Skatepark Mette Ingvartsen
Tijdsbeeld op wieltjes
Skaters bij wijze van voorstelling op een podium zetten. Het lijkt een bizar idee. Hoe houd je zoiets spannend? Waarin verschilt hat van wat skaters gewoon op straat doen? Maar dat is buiten het genie van de Deense choreografe Mette Ingvartsen gerekend: haast zonder dat je er erg in hebt smeedt ze dat materiaal in ‘Skatepark’ om tot een boeiend -en aanstekelijk- tijdsbeeld.
Een indrukwekkende skatebowl, gebouwd van houten platen (een ontwerp van Pierre Jambé - Antidote), vult het hele podium van De Singel. Links en rechts, achter de oplopende randen ervan is er een verhoog. Hekwerken en metalen golfplaten suggereren dat daarachter een braakliggend terrein begint. Terwijl het publiek binnenkomt is er al een groepje van vier of vijf skaters en inline skaters zijn kunsten aan het tonen – en oefenen, want het loopt geregeld ook wel eens fout als een skater een sprong over een railing probeert. Mette Ingvartsen signaliseert zo subtiel dat we geen circus met verbluffende acts gaan zien, maar het leven van skaters zoals het is: heel veel proberen en oefenen om die verbluffend elegante, maar ook razend gevaarlijke, routines onder de knie te krijgen.
Een jonge vrouw met een wit-rood-zwart beschilderd gezicht (Júlia Rúbies Subirós) wringt zich al die tijd wat brutaal, met een beatbox in de hand, tussen de toeschouwers door. Terwijl het licht in de zaal nog brandt sleept een man een grote box de trappen af, het podium op. Ook dat is een signaal: de voorstelling brengt een realiteit, een sociale praktijk binnen in de schouwburg die daar niet ‘hoort’. Dat zit, vertelt Ingvartsen in het programma, in het DNA van de skate praktijk. Ooit begon die in Californië als een verzet tegen de privatisering van de publieke ruimte. Maar als de skaters door de zaal bewegen zeggen ze ook: jij bent ook deel hiervan. Je bent niet alleen maar toeschouwer.
Haast zonder dat je het merkt is de voorstelling zo begonnen. De eerste skaters – gerekruteerd uit de lokale skate community – ruimen één na één plaats voor een nieuwe groep van twaalf. Die is opmerkelijk. Ze telt weliswaar iets meer mannen dan vrouwen, maar is zeer divers samengesteld, met een leeftijd die varieert tussen - schat ik – tien en minstens dertig jaar oud. Het zijn niet allemaal skaters trouwens: twee jonge mannen blijken met verbluffende handstandjes en andere capriolen echte acrobaten. Er zitten ook nogal wat multi-talenten bij: één man blijkt ook een uitstekende gitarist, twee vrouwen (Rúbies Subirós en Mary Pop Wheels) ontpoppen zich als zangeressen.
Je zou zweren dat Ingvartsen deze groep gewoon op straat verzamelde. In zekere zin is dat ook zo: de meesten hebben geen professionele achtergrond, hoezeer ze ook uitblinken in wat ze vertonen. Het lijkt daardoor alsof je naar een echte skate community kijkt, waarvan je de codes en gebruiken die er heersen leert kennen. Aanvankelijk draaien ze maar wat rondjes, soms tegelijk, soms maar met een paar. Een jongen kruipt door een paar autobanden en rolt daarmee landerig over de vloer. Een meisje gaat op het hoge plateau in haar eentje dansen. Een gitarist neemt naast haar plaats en begint te improviseren op de pompende elektronische base line (Anne van de Star en Pieter Lenaerts) die steeds doordringender klinkt.
Dit is een alternatieve, fantasierijke wereld die lichamelijkheid en gemeenschap viert
De wat clandestiene sfeer van de activiteit blijkt als de ene na de andere skater, vooral de jongsten, een masker opzet en een hood over het hoofd trekken. Deze groep onttrekt zich aan de ‘echte’ wereld van jachten en jagen. Dat onderstrepen Julia en ‘Poppy’ met songs als ‘Hush there’s more to life than rush’. Dit is een alternatieve, fantasierijke wereld die lichamelijkheid en gemeenschap viert, zonder ophouden, als doel op zich. Een gemeenschap die zich afvraagt waarom we ons zouden onderwerpen aan een maatschappelijke dwang als er geen zinvol werk is, maar des te meer overvloed.
Deze groep lijkt zo op de nomadische, hedonistische mens van de postindustriële toekomst die Constant Nieuwenhuys zich voorstelde in zijn New Babylon project. Met dat verschil dan dat ze geen nieuwe structuren nodig hebben maar het doen met vergeten en verlaten plekken in de stad (of een skate bowl opzoeken). Met dat verschil ook dat ze meer zorg dragen voor elkaar dan de bewoners van New Babylon die eindigden met uitspattingen van geweld. De skaters snoeven wel graag tegen elkaar op en wedstrijdjes zijn niet van de lucht, maar niemand lijkt zich erom te bekreunen een score bij te houden. Een heel enkele keer lijkt het toch mis te gaan als Rúbies Subirós luid meezingt met de agressieve song ‘Get out of my way’.
Het is wonderbaarlijk hoe Ingvartsen al die aspecten bijna terloops aanbrengt in de loop van de avond. Het lichtontwerp van Minna Tiikkainen speelt daarin een grote rol: het gaat van middag naar avond en nacht en weer ochtend. Het zit ook in de variaties in de score, die soms zuiver elektronisch is, maar af en toe uitbarst in rauwe grunge. Maar het zit ook in de kleine scènes die als vanzelf ontstaan door een wedstrijdje, een moment van rust of net van heel drukke activiteit.
Het plezier dat rondhangt op het podium steekt de zaal daardoor steeds meer aan. ‘Skatepark’ is een belevenis die met weinig andere voorstellingen te vergelijken valt: circus en dans, muziek en acrobatie, maar tegelijk ook een opmerkelijk sociologisch portret van onze tijd.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz