Toneel

Marx Johan Heldenbergh / Stefaan van Brabandt / Het Zuidelijk Toneel

Karl Marx in het Casino...

Je moet het zien om het te geloven: een publiek van wel 1200 mensen dat in een afgeladen vol Casino-Kursaal (!) van Oostende recht veert om Karl Marx – of toch zijn ‘spook’, gespeeld door Johan Heldenbergh – een ovatie te geven. En dat dan nog wel nadat hij het de mantel heeft uitgeveegd over zijn gebrek aan liefde voor de medemens en voor zijn medeplichtigheid aan een onmenselijk systeem. Toch gebeurde precies dat op de laatste avond van TAZ #2022. Achteraf bekroop me de vraag of het applaus niet eerder de meeslepende vertolking dan de boodschap betrof. 

Marx
Pieter T’Jonck Casino-Kursaal, Oostende, in het kader van TAZ #2022 meer info download PDF
08 augustus 2022

De enorme opkomst voor deze 'Marx' was voorspelbaar: een succesproductie uit 2017-2018 die lange tijd niet meer te zien was en een acteur met een grote reputatie. Toch getuigt het van ongewone moed om op je eentje de grote zaal van het Casino-Kursaal in Oostende te trotseren: zowel podium als zaal zijn enorm. De ruimte dient voor grote shows, niet voor een monoloog die  eerder voor kleinere zalen bedacht lijkt. Bovendien blijft het podium leeg, op een wit doek van zo’n 5 m breed na, dat van hoog boven het podium doorloopt over de vloer. Het zal af en toe dienen als projectiescherm. In het begin verschijnt de bekende beeltenis van de oudere Marx, met zijn imposante witte baard er bijvoorbeeld op. Maar op een stoel na leidt er verder niets af van de acteur.

Een bleke versie van ‘Revolution’ van The Beatles, gezongen door een vrouw, weerklinkt als Johan Heldenbergh dat podium opstapt. Hij wacht in stilte, in het halfduister, het einde van de song af. De ratelende mitraillette-gitaar in de versie van The Beatles ontbreekt hier, maar de tekst komt daardoor des te beter door. John Lennon zegt daarin met nadruk dat de revolutie hem kan gestolen worden als ze enkel haat en dwingelandij voortbrengt. Het is zo alsof Marx zich laat kapittelen door Lennon over al het onheil dat zijn filosofie voortbracht.

Als het licht opgaat bezweert de man in een net pak met das die daar staat ons dan ook meteen dat hij, het ‘spook’ van Karl Marx, niets te maken heeft met de wandaden die in zijn naam gepleegd zijn, ‘net zo min als Christus verantwoordelijk was voor de wandaden van de kerk. Om maar één voorbeeld te noemen’. Hij was enkel een denker, een beetje tegendraads en behoorlijk activistisch, dat wel, maar niets meer dan dat. Hij wou enkel een model aanreiken, een denkschema om een onmenselijk systeem onderuit te halen. Maar blijkbaar worden goede ideeën altijd misbruikt, stelt hij vast. Lastiger is dat zijn voorspellingen ook niet uitkwamen, toch niet zoals hij het zich voorstelde.

Wat opvalt is dat deze Karl Marx een sappig Gentse tongval heeft. Hij poseert als een volksmens, maar dat was Marx, de zoon van een vooraanstaand advocaat en echtgenoot van Jenny von Westphalen, dochter van kleine Duitse adel, helemaal niet. Deze Marx speelt dus een beetje vals, want de arbeidersklasse waarvoor hij het opname tegen de kapitalisten kende hij vooral van zien en horen zeggen, tot hij, met zijn beminde Jenny, aan lager wal raakte en bovendien van land tot land moest zwerven omdat hij overal als een gevaarlijk agitator uitgewezen werd.

Zowat twee derden van de voorstelling gaan op aan de levensgeschiedenis van Marx en Jenny, en aan hun contacten met de rijke, progressieve industrieel Friedrich Engels. Die is tegelijk een apologie van de misstappen en vergissingen die Marx beging. De tekst van Stefaan Van Brabandt brengt daarbij haast terloops, de centrale denkbeelden van Marx ter sprake, maar dan wel in ‘gewone mensen taal’. Het dubbelzinnige van Heldenberghs ‘volkse’ verschijning zit dus ook al in de tekst. Het nadeel is dat historische en wijsgerige nuances, zoals de beroemde discussie tussen de anarchist Proudhon (de man van ‘La propriété, c’ est le vol’) en Marx wat verloren gaan. Je gaat zelfs denken dat Marx de slogan van Proudhon bedacht, terwijl hij een enorme hekel had aan de Fransman.

Heldenbergh haalt hier alle retorische trucs waarover hij beschikt uit de kast. 

Het mooie is echter dat je hier zo de mens Karl Marx ontdekt, met zijn zwade mens Karl Marx ontdekt, met zijn zwakheden, vergissingen en gebreken maar die ook heldenmoed kon tonen. Belangrijker is echter dat deze ingedikte historische schets Heldenbergh toelaat om complexe concepten als ‘aliënatie’, ‘warenfetisjisme’ of ‘historisch materialisme’ aanschouwelijk te maken met concrete voorbeelden en ervaringen. Het stuk focust dan ook meer op de intuïties die in het ‘Communistisch manifest’ (geschreven in Brussel!) opdoken dan op de latere uitwerking daarvan in de vier delen van ‘Das Kapital’.

De soms erg wrange levensloop van Marx wordt zo voor Heldenbergh de springschans om passioneel, staccato, het publiek diets te maken dat we het roer moeten omgooien, dat we op de verkeerde weg zijn als we hebzucht verheerlijken en uitbuiting van de werkende klasse normaal gaan vinden. Dat we meewerken aan onmenselijke toestanden als we een totaal gebrek aan liefde voor de medemens, de genadeloze uitbuiting van de ene mens door de andere vergoelijken door te geloven dat het volstaat om ‘wat meer je best te doen’. Een filippica tegen de meritocratie die zeer hedendaags aandoet…

Heldenbergh haalt hier alle retorische trucs waarover hij beschikt uit de kast. Grappen en grollen, plotse uithalen, halve drogredeneringen, het houdt niet op. Maar het werkt: het doet de zaal geloven dat het kapitalisme harteloos is, en dat we dringend ons ‘contract’ ermee moeten opzeggen. In de zaal is er maar één, ijl stemmetje, dat af en toe ‘neen’ roept als Heldenbergh nog maar eens een retorisch dilemma de zaal in stuurt.

De allergrootste retorische truc bewaart Heldenbergh, samen met regisseur en tekstschrijver Stefaan Van Brabandt, echter voor het slot. Plots dooft het licht.’Quand on n’ a que l’ amour’ uit 1956 van Jacques Brel weerklinkt op volle kracht. Het is een lied over de kracht van de liefde, als de brandstof die menselijke en maatschappelijke verandering tot stand kan brengen. Heldenbergh wacht alweer, net als in het begin bij ‘Revolution’, ingetogen tot de song voorbij is. Maar deze keer geeft de song hem gelijk natuurlijk! En zeg nu zelf, wie kan de orkaanstem van Jacques Brel weerstaan? Hij zou een steen tot tranen bewegen. Net dan verschijnt het portret van Marx weer op het achterdoek, deze keer dieprood ingekleurd. Je moet al een heel slechte verstaander zijn om de boodschap niet te vatten.

Toch is er de zeurkous in mij die denkt: op die manier, met de grote emotie van zo’n lied als glijmiddel, kan je elke boodschap doen passeren. Marx zag zijn bijdrage aan de geschiedenis echter wel als wetenschap, als objectief denken, ongeacht zijn maatschappelijk engagement. Hij putte zich uit in argumenten en onderzoeken die zijn stellingen moesten ondersteunen. Emotie, of ‘liefde voor de arbeidersklasse’ was misschien de brandstof van Marx’ denken, maar niet de uitkomst. Hij streefde naar een ‘wetenschappelijk socialisme’.

Die volgorde wordt hier omgekeerd. De emotie staat voorop. Het is die emotie die stormachtig applaus oplevert. Maar hoe krachtig emotie ook is, en dat is het zeker, als daarna het witte middenklasse publiek zich met zijn bedrijfswagen terug naar zijn knusse huis of vakantiewoning begeeft is er misschien niet zo heel veel veranderd in de geesten. Er zit heel weinig zand in de retorische machine van Heldenbergh en Van Brabandt. Wat als dat er wel was geweest? Op welke ramp wachten we eigenlijk? 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login