Les enfants du paradis Comp. Marius / Jacques Prévert
De poorten van het paradijs bleven dicht
‘Les Enfants du Paradis’ is een legendarische film van Marcel Carné, naar een scenario van Jacques Prévert. Hij kwam onmiddellijk na de bevrijding, in 1945, uit. Comp. Marius bewerkte ze nu tot een theatervoorstelling. Een voorstelling die zijn ziel niet vindt. Je kan niet om de vraag heen : waarom moet dit? Slordigheid als handelsmerk? Het is geen juiste optie. Het is ‘interessant’ om te zien hoe een voorstelling uit de bocht gaat.
In het paradijs heb ik in Oostende niet vertoefd. Deze voorstelling werkt niet – dat vond ook een deel van het publiek dat het bij de pauze voor bekeken hield.
Het scenario van de Franse dichter en scenarist Jacques Prévert gaat én over vormen van theater én over een ongelukkige liefde. In het liefdesverhaal staat het wonderlijke straatmadeliefje Garance (Clara Cleymans) centraal. Rond haar draaien vele mannen : de griezelige dichter-moordenaar Lacenaire (Kris van Trier), de schuchtere mimespeler Baptiste Deburau (Roy Aernouts) , de steracteur Fréderick Lemaître (Bert Haelvoet) en de steenrijke graaf de Montray (Koen Van Impe).
Garance en Baptiste lijken voor elkaar geschapen, maar na een heel lange toneelavond komen ze toch niet bij elkaar. Een verlangen dat niet vervuld kan worden. Baptiste huwt met Nathalie (Lisah Adeaga), dochter van de directeur van het theater ‘Les Funambules’ waar hij later triomfen viert.
Op Garance en Nathalie na zijn alle personages in dit stuk roemruchte historische figuren. De Franse dichter en scenarist Jacques Prèvert wilde immers evenzeer spreken over een moment uit de Franse theatergeschiedenis waar lichamelijk theater stond tegenover teksttheater. Het verhaal speelt zich ook af op de legendarische Boulevard du Temple, tussen 1820 en 1860 één lange rij theaters en cabaretten. In de volksmond heette die ‘boulevard du crime’, niet enkel omdat misdaadspektakels er steevast de affiche aanvoerden, maar ook omdat misdaden er schering en inslag waren.
De mime was het genre voor het volk - niet spreken, alles tonen. ‘Les enfants du Paradis’ smullen er van. Prévert heeft het natuurlijk niet over het Bijbelse Paradijs, wel over wat we in Vlaanderen ‘het paradijs’ of ‘den uil’ heten en in Nederland bekend staat als het schellinkje: het vierde balkon in het theater waar het gewone volk voor weinig geld het spektakel kan bijwonen. Dat waren, volgens Prévert, de ware theaterliefhebbers.
Gesproken toneel daarentegen was voor de hogere klasse, met opvoeringen van klassiekers als ‘Othello’ waarvan hier sprake is. Préverts verhaal is dus een reflectie over theater en de sociale klassen. Maar wellicht wilden zowel Prévert als Marcel Carné het ook hebben over de kracht van de stomme film, die door de onstuitbare opkomst van de gesproken film uitgerangeerd was.
Van deze rijke en complexe achtergrond is er weinig te zien bij Comp. Marius. De gemiste kansen – of het ontbreken aan enige diepgang- zijn legio. Maar laat ik enkele voorbeelden geven die voor de hele voorstelling kunnen gelden.
Van de rijke en complexe achtergrond van Préverts stuk is er weinig te zien bij Comp. Marius
De ‘Baptiste’ van Prévert en Carné was niemand minder dan Jean-Louis Barrault, een meesterlijk mimespeler. Dat bewijst hoe belangrijk Prévert en Carné het genre achtten. Mimespelen behoorde op dat moment trouwens tot de Franse avant- garde. Vandaar de schitterende mimescénes in de film.
Bij Comp. Marius daarentegen brengt Roy Aernouts de mimescènes op ongelooflijk slordige wijze. Zijn spel kan zeker niet gelden als een eigen kijk op de pantomime. Is hier dan van een soort luiheid sprake? Aernouts kan zijn personage ook niet de uitstraling meegeven die hoort bij de rol van Baptiste. Hij de grote lover? Geen mens die het gelooft.
Eén van de meest intrigerende rollen is deze van Lacenaire. Een dreigende aanwezigheid. Met de dolk die hij steeds bij zich draagt, steekt hij geregeld iemand neer. Maar daarnaast is hij ook een mislukte schrijver, die over theater en publiek filosofeert. Bij Kris van Trier blijft alleen een praatjesmaker over. Dat levert scènes zonder spanning op, omdat hij de tekst, net als zijn collega’s, op de oppervlakkigste laag speelt, en geen besef lijkt te hebben van zoiets als een ‘subtekst’. Oninteressant, dus.
De belangrijkste zwakte hebben we nog niet aangehaald : Bert Haelvoet speelt hier de grote acteur en verleider Fréderick Lemaître. Hij wedt, net als de anderen, op een weinig interessant ‘naturel’. Prévert laat het personage duidelijk evolueren. In het eerste deel schetst hij een jonge man die aan het toneel wil, en zijn debuut maakt bij het mimetheater. In het tweede deel, vele jaren later, heeft hij zijn roeping gevonden : hij mag eindelijk praten , ook al is dat in drakerige melodrama’s.
Van die evolutie valt bij Haelvoet niets te merken. Zo mist hij alles wat Prévert meegaf. De auteur suggereert immers een theorie over groots acteren. Als Lemaître, de flierefluiter, jaloers wordt op Garance, ziet hij dat als een geluk bij een ongeluk, want plots weet hij wat jaloezie aanricht bij een mens. Hij realiseert zich dat hij nu rijp is om Othello te spelen, een rol waarin de historische Lemaître ook werkelijk triomfeerde.
Dat wordt in de voorstelling onbegrijpelijk : Haelvoet blijft binnen het smal register van deze voorstelling : hij moet echter het verschil maken tussen ‘echt’ zijn – wat hij niet overtuigend doet- en acteur zijn . Maar Haelvoet haalt alles door dezelfde mangel. Dit een steracteur? Vergeet het maar.
Ondanks de talloze verkleedpartijen vindt deze voorstelling bovendien zijn ritme niet. Dus begint het al te slepen in het eerste deel. In het tweede deel gaat het van kwaad naar erger. Na afloop kom je buiten met de vraag : waarover ging dit? Waarover wilde dit gaan? Waarom wilde men dat spelen? En waarom speelt men dit zo?
De poorten van het paradijs bleven een hele avond gesloten.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz