Figurine Lieselot De Wilde
Jenga met sopraan
Is ‘Figurine’ een installatie, een concert, een choreografie? In haar eerste solocreatie gaat zangeres en muziektheatermaker Lieselot De Wilde, winnaar van de Ultima Muziek 2021, een rondedans aan met een roterende blokkenmuur. Maar wie leidt wie?

We zien het steeds vaker: het publiek dat rond de scène gezet wordt, in plaats van ervoor. Het spiegelt een theater dat op zoek is naar inclusie, gemeenschap, ja zelfs rituele onderdompeling. Niet de gestage vooruitgang van de narratieve lijn bepaalt de dramaturgie, wel de continue herhaling van de circulaire beweging. Zo kosmisch dat klinkt, zo tricky blijkt de praktijk op een podium. In de kern van die eeuwige flow dreigt steeds de stilstand, de ultieme stase. Hoe hou je die vaste draaibeweging beweeglijk en veranderlijk op zich?
Op een vierkant gouden speelvlak heeft ook Lieselot De Wilde zich te midden van onze blik gepositioneerd, om zich daar te laten beschouwen van alle vier de kanten. Alleen staat er dwars door dat blikveld van 360° ook nog een rechte houten blokkenmuur waarmee ze het spel kan spelen van verdwijnen en verschijnen: nooit is ze voor iedereen tegelijk zichtbaar. Als we in de studio van LaGeste binnenkomen, staat ze er louter met haar voorhoofd tegen geleund, als een uitgeputte spade met hangende handen en haren. Voetje voor voetje duwt ze het gevaarte vervolgens in gang. Eerst langzaam, bijna in slow motion, gaat de muur rond zijn as draaien. Meteen krijgt De Wilde zelf iets van een Sisyphus-figuur, een dwangarbeider, een rat in de val.
Maar hoe meer vaart die draaiende muur vangt, hoe meer zijzelf de actieve beweger wordt: de motor, de rotor van de wendingen. Iets komt tot leven, terwijl ook de soundscape met samples van een fifties instructievideo over het aanbrengen van make-up steeds meer gaat hikken tussen de versnellende livemuziek van contrabassist Brecht Beuselinck. Een even gestage als strakke opbouw zien we. Tot die plots tot het punt komt – wanneer De Wilde bijna aan het hollen gaat – dat de draaiende muur nog nauwelijks te stoppen lijkt. Meer en meer zit hij achter haar aan, in plaats van zij achter de muur. Er lijkt iets in gang geduwd dat zich tégen haar dreigt te keren. Zo gaat dat nu eenmaal met draaimolens. Ineens schieten ze je uit handen. Wie beweegt wie?
Met wat verbeelding zie je de kruipende of net jagende wijzers van de klok, een perpetuum mobile van lege klankkasten of zelfs doodskisten, een losse bewegwijzering die telkens nieuwe richtingen aangeeft, uiteindelijk zelfs een majestueuze dubbele trap, of een klassieke dna-spiraal.
Toen Lieselot De Wilde anderhalf jaar geleden de Ultima voor Muziek ontving, prees de jury haar grote veelzijdigheid als zangeres, en haar ‘creatieve en avontuurlijke projecten waar ze ook andere van haar passies in kwijt kan, zoals theater, poëzie en improvisatie’. Na haar studies aan het Leuvense Lemmensinstituut deed ze bij LOD Muziektheater eerder al mee in producties als ‘Muur’, ‘Meneer Afzal’ en ‘Huis der verboden muziekjes’. Ten tijde van corona initieerde ze verder haar eigen multimediale project ‘Around The World in 72 Songs’, een muzikale wereldreis met liederen uit 72 verschillende landen. De Wilde is een van die artiesten die perfect aanvoelt dat klassieke muziek uit zijn bekende kringetje moet treden om er niet in vast te draaien.
Ook in ‘Figurine’ zingt ze af en toe: nu eens geïnspireerd door de mystieke liederen van Hildegard van Bingen, dan weer frivool met louter klanken, als kreeg het grote dierenbos een muzikale stem. En ‘veelzijdig’ is de klankkleur van haar voorstelling inderdaad, bijna doorlopend gedragen door Beuselincks vooraf opgenomen geluidsontwerp en zijn livemuziek naast de scène. Dat gelaagde samenspel tussen live zang, live contrabas én elektronisch klankbad maakt van ‘Figurine’ een volle, maar tegelijk soms weinig geritmeerde of geschakeerde beleving. De muzikaliteit volgt de wetten van de circulaire dramaturgie: ze zoekt eerder de continue immersie dan de stuwende lijn. Het geeft je kijk- en luisterervaring in het beste geval iets meditatiefs, maar net zo goed iets soezerigs.
Veel heeft te maken met de verdere choreografie die De Wilde aangaat met de houten muur, een knappe sculptuur van Mirella Weingarten. Eens ze de snelle wenteling ervan toch weer tot staan heeft gekregen, duwt ze die massieve wand gestaag open tot een waaier van acht immense Jenga-blokken. Al die langwerpige platte kisten delen dezelfde as in het midden, maar daar kunnen ze nu dus ook afzonderlijk rond roteren. De houten muur wordt een versplinterde molen: vrij te verdraaien tot allerlei standjes, maar ook aan te zwengelen tot dynamische wentelingen op verschillende snelheden. En wat meer is: De Wilde kan bijna onmogelijk buiten hun radius treden. Ze zit in haar vervaarlijke draailier opgesloten, moet er zich voortdurend toe verhouden. Blokken glijden langs haar hoofd, dringen haar in de rug, dienen overstapt te worden.
Zo dwingend is deze installatie, én met zoveel mogelijkheden, dat De Wilde wel gedwongen lijkt om zich in allerlei bochten te wringen om die ook allemaal te exploreren. Na haar strakke begin gaat de voorstelling zich zo vanzelf wat verliezen in een corporeel spel met het decor, terwijl je daar niet altijd nog de diepere reden van voelt. Niet dat de molen geen metaforen loslaat op de zaal. Met wat verbeelding zie je de kruipende of net jagende wijzers van de klok, een perpetuum mobile van lege klankkasten of zelfs doodskisten, een losse bewegwijzering die telkens nieuwe richtingen aangeeft, uiteindelijk zelfs een majestueuze dubbele trap, of een klassieke dna-spiraal. Hoog en droog vleit De Wilde zich uiteindelijk in de lengte neer op de bovenste trede. Na haar dans met de machinaties van het bestaan heeft haar ontvoogding finaal haar rustige top bereikt.
Maar wat wil ze met deze solo precies vertellen? Terwijl ‘Figurine’ zichzelf aankondigde als ‘een verkenning van het (zelf)beeld van vrouwen binnen en buiten de kunsten’, blijft het zoeken naar een coherente mededeling daarover. Op scène zie ik niet veel meer dan de dwangmatigheid waar elk mens aan onderworpen wordt, en zijn voortdurende poging om zich daar onderuit te werken. Als performer lijkt De Wilde meer een radertje geworden in haar eigen constructie, dan dat die constructie een middel is voor een heldere dramaturgie. Uiteindelijk gaat ‘Figurine’ steeds meer in een kringetje draaien, met op zijn best te veel versplinterde associaties, maar net zo goed heel weinig richting over (artistieke) vrouwelijkheid. In het hart van al haar dynamiek voelt deze creatie net verrassend statisch. Of ben ik zelf wat draaierig geworden?
Ik kan niet beweren dat ik het muziektheater de jongste jaren nauw gevolgd heb, maar deze voorstelling bevestigt de enigszins vooringenomen projectie die ik ervan meedraag: het is even mooi als keurig, opgetrokken rond een affe en uitgemeten esthetiek en een gepolijste expressie die de zaal eerder wil doen wegdromen dan tot inzichten wekken. Er spreekt uit de circulaire aanpak van ‘Figurine’ een vreemd soort volgzaamheid die er willens nillens toch iets kleinburgerlijks van maakt. Terwijl dat net het laatste lijkt wat Lieselot De Wilde beoogt?
‘Figurine’ speelt nog op 1 en 2 september in Gent, in de Studio van LaGeste op de Bijlokesite, in het kader van festival ‘Wonderland’.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz