Muziektheater / Opera

The time of our singing Kris Defoort / Lod & De Munt

Een gezongen geschiedenis van racisme in de VS

‘The Time of Our Singing’ is één van de meest fascinerende romans van de briljante Amerikaanse schrijver Richard Powers. Het werk is zo complex dat het niet voor de hand ligt om deze lijvige roman om te zetten in een opera. Componist Kris Defoort werd echter sterk aangetrokken door de rol die de muziek in het werk speelt. Peter van Kraaij koos dan als librettist een aantal thema’s uit het werk en verwerkte die in een duidelijk ‘biografische’ en politieke lijn. 

The time of our singing
Johan Thielemans De Munt, Brussel meer info download PDF
20 september 2021

We volgen de lotgevallen van de familie Strom. De joodse wetenschapper David Strom huwt de zwarte Delia Daley. Hun eerste connectie loopt langs beider liefde voor muziek. Daar ze elkaar ontmoeten op een concert van Marian Anderson – die zingt met achter haar het standbeeld van Abraham Lincoln- zijn vanaf de eerste scene de belangrijkste lijnen uitgezet: muziek en racisme. Het verhaal is dus onmiskenbaar ingebed in de geschiedenis van de Verenigde Staten.

Eerst is er de raciale geschiedenis van de Verenigde Staten. Het libretto verwijst expliciet naar belangrijke historische gebeurtenissen zoals de rellen in Watts, Los Angeles die spreken van systematisch geweld tegen de zwarte Amerikaan. Persoonlijke gebeurtenissen worden daar steeds mee verbonden. Zo sterft Daley’s moeder in een racistisch geïnspireerde brandstichting, en komen zoon en schoonzoon om tijdens rellen.

Een tweede lijn volgt de wederwaardigheden van een exceptionele familie. Het huwelijk van Strom en Daley is rijk aan ideologische betekenis. Twee vormen van racisme raken elkaar: David is een jood en Delia is zwart. Beiden zijn dus buitenstaanders, maar de liefde  overwint de sociale tegenstand die het koppel ondervindt. Ze beantwoorden het sociale onrecht door een warm nest te bouwen voor hun drie kinderen die allemaal zwart van huid zijn. Jonah wordt een beroemde tenor – en beweegt zich in de wereld van de blanke muziek. Joey is een begaafd pianist, maar verdient zijn geld in kroegen. De dochter zet zich af tegen haar broers, die ze ervaart als verraders van hun culturele achtergrond, en wordt lid van de Black Panthers. Als ze haar man verliest tijdens racistische conflicten, wijdt ze zich aan een school voor zwarte kinderen. Eindelijk vindt ze nuttig werk.

Dit laatste initiatief zal tenslotte de drie kinderen weer samenbrengen. Educatie is dan belangrijker dan roem in Europa of protest op straat. Maar het curriculum voorziet zowel een opleiding in klassieke Westerse muziek als in Amerikaanse muziek. Het is een voorbeeld van een totale ontplooiing waarin twee tradities samenkomen die niet noodzakelijk antagonistisch zijn.

De opera is dus episch en vertellend. De psychologie van de personages wordt niet uitgewerkt, omdat ze elk veeleer een existentiële keuze belichamen. Bij elke wending van het verhaal kan je een algemene vraag stellen: wat is de sociale waarde van muziek, staat identiteit artistieke creativiteit terecht in de weg? Is een passie voor muziek geen manier om de realiteit buiten te sluiten? Is liefde sterker dan sociale vooroordelen? Levert gewelddadig protest minder op dan het opvoeden van kinderen? Eén waarde wordt niet in vraag gesteld: de solidariteit van een familie. Hierdoor heeft deze opera ook een warme ondertoon, ondanks de regen van dramatische voorvallen.

Regisseur Ted Huffman heeft een heel eenvoudige regie afgeleverd. Alles speelt zich af in een lege ruimte afgezet met tafels. Als attribuut staat er nog een buffetpiano, die af en toe dialogeert met het orkest. Een groot scherm toont archiefbeelden. Ze vormen een soort kortsluiting tussen de realiteit en de fictie. Door dit kale toneel gaat alle aandacht naar de vertolkers.

De stof sprak componist Kris Defoort zo sterk aan omdat ze dicht bij zijn eigen muzikale ervaring staat. Met een boutade: hij begon met een blokfluit en eindigde bij de piano. Aanvankelijk sloot hij aan bij de beweging voor authentieke vertolkingen van oude muziek, later ontpopte hij zich tot één van onze beste jazzpianisten. Hoewel hij een blanke muzikant is vertoont zijn traject een sprekende verwantschap met dat van het personage Jonah. De mengeling van klassieke muziek en jazz weerspiegelt zich in de middelen die hij inzet. Voor de Westerse muziek deed hij een beroep op een kamerorkest, maar daarnaast plaatste hij een jazzcombo. In de Munt kon hij onder meer rekenen op een vaste waarde, de wonderlijke drummer Lander Gyselinck.

Defoort gaf de orkestpartituur een hedendaagse, maar toch welluidende klank: geen opeenstapeling van dissonante akkoorden, maar heel lyrische en dramatische muziek. In het tweede deel van de avond, bij het overlijden van de vader, volgt er een stevig stuk symfonische elegie, heel melodisch, vol prachtige kleuren. Bij de episodes met de familie Strom horen we de jazzcomponist, met een prominente saxofoon van Mark Turner.

Defoort maakt ook gretig gebruik van de vele verwijzingen in Powers’ roman naar werken uit de brede muziekgeschiedenis. Zijn muzikale discours wemelt van citaten. Soms liggen die voor de hand. Als tenor Jonah een contract krijgt in de Scala, horen we enkele maten van Puccini. De citaten leveren echter veel meer muzikaal plezier op als ze deel uitmaken van het verhaal. Twee hoogtepunten. Als de joods-zwarte familie samen zingt, kiezen ze voor Bach. Maar de zanglijn wordt in het orkest omringd door hedendaagse aanvullingen, zodat Bach geen fremdkörper meer is maar deel wordt van de muzikale wereld van Defoort. In het tweede deel zingen leerlingen in de school van Ruth ‘Music for a while’ van Henry Purcell in een bewerking voor kinderkoor. Hier wordt dat een meeslepende, swingende versie. Op die manier is de hele partituur een subtiel samenspel van de eigen stem van de componist met verschillende stijlen.

Defoort schrijft ook uitstekend voor stem. Sopraan Claron McFadden doet daar in de rol van moeder Delia in het eerste deel haar voordeel mee. Ze beheerst vele stijlen moeiteloos beheerst. Je ziet ze dan ook met spijt al vroeg uit het verhaal verdwijnen, al is ook de rest van de bezetting hoogstaand. Alle gewicht valt van dan af op de schouders van de twee jonge zangers Levy Sekgapane en Peter Brathwaite. Ook zij beheersen de verschillende muziekstijlen perfect. Daarbij beschikken zij over een jeugdige charme, die mooi aansluit bij de idee dat ze tot een warm familienest behoren.

Wie buiten dit verhaal valt is hun zus Ruth. Zij beweegt zich niet tussen verschillende etnische werelden maar kiest radicaal voor haar zwarte identiteit. Defoort heeft voor deze rol het hedendaags idioom van de rap gekozen. Abigail Abraham stormt het toneel op en zingt met microfoon. Ze zorgt voor een volstrekt andere energie die haar buiten de meer burgerlijke context van de rest van de familie plaatst. Als lid van de Black Panthers overtuigt ze zowel toneelmatig als muzikaal.

Zo is ‘The Time of Our Singing’ een complexe, voldragen opera, gediend door een uitstekende rolbezetting. Kris Defoort getuigt van een grote rijpheid, waarbij hij de verschillende stijlmiddelen doeltreffend gebruikt. Het klinkt als een Amerikaanse opera die met verschillende tradities kan verbinden. Muziek die jazz aan een groot orkest koppelt lijkt op wat in de jaren zeventig van de vorige eeuw Third Stream werd genoemd, maar doet ook denken aan de opera ‘Porgy and Bess’ van George Gershwin: telkens opera’s over de zwarte cultuur geschreven door blanke componisten.

De Joodse componist George Gershwin oogstte destijds veel lof voor zijn belangstelling voor de zwarte cultuur. Vandaag leven we in meer krankzinnige tijden. De Munt had gehoopt dat deze opera – die over wezenlijke Amerikaanse problemen handelt- ook zijn weg naar dat Amerika zou vinden. Dat zal niet gebeuren, want de producer aan de andere kant van de oceaan vindt dat het niet past dat zoveel blanken voor dit project verantwoordelijk zijn. Dat maakt de opera voor hem onaanvaardbaar. Dat soort bekrompenheid van castrerende moraalridders zal wel overwaaien, na een dringend gewetensonderzoek. Een opera die het in alle eerlijkheid tracht te hebben over bruggen bouwen, vindt ironisch genoeg geen brug om de plas over te steken.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login