Dans

Dances of Death / Dansand! Michiel Vandevelde

de zee en de dood

Kort na het overlijden van zijn moeder creëerde Michiel Vandevelde de voorstelling ‘Dances of death’. Net op dat ogenblik sloeg de coronacrisis toe zodat er geen opvoering volgde. Een op zijn minst bizarre speling van het lot. Toch vond de voorstelling zijn weg naar een breed publiek via Podium 19. Sindsdien was de voorstelling ook live te zien in het Kaaitheater in Brussel. Je moest echter op een bijzonder evenement als Dansand! In Oostende zijn om het werk op een unieke wijze te ervaren. 

Dances of Death / Dansand!
Pieter T’Jonck Oostende,, strand
Dansand! 2021
meer info download PDF
04 juli 2021

Het lastige van onze tijd is dat er wel onwaarschijnlijk veel mogelijk is, maar dat we, als het op de basisfeiten van het leven aankomt, met onze mond vol tanden staan. Dat is bij uitstek waar voor de dood. We staan erbij en kijken ernaar, omdat we verleerd zijn om verdriet en rouw vorm te geven. Het is ook daar: ieder voor zichzelf. Dat werkt doorgaans niet erg goed. Van de weeromstuit vallen we dan terug op vormen en gebruiken uit een oude wereld die nog slechts in de herinnering leven. De imitatie die we daarvan brengen is op zijn best waardig, op zijn slechtst stuntelig.

‘Dances of death’ vertrekt vanuit die vaststelling, die meteen een vraag inhoudt. Is er een manier om de dood te vieren? Hoe deden ze dat vroeger dan? Hoe krijgt de dood een plaats in het leven? Als vanzelf -en niet per se omdat hij gevormd werd als choreograaf- kwam Vandevelde zo terug uit bij dans en zang. Het zijn expressievormen die in ieders bereik liggen, en als vanzelf 'spreken', zelfs al zing of dans je zelf niet mee. (Er waren op Dansand! trouwens vele momenten waarop die verbinding als vanzelf tot stand kwam in spontane dansfeesten – en dat ondanks een EK voetbal).

Toch gaf Vandevelde daar een ongewone draai aan. Het basismateriaal voor zijn dansritueel haalde hij niet (uitsluitend) uit etnografische, ‘primitieve’ bronnen, maar vooral uit drie filmpjes uit de jaren 1970 waarop je zijn moeder, Myriam Vervaecke, ziet dansen. Terwijl ik ernaar keek kwam een vrouw naast me staan, die ooit behoorde tot dezelfde dansgroep in Kortrijk. Ze wees me Myriam Vervaecke aan in een groepsfilm. Dat was niet moeilijk, want het meisje van toen sprong eruit als de meest overtuigende performer. De stijl: een soort modern dance. Een dansvorm die van bij zijn ontstaan een zelfde beweging back to basics voorstond als degene die Vandevelde nu maakt.

(Twee films waarin Vervaecke solo danst illustreren haar talent nog meer. Raar genoeg ligt dat deels aan de slechte kwaliteit van de films, die nauwelijks detail weergeven. Daardoor komt de zin voor cadans en de precisie van de lichaamshoudingen van de danseres echter des te sterker naar voren.)

Maar dan was er dus de eenmalige uitvoering van de voorstelling op het strand. Het begint zoals de podiumversie. In het rulle zand staan houten tribunes in een cirkel opgesteld. In het midden beschilderen zeven dansers -vier vrouwen en drie mannen) de achterzijde van elkaars lijf met kleurige verf waar ze dan, in contrasterende kleuren, de vorm van het onderliggende skelet op aangeven.

Deze voorbereiding duurt een hele poos, en eindigt ermee dat allen kleurige, wijde lange rokken aantrekken en zich opstellen in een kring. Op dat moment brengt Kara Leva vioolmuziek ten gehore, en zingen allen samen. Van de woorden begreep je weinig door het geruis van de zee -dat werkt ongetwijfeld sterker op een podium- maar dat deed er ook niet toe. Het ging om de stemming, om de aandacht die ontstond.

Haast meteen daarna wenkten de dansers het publiek echter om hen te volgen naar een tweede cirkel, van klapstoelen deze keer, veel dichter bij de vloedlijn. Hier nam Audrey Merilus het voortouw in een dansritueel. Enkele stappen links, dan weer naar rechts, een plechtige lichte buiging, ondersteund door gevouwen handen die naar beneden reiken links en rechts en dan weer opnieuw. Eenvoudige vormen, die pas hun kracht krijgen als één na één de anderen volgen en er een rondedans ontstaat.

Het opmerkelijke, en bijzondere, is dat loden ernst hier totaal afwezig was. De dansers schepten plezier in hun spel. Ze lachten, en bewogen soms net niet uitgelaten, zeker als ze naar elkaar toekwamen in het midden en dan weer achterwaarts weken. Ze vuurden elkaar zelfs aan met kreten waar Kara Leva geïmproviseerde percussie op een houten kist aan toevoegde. Het ritueel leek zo sprekend op dat in de groepsfilm met Vandeveldes moeder, maar deed ook denken aan de films en foto’s van een pionier van de hedendaagse dans als Isadora Duncan.

Je merkte ook hoe lastig dit werd: het zand was op deze plek harder dan in de eerste cirkel, maar na enige tijd raakte het zo losgewoeld dat de dansers al hun kracht nodig hadden om lichtheid en gratie in hun gebaren te behouden. Toch gingen ze maar door, tot de zwaarte niet meer te ontkennen viel. Dat was hier essentieel. Het is een effect dat onmogelijk te herhalen valt op een podium. Het gaf het uitdoven van het ritueel een waarachtigheid op een puur fysiek niveau, los van de enscenering en de kostuums.

De dansers kozen dat moment op het publiek mee te nemen naar een laatste statie van de vertoning, deze keer vlak aan de vloedlijn. Daar hoorde nu even geen live uitgevoerde muziek meer bij, maar een ruisende soundscape, die haast versmolt met het gedruis van de golven. Het was al laat dan, de zon zakte nog net niet weg in het water zodat je de dansers nu in een vaag clair-obscur waarnam. Je zag hun gezichten, die net tevoren nog zo dichtbij waren, nagenoeg niet meer. Er restten slechts silhouetten.

Heel voorspelbaar trokken ze daar hun rokken uit en stapten dan het zeewater in. De ene waagde zich al verder dan de andere, sommigen gingen helemaal kopje onder, anderen waadden tot kniehoogte in het water of bleven samen met het publiek lang toekijken. Op dat ogenblik kwam Kara Leva weer naar voren. Ze zong een laatste lied terwijl ze achterwaarts het water instapte. Daar eindigt deze bijzondere versie van ‘Dances of death’.

Doorgaans is het irritant als je de afloop van een voorstelling lang op voorhand ziet aankomen, zoals hier het geval is. Al in de eerste cirkel vermoed je, met zicht op de tweede, hoe dit zal eindigen in de zee. Er is immers geen sterker beeld van een onverbiddelijke natuurkracht dan de zee, zeker bij valavond. De associatie met een begrafenisritueel ligt dan voor de hand. Die vage irritatie besloop me dan ook soms. Toch klopt het, en zou ik niet weten hoe je dit anders kon doen. Dit werk gaat immers niet over ‘een originele benadering van een thema verzinnen’, maar net over het omgekeerde. Hoe je als groep vorm geeft aan iets dat met 'originaliteit' geen uitstaan heeft. De enscenering met de zee als scenografie past daar wonderlijk goed bij. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login