Dans / Opera

Rusalka - Antonín Dvořák Alan Lucien Oyen / Giedre Slekyté

Als 'Rusalka' aan het dansen gaat

De enscenering van de opera ‘Rusalka’ van Antonín Dvořák door OperaBallet Vlaanderen, in een regie van de Noor Alan Lucien Oyen en onder muzikale leiding van de Litouwse Giedre Slekyté is geen onverdeeld succes. Muzikaal laten dirigente en zangers deze sprookjesopera volledig tot zijn recht komen. De regisseur laat zich echter vooral kennen als een choreograaf, eerder dan als theaterregisseur. Hij kan een beroep doen op enkele virtuoze dansers van het Ballet, maar de dans verdiept het gegeven niet. Integendeel: het mengen der genres levert zelden een meerwaarde op. Je krijgt wel een zeer beweeglijke voorstelling, maar Oyen houdt zich nauwelijks met de zangers bezig. Door dat onevenwicht bereikt hij slechts een oppervlakkig resultaat.

Rusalka - Antonín Dvořák
Johan Thielemans Opera Antwerpen meer info download PDF
13 december 2019

Antonín Dvořák heeft buiten Tsjechië nooit een grote reputatie gehad als operacomponist. Alleen de sprookjesopera Rusalka vond zijn weg naar het internationale podium.  De opera werd gecreëerd in 1901 maar ademt nog heel sterk de negentiende eeuw : waternimfen die graag mens zouden zijn,  een onmogelijke liefde en een fatale afloop. ‘Rusalka’, schrijft Koen Bollen in het programma boek, ‘is een sprookjesverhaal over nimfen, een meermin, een  waterman, een heks, een prins en een prinses’. Muzikaal sluit Dvořák nog aan bij een nationalistisch , romantisch idioom. Het werk blinkt uit door een rijke orkestratie én door een reeks ontroerende aria’s.

Opera Ballet  Vlaanderen haalde Alan Lucien Oyen, een jonge Noorse choreograaf, in huis als regisseur. Hij zou theater met dans verbinden. Het resultaat is dat er meer dans dan theater te zien is. Ik ontdek hem als choreograaf, en zie dat hij van de dansers veel virtuositeit vraagt. Drie uur lang kronkelen en draaien ze, scheren ze over de grond, en laten ze hun lichamen slingeren rond een ingebeelde verticale lijn. Zo ontstaat afwisselend een beeld van evenwicht en van ontwrichting. Gebaren spelen een grote rol: ze zijn onrustig, vloeiend als golven op het water, met armen die de hoogte inschieten. Die stijl vermoeit door zijn beweeglijke overdaad en niet aflatende energie, hoewel de dansers onder elkaar merkwaardig genoeg weinig sensualiteit laten blijken, en elkaar zelfs nauwelijks aanraken.

De basisidee van Oyen bestaat erin de zangrollen te dubbelen met dansers. Zo verschijnt elke zanger met zijn avatar. Daar Oyen, in zijn eerste operaregie, de zangers zo goed als roerloos laat staan, trekt zuigt de werveling van de dansers alle aandacht naar zich toe. Je probeert te achterhalen wat ze willen uitdrukken, maar mij lukt dat moeilijk. Neem nu de rol van Vodnik, de watergeest en vader van Rusalka . Dvořák schrijft een personage voor uit één blok. De Georgische bas Goderdzi Janelidze zingt die partij voortreffelijk. Hij wordt vergezeld door Matt Foley, een danser groot van gestalte die draait, keert en langs de vloer scheert als een slangenmens, één en al onduidelijke beweeglijkheid. Is dit het onderbewustzijn? Is dat een verwijzing naar de tekst? Het is zeker geen verwijzing naar de muziek, want de band tussen geluid en gebaar is bij Oyen heel dun.

Elke zanger verschijnt met zijn avatar

Theatraal verrijkt de toevoeging van de dans de opera daardoor zeker niet. Een eerste operaregie mag wel wat onhandig zijn, denk je dan, als er maar diepgang is. Maar die valt er niet te bespeuren. De dansen duwen de voorstelling daardoor in de richting van het oppervlakkige.

Gelukkig compenseren enkele sterke elementen in de voorstelling dat. De cast blinkt uit in diversiteit. Ze omvat een Koreaan, een Zuid-Afrikaanse, een Georgiër; geel zwart en blank, zeg maar. De bezetting is voortreffelijk. Vooral de Zuid-Afrikaanse Pumeza Matshikiza is vocaal overtuigend en aanwezig, met een heel mooi ‘Lied van de Maan’, één van de muzikale hoogtepunten van de partituur. Maar theatraal krijgt ze van Oyen geen kansen met de virtuoze Shelby Williams die rond haar dartelt. De Koreaanse tenor Kyungho Kim zingt met een stem die nog volledig moet openbloeien. Hij is als prins zo stijf als een hark, al is dat dus niet zijn schuld, toch vergeleken bij de hyper-actieve Morgan Lugo, in wiens dans expressie het moet afleggen tegen virtuositeit. Ook de andere zangrollen worden uitstekend verdedigd. In de orkestbak zagen we verder voor het eerst Giedre Slekyté. Ze laat de muziek weelderig klinken, met veel aandacht voor details en kleuren. Ze dirigeert met heel sierlijke gebaren en met veel autoriteit. Een heel positieve kennismaking, dus. En het operaorkest toont hier zijn bijzondere kwaliteit.

Maar in zijn geheel overtuigt de voorstelling dus niet, en doet ze zelfs niet erg hedendaags aan. Maar het publiek smulde er blijkbaar van, want zowel zangers, dansers als artistiek team werden op een ovatie onthaald.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login