Schemerland Kopergietery / Pleegzorg Oost-Vlaanderen
Een knuffel van een voorstelling, over het gemis eraan
Uiteindelijk komt alle drama neer op maar één drama: de separatie tussen kinderen en ouders. In ‘Schemerland’ van Kopergietery staat slechts één pool op scène: acht jongeren en één kind. Vier van hen groeiden op in pleeggezinnen, weg van hun echte thuis. Net vanuit dat gemis zegt en toont deze jongerenproductie met Pleegzorg Vlaanderen zulke wezenlijke dingen over opgroeien en ouderschap dat je er zelfs je eigen moeder voor zou afgeven. ‘Schemerland’ straalt en schittert als een ruwe diamant.

Hoe diepe geborgenheid eruitziet? Met z’n tweeën, achter elkaar zittend op de grond, samen in één wollen trui kruipen. Tot er plots nog een derde mee door het halsgat komt piepen: Freddy, een knuffel met olifantenslurf. Hoe diepe verlatenheid eruitziet? In foetushouding op een matras met je hoofd in je armen liggen, terwijl vier anderen traag een lang dik touw uit je buik trekken, tot de knoop in je maag er mee uitkomt. Nee, het zijn geen ingewikkelde beelden die regisseur Axelle Verkempinck en haar negen spelers op het podium brengen. Toch vertellen ze heel veel over alle ingewikkelde kwesties die onder ‘Schemerland’ meespelen. Ze doén ook veel. Je voelt het niet alleen bij jezelf, maar in de hele zaal.
Tussen die twee tegenstrijdige gevoelens van nestwarmte en ontheemding ontwikkelt zich een narratief dat herinnert aan Lord of the Flies of de Lost Boys in Neverland: fabels waarin jongeren volledig op zichzelf teruggeworpen zijn, zonder ouderlijk gezag. Kopiëren ze in die staat gewoon de problematische structuren waarin ze groot geworden zijn, of ontwerpen ze een nieuwe wereld? Hier is hun eigen kleine samenleving een rommelig hol tussen melkwitte gaasgordijnen. Het ziet eruit als een tweedehandse thuis, met zijn bijeengeraapte inboedel uit de kringloopwinkel: een brede zetel, een tv, een koelkast, een dossierkast, achteraan een tafeltje om rond te vergaderen. En matrassen. Veel matrassen. Het decor van Wim Piqueur is een vluchthuis waar voorlopigheid de vaste werkelijkheid is geworden.
De acht jonge personages die zich hier verschanst hebben, zijn allen weggelopen van thuis – of wat daarvoor doorging. Als zij het over ‘ouders’ of ‘volwassenen’ hebben, klinkt dat als het discours van vrijheidsstrijders over de bezetter. Ze willen het zelf doen. Tegelijk doen ze het samen. Als één roedel dreunen ze hun regels op: geheimen worden in vertrouwen bewaard, bed en brood worden gedeeld. Zo zien we een commune van tweedehandse kinderen die zich samen de eerste viool hebben leren spelen. Soms klinken hun meningen als mantra’s, even vaak als een kakofonie, ruziënd door elkaar. Hun kostumering (door Valerie Le Roy) volgt dezelfde filosofie: het zijn bijeengeraapte kleren in vele kleuren, tweede en derde en vierde huiden als van een nomadisch volkje, waarin ze zich volwassener voordoen dan ze zijn.
Als deze acht jongeren het over ‘ouders’ hebben, klinkt dat als het discours van vrijheidsstrijders over de bezetter.
Maar hoeveel de visuele aankleding van ‘Schemerland’ ook vertelt over de psychologie van (pleeg)kind zijn, uiteindelijk is de motor van de voorstelling toch een klassiek verhaal. Dat begint wanneer tussen deze jongeren plots een kind opduikt. Het kruipt gewoon uit de frigo: een helder symbool voor de kille wachtstand waarin zijn gevoelens zijn gedwongen. Deze vondeling van tien heeft geen naam en geen geschiedenis, alleen een trekje dat doet denken aan de Kaspar (Hauser) uit het gelijknamige stuk van Peter Handke: hij bauwt jongerenleider Milo (Otis Mels) bij de eerste kennismaking gewoon na. Stukje bij beetje zal blijken dat dit kind (Sem Buysse) net wél terug wil naar zijn moeder. Zo zet hij niet alleen het drama, maar ook de basisvraag van de hele voostelling in gang: hoeveel en welk ouderschap is er nodig om jezelf te worden? Wat loop je mis als het er niet is?
Ook de structuur van ‘Schemerland’ is ingenieus in haar eenvoud: tekstscènes en beeldende scènes wisselen elkaar af, met telkens warme muziek van Jo Thielemans onder de beelden. Net zo leesbaar is de afwisseling tussen geanimeerde groepsdiscussies – zoals over de ethische plicht tot (kinder)opvang – en meer intieme monologen en dialogen – zoals over moeders en hun superkrachten. Met dit heldere raamwerk, gefundeerd op simpele contrasten, bieden Verkempinck en creatief therapeut Karla Haezebrouck hun spelers alle ruimte om eigen inzichten en (levens)ervaringen in te schuiven en zich de voorstelling eigen te maken.
Het zijn hun individuele momenten die ‘Schemerland’ diepgang geven. Selin (Tülay Kartal) die alle andere spelers als zetstukken gebruikt om met een snel familietoneeltje aan te tonen hoe makkelijk gezinnen uiteen kunnen vallen na een auto-ongeluk. Maya (Mona Wybaillie) die zichzelf aanprijst bij iemand in het publiek om haar mee naar huis te nemen en een thuis te geven: “Ik zal u niet tot last zijn.” Pia (Prieel De Lathouwer) die voortijdig uit de gemeenschap vertrekt omdat ze wél een ouder nodig heeft die haar structuur biedt. Het zijn allemaal spelmomenten die bewijzen dat deze jongeren echt in hun kracht staan in deze voorstelling – de spelers uit pleeggezinnen vallen niet te onderscheiden van de meer geoefende spelers uit de atelierwerking van Kopergietery. Hun ongezouten solo’s laten tussen de lijnen ook zoveel méér mee smaken, van zoete liefdesnood tot bitter wantrouwen.
Want hoe direct alle teksten ook zijn, de ware kracht van deze jongerenvoorstelling is haar suggestiviteit. Onder elke anekdote tekent zich in je hoofd meteen een veel breder sociaal en maatschappelijk portret af. Onder elke repliek spreekt er iets persoonlijks mee, zonder dat het geheel ooit persoonlijk wordt. Die combinatie tussen eenduidigheid aan de voorkant en meerduidigheid aan de achterkant emotioneert niet alleen, ze tilt de thematiek van de voorstelling ook ver boven haar concrete thema uit: ‘Schemerland’ gaat uiteindelijk over wat alle ouderschap in essentie is en doet, net doordat het hier ontbreekt. Ze gaat over ieders dubbele streven naar zelfstandigheid, net doordat die hier te vroeg is moeten komen. Dat maakt van de voorstelling een knap staaltje van theatrale transformatie.
Hoe direct alle teksten ook zijn, de ware kracht van deze jongerenvoorstelling is haar suggestiviteit.
Kern van die omvorming is hoe verbeelding werkt in deze creatie. Vaak wordt ‘de kracht van verbeelding’ van kunst geroemd als een weldadige vlucht uit onze grijzige alledaagsheid. Hier zie je een verbeelding aan het werk die ons juist helpt thuiskomen in die alledaagsheid. Neem de rol van de olifant in de voorstelling. Vóór aanvang schetst een kinderstem hoe olifanten hun kinderen twee jaar in de buik dragen, om ze daarna nog eens twaalf jaar te beschermen tegen elke dreiging. Op scène komt diezelfde olifant terug in de knuffel van het jongetje. Hij is het ook die de titel van de voorstelling duidt: hij leerde van zijn moeder dat ‘Schemerland’ het veilige overgangsgebied is tussen het duister en het licht, waar de monsters van de nacht en van de dag niet komen. Waar hij met een gerust hart op haar kan wachten tot ze terugkomt.
Allebei die metaforen hebben dezelfde functie als zijn knuffelbeest zelf: ze materialiseren een wolk van ongrijpbare gevoelens en gedachten in één zacht en tastbaar hulpstuk. Olifant en schemerland zijn (ideaal)beelden, vormen van ‘verbeelding’, die iets groots en ondeelbaars vertalen in iets heel concreets dat wel te delen valt. Onze nood aan zorg krijgt gewoon een slurf en een staartje, waardoor je erover kan praten én mee kan ontroeren. Onze existentiële hang naar bescherming wordt gewoon begrensd tot een lapje grond, waar iedereen het zijne van kan maken. Het is die kinderlijke strategie van betekenisgeving die je in ‘Schemerland’ voelt in elke vezel, en die uiteindelijk levensgroot zal samenkomen in een rake apotheose.
Precies hetzelfde doet de voorstelling op zich: ons betekenis helpen geven door beelden te bieden waardoor we het er wél over kunnen hebben. Over dat eerste oerwoord ‘mama’. Over hoe het voelt om die mama te missen of niet langer te vertrouwen. Over wat het is om haar los te laten. Zo simpel en tegelijk zo diep ritueel werkt ‘Schemerland’: als een simpele knuffel. Voor iedereen die te weinig omhelzingen heeft gekregen en iedereen die er meer en betere zou willen kunnen geven.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz