vuur.

Het gaat mis als de politie een manifestatie uit elkaar slaat en Carlo oppakt. In een confrontatie met de politiecommissaris belooft die Carlo de vrijheid als hij breekt met zijn dochter. Carlo verraadt zo zowel zijn geliefde als de zaak. Hij begint bovendien een relatie met Cristina. Het gevolg: Laura radicaliseert. In een visioen verschijnen haar grote revolutionairen uit het verleden als Marx, Lenin, en Robespierre, hier gerepresenteerd als grote poppen. Ze plant een aanslag met een bom in haar vioolkist. Het verhaal neemt daar een vreemde wending, want er ontploft wel een bom, maar niet die van Laura. Wou Lada haar niet portretteren als terroriste? Hoe dan ook: ze schiet er wel het leven bij in.

Lada dompelt het publiek helemaal onder in de sfeer van opstand en hoop, zo typisch voor dat keerpunt van de twintigste eeuw. Hij zet daarvoor historisch beeld- en filmmateriaal in, onder meer slogans. De laatste vat de strekking van dit verhaal van liefde, jaloezie en verraad goed samen: ‘het persoonlijke is politiek’. Op een scherm van cinemascope formaat zien we zowel interviews met de hoofdpersonages als reportages over de opstand in Parijs. Die documentaire beelden krijgen een tegenhanger op het toneel als het koor de revolutionaire massa wordt. Lada maakt daarbij overtuigend gebruik van een draaischijf.

    Zoveel revolutionaire energieën zijn in een operazaal zeldzaam.    

Lada’s regie is vaak virtuoos, onder meer in de massabewegingen. Als de manifestatie ontaardt in  geweld, bouwt men op het toneel een gecompliceerde barricade op. Er ontstaat chaos. De muziek valt weg en het geluid van de opstand neemt het over. Dit eerste deel eindigt op een sterk beeld van een koor dat op de barricade zingt ter ere van Laura. ‘Jij zal voortleven in het hart van alle rechtvaardigen’. Zoveel revolutionaire energieën zijn in een operazaal zeldzaam.

Een belangrijke bijdrage leveren ook Brusselse ‘streetdancers’. Hun danstaal – krump en hiphop- drukt de sociale spanningen uit. Choreograaf Michiel Vandevelde zet ze op diverse manieren in. Soms is één danser een soort ‘avatar’ van een zanger. Bij de grote opstand vertolken de dansers de uitbarstende woede en revolutionaire energie. Het is erg knap om te zien hoe hun danstaal, waar normaal opzwepende beats bij horen, aansluit bij de energie van de muziek van Verdi.

Tenslotte zijn er de zangers. De jonge vertolkers beschikken over prachtig materiaal, maar de vertolkingen zijn wat ongelijk. Bij Vittorio Prato, als Giuseppe, en Justin Hopkins, als Lorenzo, voel je hoe veeleisend de partituur van Verdi is. Tenor Enea Scala, in de rol van Carlo, is dan weer teveel een ‘power’-zanger. Met zijn luide stem vergeet hij soms dat nuance een krachtig artistiek middel is. De vrouwelijke collega’s beheersen Verdi’s idioom veel beter. Zowel sopraan Gabriela Legun als Nino Machaidze vertolken de emoties in de aria’s met verfijning. Legun rondt haar aria’s zelfs met zwier af met versieringen vol glanzende, hoge noten. Het is telkens een genot.

‘Nostalgia’, het tweede deel van dit Verdiproject speelt zich veertig jaar later af op een vernissage in een galerie. De barricade van 1968  werd nu een installatie, revolutie werd kunst. Is de implicatie dat kunst de realiteit onschadelijk maakt? Galeriehoudster Donatella (Helena Dix) nodigde getuigen van de gebeurtenissen van toen uit. Ze trakteert haar publiek op een klein optreden. Lada en Goldstein wezen haar daarvoor fragmenten uit Verdi’s ‘Macbeth’ toe. Dix vertolkt ze overrompelend, als een ware comédienne, fier op haar corpulentie. Ze is zowat de ster van de avond.

De oude kameraden Carlo, Giuseppe en Lorenzo zijn hier van de partij. Ze zijn veertig jaar ouder, en Carlo wordt daarom nu door een bariton vertolkt. Ook Virginia, de dochter van Cristina, is erbij. Gabriela Legun, die eerder Cristina was vertolkt ook deze rol. Blijkt dat niemand weet wie haar vader is. Pas later komt aan het licht dat het om Carlo gaat. De aandacht gaat echter vooral naar de gemoedstoestand van de opstandelingen van toen, die nu deftige heren zijn geworden. De herinnering aan Laura beheerst hun leven. Elk van hen krijgt een scène die verraadt hoe dat verleden blijft spoken. De ene denkt wanhopig aan zelfmoord, de ander vreest dat hij waanzinnig wordt, de derde worstelt met schuldgevoelens. Telkens excelleren de zangers: een subtiele en dramatische bariton als Scott Hendricks of de bezeten bariton van Giovanni Battista  Parodi .

Laura zelf  verschijnt als een geest die viool speelt (Saténik Khourdoïan). Het is een fragment uit de finale van ‘I Lombardi alla prima crociata’. Het is een prachtige vondst en een magisch toneelmoment. De voorstelling eindigt met een muzikaal hoogtepunt als het koor vanuit de zaal ‘Va, pensiero’ zingt. De erfgenamen van de revolutie grijpen ondertussen naar slijpschijven en gaan het kunstwerk te lijf. Uiteindelijk gaat de artistieke barricade in vlammen op.

     Zo staan  revolutie en godsdienst hier als twee polen tegenover elkaar. Godsdienst blijkt de enige uitweg.     

Deze pasticcio levert twee boeiende, maar erg verschillende avonden op. Qua verhaallijn is ‘Rivoluzione’ sterker. ‘Nostalgia’ kent wat onduidelijke verhaallijnen en acties zoals het gestoei van de mannen terwijl Donatella zingt. Op louter  muzikaal vlak heeft dit deel dan echter weer de mooiste momenten te bieden. ‘Nostalgia’ roept inhoudelijk echter vele vragen op. Het gaat over de grote ontgoocheling: al wat rest is spijt en schuld. Het libretto verwijst hier, maar ook in het eerste deel, voortdurend naar de godsdienst als mogelijkheid tot vergiffenis en berusting.

De atheïst Carlo keert zich zelfs tot God uit angst voor de hel. Het opstandige volk smeekt om begrip van God: ‘Ik vertrouw op U / Heer, genade/ Ontzeg me/ Uw goedheid niet’, een citaat ontleend aan ‘Stiffelio’. Wat verder zingt Giuseppe: ’Richt in je noodlottige, laatste uur/ je gedachten tot God’. Zo staan  revolutie en godsdienst hier als twee polen tegenover elkaar. Godsdienst blijkt de enige uitweg. Deze gedachte vind je terug in ‘Va, pensiero’. De tekst van deze koorzang draagt een contrarevolutionair standpunt. De laatste woorden van de avond zijn: ’Moge God je tot een akkoord inspireren/ zodat wij ons leed met moed kunnen dragen’.

Over welke nostalgie gaat het hier dan? Het monument ter ere van de revolutie wordt vernietigd. Was mei ’68 dan een totale vergissing, en komt alles weer terecht, nu zelfs oude revolutionairen zich tot de religie wenden? De nostalgie uit de titel zie ik  niet. De energie van de eerste avond is niet alleen vervaagd, ze wordt radicaal afgezworen. Sluit dit verhaal zo aan bij de nieuwe religiositeit? Het was zeker Lada’s intentie om Verdi’s muziek in te zetten om zich uit te spreken over het heden. Ideologisch lijkt dat een conservatieve boodschap. We zien immers dat wie in 1968 vol optimisme de straten van Milaan of Parijs op ging nu verzinkt in gejammer en kampt met zijn geweten. Troost bieden slechts de oude waarden van een ongevaarlijk geloof.

Als je die boodschap niet al te ernstig neemt krijg je wel twee avonden die zowel theatraal als muzikaal veel bieden. Soms is het gewoon schitterend, soms is het onhandig en een enkele keer is het teveel. Maar het geheel is indrukwekkend. Met dit tweeluik bewijst de Munt dat het huis voor geen enkele uitdaging wijkt. Precies daar ligt de essentiële functie van een hedendaags operahuis.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login