Chaos. Making sense of an ending. Thomas Ryckewaert / 0090
Chaos, lijden en een kleine troost
‘Chaos. Making sense of an ending’ begint met spektakel: een verbeten jacht op zombies die de wereld overnemen. Het stuk eindigt met elegische beschouwing over een uitgestorven gewaande vis die plots weer opdook. Tussen die twee onwaarschijnlijke verhalen, het ene puur fantasie, het andere helemaal waar maar even wonderlijk, zoekt Thomas Ryckewaert naar een plek voor de chaos in zijn eigen leven na de plotse dood van zijn vader.
De beelden van de videogame ‘The last of us’ verschijnen schemerig op een gaasdoek. Geknal van mitrailleurs, bloed overal, vervallen gebouwen: je herkent al de cliché’s uit science fiction over de wereld na een grote ramp, als de laatste mensen vechten voor hun overleven. Zou het er echt zo aan toegaan als het einde nabij is?
Als de beelden wegdeemsteren verschijnt achter het gaas een gesloten doos, een reuzenkamer gemaakt van doeken die een woonkamer voorstelt. Links een aquarium, een ouderwetse leren zetel en een salontafeltje. Plompverloren midden op het podium een kamerplant. In de achtergrond: een meer dan manshoge en metersdiepe kist in glitterig materiaal. Ryckewaert zit in de zetel, steekt een sigaret aan, bedenkt zich, dooft ze weer uit en gaat languit liggen in de zetel. Het is alsof hij geen besef heeft van het publiek in de zaal. Alsof we hem zien piekeren over de voorstelling die hij nog gaat maken.
Wat volgt bevestigt dat. Het aquarium spreekt hem plots aan. Het is de geest van Dora Van Der Groen, de legendarische actrice én theaterdocent aan het Antwerpse Conservatorium. Ze maant Ryckewaert aan dat hij moet L.O.S.L.A.T.EN. Hij raakt in de war: hoe duikt ze hier op? Ze is toch lang dood? Zo gaat dat niet, antwoordt Van der Groen. Zolang je in de herinnering leeft, ben je niet dood. We zitten in Ryckewaerts hoofd, en hij worstelt met iets…
Pas later wordt duidelijk wat dat is: de schielijke dood door hartfalen van zijn vader op een strand in Cannes. Nota bene een van de eerste keren dat hij zich een vakantie in het buitenland permitteerde. Dat is niet het enige dat zijn bestaan overhoop haalde. De twee acteurs, Abigail Abraham en Gene Bervoets die hij op het oog had voor zijn stuk gaven allebei verstek. Hij had ze nochtans om een specifieke reden gekozen: ze speelden samen in ‘Arcadia’, een TV-serie over een toekomstige dystopische maatschappij na een grote ramp.
Wat Ryckewaert daarvan bijbleef was één opname. Die speelde zich af op de plek waar in 2021 de Vesder door de hevige regenval overstroomde. De werkelijkheid bleek erger, maar tegelijk trager, treuriger en minder sensationeel dan welk science fiction scenario ook. De ervaring bleef hem kwellen, vooral omdat zich tegelijk overal ter wereld rampen schenen voor te doen. Een pandemie, politieke chaos in de VS, politieke chaos vandaag in Oekraïne, klimaatrampen, noem maar op. De wereld loopt amok. Chaos, maar zelden op de opwindende manier van films en games. Maar het einde lijkt nabij, hoe dan ook.
Chaos is geen toeval. Hij zit overal.
Het brengt hem tot overpeinzingen over wat chaos is. Op dat moment begint de grote kist op het podium te leven. Het wordt de logge computer waarmee Edward Lorenz in 1961 de chaostheorie op het spoor kwam. De chaos, zo verduidelijkt Ryckewaert, is een systemisch kenmerk van de wereld. Chaos is geen toeval. Hij zit overal. Het verklaart hartfalen, maar ook hoe populaties van dieren groeien en krimpen, hoe eventueel ook de mens kan verdwijnen.
In een hilarische scène voert hij daarbij zichzelf op als zijn nog jongere zelf. In onbeholpen West-Vlaams houdt hij bij de presentatie van zijn masterverhandeling biologie een pleidooi voor meer bescherming van de biodiversiteit (Ryckewaert studeerde immers biologie voor hij een theateropleiding volgde). Verlies aan biodiversiteit bedreigt immers rechtstreeks het voortbestaan van de mens, oordeelde de student toen. Even bizar is het verhaal hoe hij bij het onderzoek voor die thesis een reuzenexemplaar ontdekte van een zeldzame vissoort in Ivoorkust.
Ondertussen ontmantelt hij de grote kist, een ontwerp van Erki de Vries. Het wordt een soort spiegelpaleis. Het dient als locatie voor een game, maar er duikt ook een spook in op. Niet zomaar een spook, maar de vader van Hamlet, nog zo’n dode die ongevraagd en onverwacht opduikt en niets goeds voorspelt. In de nasleep van die scène duikt ook een verhaal op over Ryckewaerts moeilijke relatie met zijn eigen vader.
Haast ongemerkt zijn we zo in een echte voorstelling, met personages en verhalen, terecht gekomen. We zitten niet meer in het hoofd van Ryckewaert, maar kijken van buitenaf, al blijven de scènes chaotisch over elkaar heen tuimelen, en zijn de verbanden ertussen eerder associatief dan logisch. Daardoor komt het als een verrassing als Ryckewaert toch weer in zijn zetel neerploft, deze keer wel een sigaret opsteekt, en een tweede gesprek aanknoopt met Dora Van der Groen. Die rakelt haar beruchte theorie over de vijf P’s van de acteur terug op. Persoonlijkheid, Pijn, Plezier, , Perversie en Poëzie, dat heeft een acteur nodig. Met daarbij veel humor. ‘Het bepaalt de Ph waarde, de zuurtegraad van de acteur’.
Ryckewaert is met zijn hoofd nauwelijks bij de les. Het is allemaal zo lang geleden, en de wereld is zo veranderd. Zijn wereld is zo veranderd. Zijn vader is gestorven, zonder dat hij het kon bijleggen. Daar was altijd nog tijd voor, tot het te laat was. Er volgt een ontroerende, smartelijke scène -misschien moet je eerder van een bekentenis spreken, want Ryckewaert acteert hier nauwelijks – als hij herinneringen ophaalt aan zijn vader. Hij brengt hem zo terug tot leven. Niet ongevraagd zoals Van der Groen, maar door een gerichte inspanning. Op dat ogenblik zakken de decorwanden en het gaasdoek ervoor naar beneden. Door een vernuftige lichtwisseling van Luc Schaltin zitten we nu imaginair in dezelfde ruimte als de acteur. We delen plots de smart en het verdriet.
Bij wijze van epiloog volgt nog één verhaal uit de biologie over een vis, de ‘coelocanth’. Het is een kwastvinnige vis, in tegenstelling tot nagenoeg alle andere vissen die straalvinnig zijn (je leert hier heel wat bij!). Wetenschapslui vermoeden dat het dier het eerste was dat, op de longvis na, de overstap maakte van een leven in zee naar een leven op het land. Men dacht dat het dier samen met de dinosauriërs uitgestorven was, tot er in 1938 een exemplaar opdook in Zuid-Afrika, en in 1952 een biotoop ervan ontdekt werd op de Comoren in Oost-Afrika. (Sindsdien is het voortbestaan van het dier pas echt bedreigd, omdat elke zoo er wel eentje zou willen hebben…).
Dat dit dier alle rampen overleefde, 4 miljard jaar lang, is dat een troost voor de chaos en de eindigheid van ons vege bestaan? Voor al wat niet duurt en niet opgelost raakt? Met die vraag blijf je beduusd zitten na deze mentale rollercoaster door het landschap van onze eindigheid.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz