Half Life / While we are here Sharon Eyal-OBV / Lisa Vereertbrugghen
A technobeat a day keeps the doctor away
Twee avonden, twee makers, twee beat-gedreven voorstellingen. ‘Half Life’ is de dystopische toekomstvisie van Sharon Eyal. ‘While we are here’ is het alledaagse escapisme van Lisa Vereertbrugghen. Niet toevallig zijn beide performances voor December Dance 2023 geprogrammeerd. Voor de 16de editie van het Brugse dansfestival ligt de nadruk op de toekomst en de generaties die volgen. Hoewel Eyal en Vaneertbrugghen een verschillende invalshoek hebben ondersteunen de twee samen toch mooi het festivalthema. In dit artikel worden de performances naast elkaar gelegd en de gelijkaardige elementen onder de loep genomen. Op welke manier zorgen het lichaam, de interactie tussen die lichamen en het lichtspel voor twee compleet verschillende sferen?
Zowel in ‘Half Life’ als in ‘While we are here’ neemt een technobeat het voortouw. Sharon Eyal laat ‘Half Life’ in het complete duister beginnen met een artificieel hartslagritme. De bruuske aanvang van Ori Lichtik’s compositie grijpt met de eerste maat al de volledige aandacht van het publiek. Twee spots gaan traag aan, de anticipatie stijgt. Door een diffuus, melkachtige licht zijn er twee bewegende figuren op de bühne te ontwaren. Het lijken computer gegenereerde poppetjes die elk een eigen bewegingsfrase herhalen. De frasen worden, begeleid door de subtiel evoluerende beat, eerder staccato uitgevoerd. Om de zoveel maten wordt er een nieuwe noot aangeslagen. De vrouw links trappelt ter plaatse met gebalde vuisten en maakt kleine draaibewegingen met de schouders. Haar mededanser daarentegen maakt grote zwaaiende heupbewegingen. Zowel de compositie als de choreografie leiden nieuwe elementen vanaf nu subtiel in. Wanneer het koppel vooraan even uit hun standaardfrase breken, doemt een groep vanuit het duister rechts achteraan op. Als één entiteit herhalen ze dezelfde frase. Doorheen het stuk blijven alle dansers in verschillende formaties en samenstellingen op scène. Ze voeren schijnbaar perfect symmetrisch en synchroon een reeks telkens terugkerende figuren uit. Toch lijkt er altijd één danser uit te springen, een uitzondering die de regel bevestigt.
‘While we are here’ vangt aan nog voor het publiek de zaal betreedt. Door de muren van de foyer is er een dof basisritme te horen. Wanneer de toeschouwers de zaal binnengaan, worden ze teleurgesteld. Van een feestje is hier (nog) geen sprake, enkel iemand die het speelvlak schoonmaakt met een industriële poetsmachine. Als een professional weet ze strategisch de kabel uit de weg te leggen. Toch lijkt de handeling op één of andere manier deel uit te maken van de voorstelling. Het publiek gaat zitten rondom het speelvlak. De hoeken zijn opengelaten en dienen als weinig verhullende coulissen. Wanneer alle toeschouwers neerzitten, wordt de machine weggezet. De ‘poetsdame’ kleedt zich onder de ogen van het publiek in één van de hoeken om. Een trui en legging worden ingeruild voor een zwarte crop top en tennisrok, tatoeages worden zichtbaar. Als ze gluurt naar de andere hoek rechts van haar, vestigt ze onze aandacht op een tweede danser die het speelvlak betreedt. De vrouw stapt niet zomaar, maar beweegt zich al dansend naar haar plek. Elke beweging maakt deel uit van het gabber-bewegingsvocabularium. De beweging begint bij haar handen, maar stilaan verspreidt de beweging zich over de rest van het lichaam. Voornamelijk de benen spelen de hoofdrol in het hakken. De rave gaat van start.
Van individuele sleur wegfeesten naar gedeelde smart verwerken.
In beide performances beheerst de beat alles wat er op het speelvlak gebeurt. Ze baant zich een weg doorheen spieren en pezen, en lijkt zo alle aanwezigen te verbinden. Ze is zo doordringend dat ze ook het publiek infecteert. Bij ‘Half Life’ gaat het om een samenwerking tussen ritme en danser. Lichaam en beat zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, houden elkaar als het ware in leven. Bij ‘While we are here’ gaat het er letterlijker aan toe. De techno beat verwijst naar een subcultuur die al erg veel betekenissen en referenties in zich draagt. Als studie en medium samenvallen, dan is het verhaal makkelijk verteld. De ambigue aard van de symbiose in 'Half Life' biedt meer ruimte voor discussie en twijfel.
De techno beat blijft doorgaan: bij ‘Half Life’ subtiel evoluerend, bij ‘While we are’ here kondigen korte pauzes een verhoging in beats per minute aan. De lichamen reageren, interageren, met de verschillende lagen die de composities presenteren. In die interactie ligt een groot verschil tussen de twee stukken. ‘While we are here’ is een studie van een bepaalde bewegingscultuur. Het ligt er zo vingerdik op dat enkel de stem van Sir David Attenborough ontbreekt. De tradities die binnen een gemeenschap leven, worden onder de loep genomen: van individuele sleur wegfeesten naar gedeelde smart verwerken. Het stuk eindigt dan ook met een formatie uit de volksdans waarbij de dansers een shanty zingen.
‘Half Life’ kan eerder gelezen worden als een geësthetiseerde dystopische toekomstvisie waarin humanoïden de bovenhand nemen. Het stuk lijkt om die reden geen begin of einde te hebben. Het publiek ervaart slechts een fragment van iets wat tot in de oneindigheid door lijkt te gaan. Aan de escapistische rave van Lisa Vereertbrugghen komt er, na het hoogste aantal beats per minute, wel een abrupt einde. Na een black-out accentueert een wit licht het lege speelvlak. De rave gangers lijken naar huis om uit te rusten voordat een nieuwe werkweek begint en ze opnieuw in de alledaagse sleur terechtkomen.
Groep en individu
Beide performances houden het hele stuk dezelfde bewegingstaal aan. Toch biedt ‘While we are here’ meer ruimte voor individualiteit. Dat merk je niet alleen aan de verschillen in de kostuums van de dansers, maar ook aan hun manier van bewegen. De performers hebben een zekere vrijheid. Afgezien van enkele unisono passen op afgesproken momenten, zijn de dansers vrij in hoe en waarheen ze bewegen. De schaarse drinkpauzes van de dansers bevestigen dit. Het benadrukt de menselijkheid van het stuk. Dit is anders bij ‘Half Life’: daar moeten de dansers een ononderbroken inspanning leveren. Opvallend hierbij is dat alle opgevoerde lichamen extreem atletisch zijn. Het verwondert dan ook niet dat alle dansers extreem atletisch gebouwd zijn, met uitgesproken spierpartijen. Geaccentueerd door nauw aansluitende pastellen pakjes, maken deze lijven toch niet de kern van de zaak uit. Het gaat niet over wie, welke lichamen, de frasen uitvoert, maar over dàt ze worden uitgevoerd. De mens verdwijnt naar de achtergrond, de machine staat voorop.
De ontmenselijkte lichamen functioneren als radertjes in een systeem dat constant evolueert.
Hoewel de lichamen in ‘Half Life’ lijken samen te werken om het systeem draaiende te houden, is er geen interactie tussen de dansers onderling, noch met het publiek. Ze lijken in het ijle te staren, volkomen gefocust op het gestroomlijnd uitvoeren van aaneengeschakelde passen. Hun enige taak is de beweging correct en tijdig uitvoeren. Er is geen ruimte voor persoonlijkheid zoals in ‘While we are here’. De ontmenselijkte lichamen functioneren als radertjes in een systeem dat constant evolueert. Daarin ligt misschien wel het grootste verschil met ‘While we are here’. Daar is er interactie tussen de performers: ze wisselen onderling en met het publiek blikken uit. Individualiteit binnen de groep maakt de kern uit van dit stuk.
Licht
Niet enkel de composities of de opgevoerde lichamen speelden een belangrijke rol in de performances. In beide stukken werd er ook ruimte gelaten voor significant lichtspel. Dit onderdeel lijkt bij ‘While we are here’ opnieuw de letterlijke toer op te gaan, terwijl het bij ‘Half Life’ minder eenduidig is. Een samenspel van wit en oranje licht geeft in ‘While we are here’ het verloop van dag en nacht weer. Het stuk start onder het harde licht van twee witte stralers. Eens alle dansers op de vloer staan, komt daar oranje licht bij. Het oranje neemt het gradueel volledig over van het wit en creëert zo een donkere, rauwe underground sfeer. Naar het einde toe deemstert ook dit licht weg. Zo komt de nadruk op de hechtheid en verbondenheid van de lichamen te liggen. Het stuk eindigt met hetzelfde felle, witte licht waarmee het stuk begon. Een nieuwe dag lijkt aangebroken.
Het diffuse licht in ‘Half Life’ draagt bij aan de ambiguïteit van het stuk. Genoeg licht om de danserslichamen te ontwaren, te weinig om individuen te herkennen. De spots zijn op de groep gericht, alles wat daarbuiten valt, bestaat niet. Naar het einde toe komt hier echter verandering in. Wanneer de dansers onuitputtelijk changements de pieds uitvoeren - wat overigens opnieuw hun uithoudingsvermogen benadrukt - wordt er een asymmetrische figuur op het speelvlak geprojecteerd. Het vlak bestaat uit gebroken ongelijke vlakken. Er zit geen lijn in, geen constante. Enerzijds biedt het tegengewicht voor de constanten in het stuk. Anderzijds brengt het de ruimte in evenwicht. Dit kan geïnterpreteerd worden als een herkalibratie van de ruimte en de humanoïden die erin bewegen.
Waar Lisa Vereertbrugghen antwoorden biedt, werpt Sharon Eyal enkel nieuwe vragen op. Beiden doen nadenken over de menselijke nalatenschap, vandaag en in de toekomst. De vraag rest enkel of je een pasklaar antwoord wil of er zelf nog even over wil reflecteren.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz