Toneel / Performance

Instead of doing nothing Dries Gijsels & Nona Buhrs

Plaspauzes en paniekknoppen

‘Instead of doing nothing’ is op het eerste gezicht een hoogst amusante persiflage op de vermetele aanspraak van artiesten dat ze iets te zeggen hebben. Dries Gijsels en Nona Buhrs falen jammerlijk op dat punt. Maar net in dat falen zit, achter een rookgordijn van hilarische grappen en grollen, een ongewoon diepzinnige boodschap. 

Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Instead of doing nothing
Pieter T’Jonck Monty, Antwerpen meer info download PDF
21 februari 2023

Er zijn van die situaties die iedereen wel eens meemaakt, maar niemand achteraf nog over spreekt. Je bent verwikkeld in een moeilijk gesprek, het hoge woord is er bijna uit en plots moet je gesprekspartner dringend naar het toilet, en blijft dan eeuwen weg. Als ie dan terug opduikt, ben je de draad van het verhaal kwijt, en verandert er niets. Misschien greep je zelf al wel eens naar dat excuus, als naar een noodrem, of een paniekknop. De pot op met dat gesprek!

Precies die situatie doet zich herhaaldelijk voor in ‘Instead of doing nothing’ van Dries Gijsels en Nona Buhrs. De bottomline van het stuk gaat over twee spelers die na een lange periode van inactiviteit met de moed der wanhoop beslissen samen een stuk te maken. Een concrete tekst hebben ze niet voor ogen. Zelfs geen concreet onderwerp. Ze hebben gewoon geen idee. Daardoor klampen ze zich vast aan elke inval die ze hebben. Al wat ze zeggen en denken repeteren ­ in de zin van herhalen ­ ze meteen. Het zou maar eens de juiste inval kunnen zijn. Het zou zomaar kunnen gaan over de mensheid in het algemeen. Wat we uitvreten op deze planneet en wat dat betekent.

Daardoor gaat het na enige tijd ook over de vraag wat ze zelf voorstellen, als spelers en/of als mens. Ze zijn immers zowel onderwerp als voorwerp, auteurs en acteurs van wat er bij hen opkomt. Hoe langer ze daarmee aan de gang zijn, hoe minder ze zelf begrijpen wat ze letterlijk en figuurlijk voorstellen. Ze weten het niet meer. Met als gevolg dat Dries Gijsels geregeld naar het toilet vlucht.

Maar als hij dan terugkomt (let wel: áls hij dan terugkomt) is het resultaat doorgaans geen ongemakkelijke stilte, maar een complete reset. En als dat niet helpt valt één van de twee spelers flauw. Waarna het verhaal, voor zover dat er is, ergens op een ander punt, met een ander aanknopingspunt herbegint, maar ook dan weer vastloopt.

Wie wil gaan kijken stopt nu beter met lezen tot na de voorstelling.

‘Instead of doing nothing’ begint nochtans eenvoudig, met een grappige vondst. Als het zaallicht dooft blijft het podium in een vage schemer gehuld. Je ontwaart enkel de fluwelen gordijnen die een rechthoekige kamer suggereren, met in één hoek een duidelijk valse toneeldeur. Een tafeltje met twee stoelen, een flipchart (die nooit gebruikt wordt) en een microfoon op een onmogelijk hoge standaard zijn de enige andere attributen.

Al snel blijkt dus dat ze geen idee hebben waarover het zou kunnen gaan.

Op één vreemd detail na. Vooraan het podium is een rode paniekknop op de vloer gemonteerd. Die valt net binnen het bereik van het publiek op de eerste rij van een lange, ondiepe tribune. Die staat heel dicht tegen de speelvloer aan. In de Monty werd die speciaal gebouwd. Die nabijheid moet dus iets betekenen, maar voorlopig heb je daar het raden naar.

Plots klinkt ergens in de zaal gestommel, en hoor je een vrouwenstem, versterkt door een contactmicrofoon. Ze foetert op zichzelf dat ze te laat is voor de voorstelling. Met een fietshelm met rood knipperlicht struikelt ze tot de voorste rij waar ze zich, met ons, afvraagt of het al begonnen is. Ondertussen inventariseert ze wat er (maar) te zien is. Tot ze beseft dat haar helm nog steeds knippert. Pas veel later zal de betekenis van deze scène blijken.

In een oogwenk verandert nu het gebeuren. Plots staat dezelfde vrouw als Nona Buhrs naast Dries Gijsels op het podium. Ze hebben het over het stuk dat ze na een lange periode van nietsdoen ­ ‘leegte eigenlijk’ geeft Buhrs meesmuilend toe ­ gaan maken. Al snel blijkt dus dat ze geen idee hebben waarover het zou kunnen gaan. Het levert hilarische momenten op. Dries Gijsels druipt al een eerste keer af naar het toilet.

Is dit dan een parodie op ‘makers’ die hun eigen teksten schrijven? Misschien. De ondertoon is echter minder vrolijk. Buhrs stapt, terwijl Gijsels op het toilet zit, op een stoel om te spreken voor de microfoon. Maar ondanks de stoel is ze nog een maat te klein voor de microfoonstandaard, en de contactmicrofoon weigert dienst. In die mallotige positie leest ze een Frans manifest over de rol van de kunst voor. In haar onbeholpenheid doet ze denken aan een kind dat in de te grote schoenen van dat manifest gaat staan om ouder te lijken. Om te doen alsof ze weet wat ze doet, en dat die activiteit ­ kunst maken ­ er ook toe doet.

Het manifest in kwestie claimt, onder meer, dat het in de kunst niet om ‘kwaliteit’ maar om ‘energie’ gaat. Een manifest tegen bourgeois-waarden dus (Ik schat: het Futuristisch manifest of een dadaïstische variant erop?) Maar net qua energie hebben deze kunstenaars een probleem. De energie sijpelt hier weg langs alle kanten. Zelfs het dansje dat ze samen aanzetten is uitzonderlijk bloedeloos, alleen al omdat ze elkaar niet willen of durven aanraken.

Ergens rond dat dieptepunt van de voorstelling verdwijnen de spelers plots, onder luid gedonder en gekraak, uit beeld. Een zalvende stem, ondersteund door spacy Hollywoodmuziek  vertelt ons de saga van twee onderzoekers die in een piepklein landje op de aardbol de vermetele uitdaging aangingen om de mensheid te beschrijven. Het is alsof de stem ons toespreekt vanuit de ruimte en vanuit een tijd ver in de toekomst. Star Wars on Art.

Deernisvol vertrouwt de stem ons toe dat zeven jaar studie (Bijbelser kan je het getal niet kiezen!) de onderzoekers geen stap dichter brachten bij een antwoord, tot ze moedeloos vaststelden dat ze zo zeven jaar van hun leven verloren hadden. Toen bedachten ze zich dat ze misschien de mensen zelf om een antwoord moesten vragen. Dat levert net zo weinig op: een bakker wil brood bakken, een bankier is met geld bezig. Kunstenaars maken dan kunst waarschijnlijk? Die vraag blijft onuitgesproken. Anders dan bij brood of geld kunnen we ons bij kunst immers niet direct iets voorstellen, en deze acteurs al zeker niet.

Alsof hun persoonlijkheid uit niet meer dan aarzelingen, vluchtpogingen en losse gedachten bestond. 

Als de spelers weer op het toneel verschijnen hebben ze, in reactie op het verhaal van de onfortuinlijke onderzoekers, wél een vraag, met name: wie zijn wij dan en wat willen wij dan? Die vraag krijgt een curieuze wending door een telefoontje van een journalist die een artikel aan het duo wil wijden. Het mag echter niet gaan over wat ze maken, maar over wie de makers achter het werk zijn. Helaas, de journalist heeft zo weinig tijd dat ze vraagt of de makers zelf even willen opschrijven wie ze werkelijk zijn.

Gegeven wat er aan vooraf ging is dat een quasi onoplosbare vraag, want al wat de spelers inbrachten als materiaal voor hun stuk bestond uit de losse gedachten die zich zomaar aan hen voordeden. Alsof hun persoonlijkheid uit niet meer dan aarzelingen, vluchtpogingen en losse gedachten bestond. Terwijl Gijsels alweer in een kramp schiet droomt Buhrs ervan dat ze zichzelf zou kunnen zien. Stel je maar eens voor dat zij en haar partner van gedaante zouden kunnen wisselen, zodat ze vanuit de ander naar zichzelf zouden kunnen kijken!

Die droom komt, in een volgende droomscène met veel geluidseffecten en lichtflitsen, ook uit. Om de beurt verschijnen Gijsels en Buhrs als poolreizigers uit een National Geographic reportage ten tonele. Ze zijn op het spoor van de zeldzame mensensoort van de kunstenaar. Uiteindelijk staan de twee performers, na vele kostuumwissels, verkleed als de ander tegenover elkaar. Het is absoluut hilarisch, maar tegelijk intriest, want de charade levert niets op. Ze weten nog steeds niet wat ze voorstellen, en nog minder wat ze aan het voorstellen zijn voor de kijker.

Wat volgt is een noodgreep. Plots daagt bij de spelers het besef dat er een publiek moet zijn. Dat ze dus hoe dan ook iets voorstellen, omdat er mensen kijken die daarvan uitgaan. Precies wat de komische openingsscène ons diets maakte: ook al gebeurt er niets op een podium, dan nog geven we daar betekenis aan. Plots komt de bijzondere publiekstribune goed van pas: we zitten al bijna op het podium, we kunnen dus net zo goed meedoen.

De wanhopige conclusie van Gijsels en Buhrs is namelijk dat het publiek mag beslissen wat het betekent en hoe het afloopt. Niet door daarover in gesprek te gaan, maar door het publiek, volgens de modus operandi van een reality show, te laten stemmen over de finale scène. Dat doen ze op een duivels listige manier, want uiteindelijk doen brengen ze iedereen ertoe om te willen weten hoe het decor op magische wijze zal verdwijnen en terug verschijnen. Wat vervolgens ook gebeurt.

De paniekknop, die al die tijd stond te wachten, blijft ook nu onaangeroerd. Hier is niets gebeurd. Hier is niemand in paniek geraakt, ook de spelers niet, al had het er lang de schijn van . Het stuk eindigt op een anticlimax: een nietszeggende, maar toch bevredigende  truc met het decor.

Op een eerste niveau is ‘Instead of doing nothing’ een persiflage op de penibele situatie van performers vandaag. Ze zijn opgeleid als ‘makers’. Ze zijn niet meer verondersteld gedachteloos teksten te debiteren, zoals acteurs dat ooit deden. Nee, ze leveren commentaar op onze samenleving. De prangende vraag is dan uiteraard wat ze daarover te zeggen hebben. Bitter weinig, zo blijkt. Zelfs over zichzelf hebben ze niet zoveel te melden. Ze slagen er niet eens in om de grens tussen hun spel en hun persoonlijkheid te bewaken (wie wel, overigens?).

Je zou voor minder naar het toilet vluchten.

(Dat is niet alleen hun probleem: de overdaad aan informatie waarmee de media ons overspoelen maken het iedereen moeilijk om een samenhangend gedachtegoed te ontwikkelen. Veel verder dan slogans als ‘kapitalisme is fout’ of ‘neoliberalisme is de schuld van alles’ raken we zelden).  

In deze voorstelling insisteert echter een andere vraag;: wat betekent ons handelen, wat stellen we voor, of we nu acteren of niet ­ maar acteert niet iedereen voortdurend, zij het slechts in uitzonderlijke gevallen op professionele wijze? Of nog: wanneer zijn we authentiek onszelf? Een bijzonder lastige vraag in een tijd die mensen van alle kanten bestookt met saga’s over geslaagde mensen die vol zijn van zichzelf.

Je mag dan nog honderd keer denken dat het maar sjablonen zijn, dat het om bordkartonnen figuren gaat, het blijft lastig om je ertoe te verhouden als je zelf het gevoel hebt  dat je leven een rollenspel is, dat allesbehalve ‘vol’ aanvoelt. Dan lekt alle energie weg. De bizarre interludia, met hun lichteffecten, bombastische muziek en zalvende stemmen zetten dat conflict op scherp. Ze tonen de malaise van de spelende mens die zijn spel niet meer vertrouwt. Ze tonen een ‘mal à l’ aise’. In zijn onhandige, wijfelende présence geeft vooral Dries Gijsels daar gestalte aan.

Dit gaat in fine niet over acteursleed. Dit stuk gaat over het probleem hoe je je vandaag een houding geeft in een samenleving die van zich een houding geven een heilige koe maakte. Hoe ben je jezelf als dat een dwingende eis is maar je niet weet hoe je die zou beantwoorden. Je zou voor minder naar het toilet vluchten. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login