Dans / Performance

Un-staging Tactility Vera Tussing

Re-staging visuality

Un-Staging Tactility wil zoeken naar wat er gebeurt vlak voor een aanraking. Elke aanraking voelt anders, afhankelijk van wat daarvoor precies kwam. Waar Vera Tussing in een eerste deel absoluut in slaagt om je bewust te maken van hoe je eigen voorgeschiedenis je gevoel bij aanrakingen aanpast, verliest Un-Staging Tactility in het tweede deel wat richting.

Un-staging Tactility
Elie Agniel Brussel, Kaaistudio's meer info download PDF
11 december 2023

De voorstelling begint niet in de reguliere theaterzaal van Kaaistudio’s, maar in het zaaltje naast het café. De stoelen staan er in twee rijen aan de rand van de zaal. Op elke stoel ligt een klein object uit stof. In het midden van de ruimte houdt danser Raphael Philipe Damasceno Ferreira de Moura een hoop feloranje stokken aan hun toppen vast - ze moeten ongeveer twee meter hoog zijn. De twee andere dansers, Helen D’Haenens en Christine Sollie, verwelkomen de toeschouwers. De Moura laat zijn bundel stokken vallen en de dansers rapen er om de beurt een op alsof het een uitvergroot mikadospel is: telkens wanneer meer dan één stok beweegt, is de volgende danser aan de beurt. De stokken zijn echter niet heel stijf, waardoor ze telkens gaan trillen als de druk eraf wordt gehaald.

Als alle stokken opgeraapt zijn, leest De Moura een tekst voor. Hij verwelkomt het publiek en vraagt: ‘What comes before touch?’ Welke aanrakingen maakte je bewust mee op weg naar de voorstelling? Koude wind, toevallige aanrakingen? Sollie neemt de micro over en vraagt om het object dat op je stoel lag vast te nemen. De dansers stellen om de beurt vragen. Onderzoek de textuur ervan, knijp erin, streel het, trek er eens aan. Hoe voelt het als je er met de achterkant van je hand over wrijft? Een van de dansers stelt enkele van de vragen ook in het Nederlands en het Frans. De dansers die niet aan het woord zijn doen mee met het publiek, ook zij hebben dezelfde objectjes vast. ‘Un-Staging Tactility’ past dan ook binnen choreografe Vera Tussings Tactile Cycle, een serie waarin ze met podiumwerk, sculpturen en geluidsinstallaties op zoek gaat naar het tactiele, en bij uitbreiding naar hoe een publiek in aanraking kan komen met een performer.

In hun reeks vragen verschuift de aandacht naar kwesties rond de afstand tussen twee handen. Wat zijn mogelijke wegen of afstanden tussen twee handen? Terwijl de vraag wordt gesteld, lijken de dansers ze met hun lichamen te onderzoeken. Bewegingen beginnen in een hand, kruipen over hun armen, langs hun rug naar de andere hand. Stilaan bewegen ze ook naar elkaar toe, maar – belangrijk! – raken elkaar telkens net niet aan, tot ze elk met hun duimen en wijsvingers een cirkel maken en ze, nogmaals zonder elkaar aan te raken, in elkaar haken.

De dansers halen hun oranje stokken opnieuw tevoorschijn. Door deze aan beide uiteinden stevig vast te houden, spannen ze de lange stokken op tot hoepels waarmee ze hetzelfde spel spelen: ze haken hun armen en gespannen stokken in elkaar en raken elkaar net niet aan. De spanning van dat net-niet aanraken is voelbaar, en wordt versterkt door de stokken die ook zichtbaar onder spanning staan. Het is opmerkelijk hoe de spanning bij momenten haast te snijden is. Maar eerder nog dan een bewustzijn van wat je vlak voor een (potentiële) aanraking voelt, ontstaat een grotere gevoeligheid voor wat elkaar wel aanraakt. Niet alleen voel je het stuk stof op je schoot, of de aanraking met een andere toeschouwer, maar je ziet plots ook duidelijker de accidentele aanrakingen tussen anderen en van de dansers.

Het spel duurt niet heel lang. De muziek in de zaal dempt en gaat ergens in de traphal luider klinken. De dansers vragen de toeschouwers om hen naar de theaterzaal te volgen langs een smal gangetje. Ditmaal vallen de aanrakingen van de licht drummende massa wel degelijk op. Iedereen krijgt onderweg ook een klein houten stokje: roos en ongeveer vijf centimeter lang.

Op het podium van de theaterzaal loopt Sollie al verwoed heen en weer. Ze houdt ook een roze stok vast, een groter formaat dat reikt vanaf de grond tot haar middel. Telkens wanneer ze aan het einde van de zaal komt, plant ze de staf als een skistok in de grond, draait er met gestrekte arm omheen, en wandelt de andere richting uit. Terwijl de toeschouwers hun nieuwe plaatsen zoeken, sluiten de twee andere dansers mee aan met hun eigen roze of oranje staf.

In een vrij klassieke choreografie blijven de drie dansers lijnen door de zaal lopen. De muziek, NAUTILUS van Anna Meredith, klinkt filmisch bombastisch. Het stuk doet denken aan de grandeur van Carl Craigs symfonisch orkest. Het ene moment wandelen ze in parallelle lijnen, doen ze een of twee toertjes rond de stok voor ze van richting veranderen, of blijven ze voor langere tijd rond een vast punt in de ruimte draaien. Telkens wanneer een danser zich in de ruimte verplaatst, zoekt hij opnieuw het ritme en de frequentie van de andere dansers op. Ook zoeken ze telkens situaties op waarbij ze elkaar net niet aanraken in het draaien rond hun stokken. Alleen valt de spanning hier wat weg. Aan de ene kant was de afstand tot de dansers in de kleine zaal veel intiemer, waardoor de net-niet aanrakingen minutieus, fragiel en verfijnd aanvoelden. Net als de these van Tussing dat elke aanraking een andere lading krijgt door wat eraan vooraf kwam, is dat ook bij dit deel van de voorstelling een feit. Door de plotse vergrote afstand in de theaterzaal verdwijnt de finesse ervan en zwakt dus ook de spanning wat af.

Als de muziek gaat liggen en het licht fel witblauw wordt, wandelen de dansers een voor een langs de rand van het podium. Sollie loopt zelfs de trappen langs de toeschouwers even op, tot D’Haenens het publiek uitnodigt om rond het podium te komen zitten. De dansers hernemen nog even dezelfde choreografie met hun staf, maar komen nooit erg dicht bij het publiek. Ditmaal hebben ze wel alle drie speakertjes om hun middel gebonden, waardoor je hun nabijheid niet alleen ziet maar ook hoort.

Die nabijheid horen wordt des te belangrijker als ze opnieuw de grote oranje mikadostokken bovenhalen en ze weer aanspannen tot halve cirkels. Ditmaal nodigen ze het publiek uit om met de kleine roze houten stokjes hun grote mikadostokken aan te raken als ze dichtbij komen. Hier ben je je natuurlijk heel bewust van het moment voor de aanraking, vooraleer een nieuwe halve cirkel naar je toe komt, maar het heeft nog een ander effect. De bewegingen van de dansers zijn snel en vertragen pas wanneer ze dicht bij de toeschouwers komen. Dat kleine stokje in aanraking brengen met de grote hoepel vraagt wat coördinatie, waardoor je niet alleen het raken van de stokken voelt, maar je meer bewust bent van je eigen aandeel in het spel.

De dansers rollen uiteindelijk een groot grijs doek uit over de podiumvloer. Niet zonder moeite: met drie een vierhoekig doek uitrollen blijkt niet evident. In het grijze doek zijn op regelmatige afstanden gaten gemaakt, waar dansers en enkele uitgekozen toeschouwers hun hoofd door mogen steken. Eerst zetten de dansers en de toeschouwers het doek even onder spanning, door zo ver mogelijk van elkaar te gaan staan. En uiteindelijk, onder stroboscopisch licht en felle muziek, dansen ze van opening naar opening, steken er telkens hun hoofd even door, en schuiven door naar een andere opening.

‘Un-Staging Tactility’ begint veelbelovend. Het haalt inderdaad tactiliteit letterlijk even van het ‘podium’ en analyseert het. Eerst gebeurt dat nog samen met het publiek, maar al snel verschuift die analyse naar wat er tussen de lichamen van de dansers gebeurt. De methode om elkaar als danser net niet aan te raken werkt aanvankelijk heel goed: je voelt dan de spanning omdat die afwezigheid van aanraking zoveel langer gerekt wordt dan in de werkelijke wereld.

Maar waar Tussing in de eerste zaal een grote verwachting opbouwt, een gedreven onderzoek lijkt op te stellen en - door het hele publiek door een smal gangetje te loodsen – je verplicht om de accidentele aanrakingen op te merken, verliest de voorstelling daarna wat van zijn focus. De vraag wat je voelt vóór de aanraking wordt niet meer opnieuw gesteld, noch letterlijk door de dansers, noch echt helder in de choreografie. Ook lijkt de spanning tussen het net niet aanraken van elkaar in de grote zaal zijn kracht te verliezen. Deels omdat de uitvoering zo veel intiemer en verfijnder is in de kleine zaal, deels omdat hij tegen dat we in de grote zaal zijn, al in al zijn facetten onderzocht lijkt. Hoewel het tweede deel zeker boeiende kanten blijft hebben, lijkt het toch voor een deel de kracht van de reflectie te verliezen: je vergeet al snel wat de inzet was. Zo wordt de dansvoorstelling opnieuw voornamelijk een visueel spektakel. Un-Staging Tactility verschuift dan eerder naar re-staging visuality. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login