These roots never blossomed Sana Ghobbeh / Kunstenwerkplaats
Rouwen om een verloren bron
De wereld zoals we die vandaag kennen lijkt in haast niets nog op die van goed honderd jaar geleden: de pletwals van industrieel kapitalisme veranderde elk aspect van zowel het landschap als de gemeenschappen die het bevolkten en verzorgden. Net zo ging het in Iran. De Iraanse Sana Ghobbeh roept in het documentaire theaterstuk ‘These roots never blossomed’ een prille, desastreuze, en vandaag zorgvuldig verzwegen poging tot industrialisatie van haar land op. Ongemerkt gaat het documentaire van het verhaal over in een rouwritueel voor al wat zo verloren ging.

Rond 1900 bestelde de Sjah van Perzië een suikerfabriek bij de Tiense suikerraffinaderij. De Sjah was geen onbekende in België. Hij huurde rond die tijd al eens het Hôtel des Thermes in Oostende af voor een staatsbezoek. Volgens Sana Ghobbeh hielpen de Belgen hem toen ook – raar maar waar -met de opbouw van een modern belastingsysteem. Wat Tiense suiker bijzonder maakt is dat ze niet gewonnen wordt uit riet, maar uit suikerbieten. Dat procedé werd pas rond 1800 ontdekt, en kreeg onder meer in Tienen, een industriële toepassing toen de aanvoer van rietsuiker stilviel door de Napoleontische oorlogen en ander Europees wapengekletter.
Het vreemde aan het Iraanse verhaal is dat bieten gedijen in een nat en koud land als het onze, maar niet in een heet en droog klimaat als dat van Iran. De suikerfabriek in Kahrizak, zo’n 30 km van Teheran, werd dan ook geen succes: na zeven jaar sloot ze de deuren. Voor lokale boeren werd dit een ramp: de plaatselijke waterbronnen vielen droog door de bietenteelt. Hoogspanningsmasten die stroom aanvoerden verknoeiden het landschap. Na de sluiting van de fabriek werd de omgeving van het stadje omgevormd tot een gigantisch kerkhof, een echte necropool. Alsof het industrieel debacle begraven moest worden onder nog meer lijken.
Dat verhaal vertelt de Iraanse, in Brussel verblijvende Sana Ghobbeh in ‘These roots neven blossomed’. Zelf bezocht ze Kahzirak nooit: ze deed haar onderzoek vanuit België, meer bepaald vanuit Tienen. Het suikermuseum sloot er weliswaar een paar jaar geleden, maar het stedelijk museum ‘Het Toreke’, dat zich nu op die plek bevindt, vond ze in een hoekje toch wat ze zocht: een suikerbrood gewikkeld in een folie met de Iraanse vlag en een boodschap van de Sjah. Ze vond er ook brieven van ene Léonie, vrouw van een medewerker van de suikerfabriek, aan haar vriendin Gilberte. Een gouden vondst: de vrouw beschrijft sprekend de toestanden ter plaatse, van de moeilijke start tot de plotse stopzetting van de exploitatie, zo’n zeven jaar later.
Ghobbeh gebruikt dit ene verhaal als aanzet voor een rouwritueel waarvan de contouren veel ruimer zijn dan dat ene verhaal van een mislukt industrieel avontuur.
Ghobbeh vertelt dat verhaal vanuit verschillende perspectieven. Uiteraard spreekt ze over haar eigen onderzoek. De brieven van die Léonie spelen ook een grote rol. Maar er zijn ook verhalen waarvan niet zo duidelijk is wie ze vertelt. Dat geldt zeker voor de allerlaatste getuigenis: de bewoners van de streek rond Kahrizak laten een kleine jongen zakken in de grootste waterput, ‘the motherwell’ of moederbron, om zich ervan te vergewissen of die toch niet nog een restje water bevat. Niet dus. De jongen raakt wel bevangen door de suikerbietdampen in de drooggevallen bron en redt het maar op het nippertje.
Soms spreekt Ghobbeh het publiek rechtstreeks toe, soms hoor je haar stem via een tape. Vooral op die momenten is ze druk in de weer op het podium. In de achtergrond hangen daar drie om en om schuin oplopende rijen kegelvormige suikerbroden. Drie spots lichten ze van achter uit. Onder die broden ligt een berg kristalsuiker. Verder is het podium leeg. Toch spreekt die leegte op een bijzondere manier door lichtstrips – een ontwerp van Jan Maertens - die van onder de gordijnen achter en links van het podium een soms schemerig, maar vaker ondraaglijk hard licht over de vloer werpen, alsof er achter de gordijnen een brandende zon scheen.
Ghobbeh plaatst die suikerbroden diagonaal over het podium, strooit er suiker overheen en maakt dat met nog meer suiker, die ze in baantjes van tussen haar vingers laat glijden, allerlei tekeningen op de vloer. Je kan er, met een beetje verbeelding, de fabriek, het kerkhof, en uiteindelijk ook de droog gevallen ‘motherwell’ in herkennen. Ze laat ook een paar suikerbroden rondgaan onder het publiek, zodat het letterlijk voeling krijgt met die – toen nog zeer kostbare – grondstof. Op het einde van de voorstelling blijft ze eindeloos lang met haar gesloten hand draaien in de denkbeeldige ‘motherwell’, een treffend beeld van de wanhoop van de bewoners van Kahrizak.
Stilaan ga je zo beseffen dat Ghobbeh dit ene verhaal slechts gebruikt als aanzet voor een rouwritueel waarvan de contouren veel ruimer zijn dan dat ene verhaal van een mislukt industrieel avontuur. Het gaat over het verlies van een landschap, het verlies van natuurlijke rijkdom en samenhang, het verlies van een gemeenschap van mensen in naam van de ‘vooruitgang’ die de Sjah opdrong aan zijn nietsvermoedende volk. De voorstelling zegt echter zo goed als niets over de vraag of daar ook de kiemen lagen van het wrede regime dat Iran vandaag beheerst. Er is alleen een aandoenlijk, wellicht persoonlijk verhaal van Ghobbeh over een ruw onderbroken huwelijksfeest waarin suikerbroden een rol spelen. Daar had ik toch wat meer over willen weten. Toch raakte deze documentaire voorstelling me wel door de wat schuchtere, maar diep ernstige toon van deze theatermaakster.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz