Sola Soletta maribeth Diggle / Muziektheater Transparant
Een politiek correcte bubbel in het muziektheater
De Amerikaanse Maribeth Diggle creëerde voor Muziektheater Transparant devoorstelling, ‘Sola Soletta’, die een commentaar zou leveren op de geliefde opera ‘La Bohème’ van Giacomo Puccini en meteen ook op het operabestel. In beide gevallen gaat het om het overwicht van de man en de mannelijke blik. Ik bleef zitten met de vraag wat de bottom line van haar betoog was.
De kritiek op toestanden binnen het operabestel krijg je meteen mee als we in het donker luisteren naar interviews waarin een aantal sprekers zich daar negatief over uitlaten. Je hoort vooral de bekende cliché’ s, die hier als stoute opstandige gebaren moeten fungeren.
Vervolgens begint de commentaar op ‘La Bohème’. Het is waar: het is zo’n typisch werk waarin de vrouw het slachtoffer is: ze is ziek, zwak en sterft. Dat zint Maribeth Diggle niet. Ze wil op de operascene sterke vrouwen zien. Vandaar dat haar ‘Sola Soletta’ gedragen wordt door drie vrouwen én een knaap. In tegenlicht verklaren ze dat ze allemaal Mimi uit ‘La Bohème zijn’. Ze stellen daarna zichzelf als zichzelf voor en verlaten dan het podium.
Maribeth Diggle blijft nu alleen achter ( ‘Sola’ zullen we maar zeggen). Zij begint aan een stemoefening, waarbij ze van stokkende adem langzaam overgaat naar een volle stem. Componist Ezequiel Menalled en Maribeth Diggle noemen dat een apnea-aria. In een nagesprek leer ik dat dit de sterfscène van Mimi voorstelt. Diggle wedt er duidelijk op dat het publiek door het fysieke sterker ontroerd wordt dan door de vormelijke emotionaliteit van Puccini. Het sterven zou dichterbij komen doordat we zien wat een lichaam doorstaat. Dat mag dan al de bedoeling zijn, maar voor mij werkt dat niet. Ik hoorde een boeiende oefening voor stem. Maar het bracht geen realiteit voort.
Er volgen daarna enkele mooi ogende taferelen, maar ze fladderen van de ene vondst naar de andere. Zo springen de vier performers eindeloos op een trampoline. Dat lijkt een basiselement, want springen blijven ze doen. Dat beeld verrast natuurlijk, maar ik kan er geen touw aan vastknopen, behalve dan dat ik inderdaad geen ziekelijke personages, maar vitale, sterke vrouwen zie.
De zangeressen stappen later ook de zaal in. Terwijl ze lopen door de rijen stoelen trekken ze hun hoepelrok uit en bevestigen die aan een lamp. De rokken gaan als sierlijke luchtballonnen de lucht in (fraai werk trouwens van de scenografe Eva Florizoone en kostuumontwerpster Irina Shaposhnikova). Vervolgens keren alle performers terug naar het podium waar een menigte speelgoedrobots opgebracht wordt. Ze zijn klein, fijn, en lastig te ontcijferen. Speels dat wel, en naar verluidt ook gender-correct. Maar hoe Diggle dat verbindt met ‘La Bohème’, Joost mag het weten.
Ik heb veel mooie beelden gezien, maar vooral teveel vondsten.
In een laatste fase kleden de zangeressen zich uit. Plots krijgen zowel Maribeth Diggle als Eurudike De Beul een hysterische toeval, de bibberziekte. Misschien verwijst Diggle zo naar een gelljkaardig moment in ‘C(h)oeurs van Alain Platel? Ze komt in elk geval uit dezelfde stal. De Beul krijgt dan een solo: ze neemt hier de mannelijke hoofdrol van ‘La Bohème’ over. Een vrouwelijke wraak? ‘Ik ben een dichter’ declameert De Beul met veel energie. Tot slot al roerend en tierend verdwijnt ze in de coulissen. Blijven we in de hysterie, of is dit de sterke vrouw in de verbeeldingswereld van Diggle?
Ik heb veel mooie beelden gezien, maar vooral teveel vondsten. Omdat Diggle Amerikaans is, wil ik twee termen gebruiken uit de poëtica van de Engelse negentiende-eeuwse dichter Coleridge : fancy en imagination. Fancy is makkelijk: het is speels, verrassend, mist kracht en betekenis en heeft geen richting. De trampolines bij Diggle zijn hiervan een schoolvoorbeeld. Daar staat imagination tegenover: belangrijke kunst ontstaat uit de verbeelding. Beelden vormen dan een eigen taal en werpen een licht op de inhoud. Vertonen ook een innerlijke logica. Het is duidelijk dat Diggle bij fancy is blijven steken.
Achteraf hoorde ik haar praten over de voorstelling. Er kwamen zoveel politiek correcte ideeën aan de oppervlakte drijven dat ze met hun gewicht de voorstelling als het ware verpletteren. Ze maken de makers blind voor hun product. Deze avond is uitzonderlijk, heet het dan, omdat een vrouw alle touwtjes in handen heeft (alsof er, buiten, in de grote operawereld, geen vrouwen én directeurs of regisseurs zijn).
Diggle zou ook een ‘vrouwelijke’ visie op Mimi bieden. Dat gebeurt dan vooral in een gesproken monoloog van Lisi Estaras. In de opera zijn de vrouwen altijd slachtoffer van de mannen. Dat onrecht wil Diggle hier herstellen. Ze vindt zelfs dat haar kleine voorstelling dringend naast La Bohème moet geprogrammeerd worden, want zo valt er een ander licht op de opera uit het grote repertoire. Dat is toch echt een vorm van zelfoverschatting. Met fancy trampolines en speelgoedrobots krijg je een goed geschreven werk niet van zijn voetstuk.
Op geen enkel moment dacht ik dat ik vanaf nu anders zou kijken naar ‘La Bohème’. Daarmee is voor mij het belangrijkste gezegd. Het is een voorstelling die voortspruit uit een politieke bubbel, en zich van daaruit belangrijk acht. Een jonge maakster wil hier graag luchthartig met vormen omgaan, maar daardoor mist de voorstelling een harde kern. Ik blijf met de vraag zitten : wat was the bottom line’?
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz