The time of our singing Kris Defoort / Lod & De Munt
Een gezongen geschiedenis van racisme in de VS
‘The Time of Our Singing’ is één van de meest fascinerende romans van de briljante Amerikaanse schrijver Richard Powers. Het werk is zo complex dat het niet voor de hand ligt om deze lijvige roman om te zetten in een opera. Componist Kris Defoort werd echter sterk aangetrokken door de rol die de muziek in het werk speelt. Peter van Kraaij koos dan als librettist een aantal thema’s uit het werk en verwerkte die in een duidelijk ‘biografische’ en politieke lijn.

We volgen de lotgevallen van de familie Strom.
De joodse wetenschapper David Strom huwt de zwarte Delia Daley. Hun eerste
connectie loopt langs beider liefde voor muziek. Daar ze elkaar ontmoeten op
een concert van Marian Anderson – die zingt met achter haar het standbeeld van
Abraham Lincoln- zijn vanaf de eerste scene de belangrijkste lijnen uitgezet:
muziek en racisme. Het verhaal is dus onmiskenbaar ingebed in de
geschiedenis van de Verenigde Staten.
Eerst is er de raciale geschiedenis van de
Verenigde Staten. Het libretto verwijst expliciet naar belangrijke historische
gebeurtenissen zoals de rellen in Watts, Los Angeles die spreken van
systematisch geweld tegen de zwarte Amerikaan. Persoonlijke gebeurtenissen
worden daar steeds mee verbonden. Zo sterft Daley’s moeder in een racistisch
geïnspireerde brandstichting, en komen zoon en schoonzoon om tijdens rellen.
Een tweede lijn volgt de wederwaardigheden van
een exceptionele familie. Het huwelijk van Strom en Daley is rijk aan
ideologische betekenis. Twee vormen van racisme raken elkaar: David is een jood
en Delia is zwart. Beiden zijn dus buitenstaanders, maar de liefde overwint de sociale tegenstand die het koppel
ondervindt. Ze beantwoorden het sociale onrecht door een warm nest te bouwen
voor hun drie kinderen die allemaal zwart van huid zijn. Jonah wordt een beroemde
tenor – en beweegt zich in de wereld van de blanke muziek. Joey is een begaafd
pianist, maar verdient zijn geld in kroegen. De dochter zet zich af tegen haar
broers, die ze ervaart als verraders van hun culturele achtergrond, en wordt
lid van de Black Panthers. Als ze haar man verliest tijdens racistische conflicten,
wijdt ze zich aan een school voor zwarte kinderen. Eindelijk vindt ze nuttig
werk.
Dit laatste initiatief zal tenslotte de drie
kinderen weer samenbrengen. Educatie is dan belangrijker dan roem in Europa of
protest op straat. Maar het curriculum voorziet zowel een opleiding in
klassieke Westerse muziek als in Amerikaanse muziek. Het is een voorbeeld van een
totale ontplooiing waarin twee tradities samenkomen die niet noodzakelijk antagonistisch
zijn.
De opera is dus episch en vertellend. De
psychologie van de personages wordt niet uitgewerkt, omdat ze elk veeleer een
existentiële keuze belichamen. Bij elke wending van het verhaal kan je een
algemene vraag stellen: wat is de sociale waarde van muziek, staat identiteit
artistieke creativiteit terecht in de weg? Is een passie voor muziek geen
manier om de realiteit buiten te sluiten? Is liefde sterker dan sociale
vooroordelen? Levert gewelddadig protest minder op dan het opvoeden van
kinderen? Eén waarde wordt niet in vraag gesteld: de solidariteit van een
familie. Hierdoor heeft deze opera ook een warme ondertoon, ondanks de regen
van dramatische voorvallen.
Regisseur Ted Huffman heeft een heel
eenvoudige regie afgeleverd. Alles speelt zich af in een lege ruimte afgezet
met tafels. Als attribuut staat er nog een buffetpiano, die af en toe dialogeert
met het orkest. Een groot scherm toont archiefbeelden. Ze vormen een soort
kortsluiting tussen de realiteit en de fictie. Door dit kale toneel gaat alle
aandacht naar de vertolkers.
De stof sprak componist Kris Defoort zo sterk
aan omdat ze dicht bij zijn eigen muzikale ervaring staat. Met een boutade: hij
begon met een blokfluit en eindigde bij de piano. Aanvankelijk sloot hij aan
bij de beweging voor authentieke vertolkingen van oude muziek, later ontpopte
hij zich tot één van onze beste jazzpianisten. Hoewel hij een blanke muzikant is
vertoont zijn traject een sprekende verwantschap met dat van het personage Jonah.
De mengeling van klassieke muziek en jazz weerspiegelt zich in de middelen die
hij inzet. Voor de Westerse muziek deed hij een beroep op een kamerorkest, maar
daarnaast plaatste hij een jazzcombo. In de Munt kon hij onder meer rekenen op
een vaste waarde, de wonderlijke drummer Lander Gyselinck.
Defoort gaf de orkestpartituur een hedendaagse,
maar toch welluidende klank: geen opeenstapeling van dissonante akkoorden, maar
heel lyrische en dramatische muziek. In het tweede deel van de avond, bij het
overlijden van de vader, volgt er een stevig stuk symfonische elegie, heel
melodisch, vol prachtige kleuren. Bij de episodes met de familie Strom horen we
de jazzcomponist, met een prominente saxofoon van Mark Turner.
Defoort maakt ook gretig gebruik van de vele verwijzingen in Powers’ roman naar werken uit de brede muziekgeschiedenis. Zijn muzikale discours wemelt van citaten. Soms liggen die voor de hand. Als tenor Jonah een contract krijgt in de Scala, horen we enkele maten van Puccini. De citaten leveren echter veel meer muzikaal plezier op als ze deel uitmaken van het verhaal. Twee hoogtepunten. Als de joods-zwarte familie samen zingt, kiezen ze voor Bach. Maar de zanglijn wordt in het orkest omringd door hedendaagse aanvullingen, zodat Bach geen fremdkörper meer is maar deel wordt van de muzikale wereld van Defoort. In het tweede deel zingen leerlingen in de school van Ruth ‘Music for a while’ van Henry Purcell in een bewerking voor kinderkoor. Hier wordt dat een meeslepende, swingende versie. Op die manier is de hele partituur een subtiel samenspel van de eigen stem van de componist met verschillende stijlen.
Defoort schrijft ook uitstekend voor stem.
Sopraan Claron McFadden doet daar in de rol van moeder Delia in het eerste deel
haar voordeel mee. Ze beheerst vele stijlen moeiteloos beheerst. Je ziet ze dan
ook met spijt al vroeg uit het verhaal verdwijnen, al is ook de rest van de
bezetting hoogstaand. Alle gewicht valt van dan af op de schouders van de twee
jonge zangers Levy Sekgapane en Peter Brathwaite. Ook zij beheersen de
verschillende muziekstijlen perfect. Daarbij beschikken zij over een jeugdige
charme, die mooi aansluit bij de idee dat ze tot een warm familienest behoren.
Wie buiten dit verhaal valt is hun zus Ruth.
Zij beweegt zich niet tussen verschillende etnische werelden maar kiest
radicaal voor haar zwarte identiteit. Defoort heeft voor deze rol het
hedendaags idioom van de rap gekozen. Abigail Abraham stormt het toneel op en zingt
met microfoon. Ze zorgt voor een volstrekt andere energie die haar buiten de
meer burgerlijke context van de rest van de familie plaatst. Als lid van de
Black Panthers overtuigt ze zowel toneelmatig als muzikaal.
Zo is ‘The Time of Our Singing’ een complexe,
voldragen opera, gediend door een uitstekende rolbezetting. Kris Defoort getuigt
van een grote rijpheid, waarbij hij de verschillende stijlmiddelen doeltreffend
gebruikt. Het klinkt als een Amerikaanse opera die met verschillende tradities kan
verbinden. Muziek die jazz aan een groot orkest koppelt lijkt op wat in de jaren
zeventig van de vorige eeuw Third Stream werd genoemd, maar doet ook
denken aan de opera ‘Porgy and Bess’ van George Gershwin: telkens opera’s over
de zwarte cultuur geschreven door blanke componisten.
De Joodse componist George Gershwin oogstte destijds
veel lof voor zijn belangstelling voor de zwarte cultuur. Vandaag leven we in
meer krankzinnige tijden. De Munt had gehoopt dat deze opera – die over
wezenlijke Amerikaanse problemen handelt- ook zijn weg naar dat Amerika zou
vinden. Dat zal niet gebeuren, want de producer aan de andere kant van de
oceaan vindt dat het niet past dat zoveel blanken voor dit project
verantwoordelijk zijn. Dat maakt de opera voor hem onaanvaardbaar. Dat soort
bekrompenheid van castrerende moraalridders zal wel overwaaien, na een dringend
gewetensonderzoek. Een opera die het in alle eerlijkheid tracht te hebben over
bruggen bouwen, vindt ironisch genoeg geen brug om de plas over te steken.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz