Toneel

Mijn Broer. The Walrus. Colette Goossens

Erger dan een fantoompijn...

Colette Goossens gaat in de solovoorstelling ‘Mijn broer. The Walrus’ op zoek naar haar gestorven broer. Zelfmoord? Dat denk je, met enige aarzeling te begrijpen je na vele wilde wendingen in het verhaal dat ze ons opdist. Wat blijft hangen is het gevoel van afwezigheid, erger dan een fantoompijn. 

Mijn Broer. The Walrus.
Klaas Tindemans Dakparking Oostende
TAZ #2021
meer info download PDF
16 augustus 2021

Bekentenistheater. Niet omdat je een schuld moet toegeven, maar omdat je je trauma enkel kan bezweren – verlichten, overwinnen, kalmeren – door het uit de doeken te doen tegenover een onwetend publiek, als Durcharbeit bij een anonieme en amorfe psychotherapeut. Soms denk ik dat het een fase is in de ontwikkeling van een kunstenaar, een theatermaker, die door haar/zijn intiemst mogelijke verhaal te delen alle drempels willen overschrijden, die haar/zijn persoonlijkheidscrisis – zo essentieel bij een artistieke ontwikkeling – openbaar wil maken en daarvoor de krochten van het nog jonge leven verkent. Een diepe wonde, zoals de dood van een geliefd persoon, is dan gefundenes Fressen, voor de theatermaker en voor een publiek dat, ongewild of niet, onbewust of niet, vaak (voyeuristisch?) verlangt naar wat door moet gaan voor authenticiteit, ‘echtheid’. De vraag wat er in dit verhaal nu écht gebeurd is, blijft prikkelend.

‘Mijn broer. The Walrus’ van Colette Goossens blijft, als vertelling, vrij vaag over wat er nu precies gebeurd is met haar broer Camille, die in 2015 gestorven is, 23 jaar. Misschien is het een fout soort nieuwsgierigheid van mijnentwege, maar op het Facebook-account van Camille Goossens, waarop elk jaar nog zijn geboortedag en zijn sterfdag sereen en ontroerend herdacht worden, vernam ik niet veel meer. In een interview met een populair dagblad wil Colette, volgens de verslaggever, liever niet antwoorden op een vraag naar zijn doodsoorzaak, en uit de voorstelling blijkt alleszins dat de vaagheid – als dat het juiste woord is – deel uitmaakt van de verwerking, de Durcharbeit. Dat siert haar: op een bepaald punt mag, of beter: moet je, zwijgen over de afgrondelijkheid van je trauma. Daarmee is de afgrond niet minder diep of niet minder gevaarlijk. Maar er is een brug over gehangen, wankel weliswaar, en je kan je levensweg verder zetten, op voorwaarde dat je goed op je stappen let. Die voorzichtigheid is ook de leidraad van de performance die Colette Goossens met haar publiek deelt.

De voorstelling vindt plaats op een dakparking in Oostende, iets voor het middaguur. Gelukkig is het deze dag zeer zacht weer, en je kan een uur in volle zon probleemloos doorkomen. Colette Goossens zet een vinylplaat op, een album van haar broer Camille, singer-songwriter, dichter bij Nick Drake – meteen een zwart-romantische referentie – dan bij Bob Dylan – zijn absolute idool, zegt ze. Ze springt rond op het ruime speelveld van asfalt, ze schreeuwt uit dat ze haar broer verloren is en dat ze hem overal gaat zoeken: dichtbij, in huis, buitenshuis, ver weg, in de hele wereld, in het hele universum. Ze blijft (glim)lachen, ze speelt een aanstekelijke maar soms ook harde vrolijkheid. Iedereen kent de inzet van de voorstelling, dat vermoed ik toch, en dus wordt er nogal spaarzaam gelachen, nooit uitbundig. In een kort, ruim zittend jurkje, ergens tussen grijs en roze, oogt ze als een onschuldig maar ook kwetsbaar – of beter: gekwetst – wezen, met een vrijpostigheid die nooit verleidelijk, laat staan erotisch is.

Af en toe, met een perfecte omschakeling, stelt ze nuchter haar vragen, rechtstreeks aan één of andere toeschouwer: heb je al een broer verloren? Of: heb je een idee over wat er na de dood komt? Na de karige antwoorden volgt even een stilte, nét niet ongemakkelijk. Haar ingetoomde brutaliteit lokt wel empathie uit, maakt je nieuwsgierig en doet je op een bepaald moment ook verlangen naar het moment waarop ze het échte verhaal, de gruwelijke anekdote misschien, met ons gaat delen. En ze vertelt inderdaad een gruwelijke anekdote, over een man die van een flatgebouw gestort is, maar op dat moment – ongeveer halverwege de voorstelling, of nog iets later – is het absoluut niet zeker dat dit de échte versie is. Ze heeft ons namelijk de hele tijd in verwarring gebracht met even gewelddadige als hilarische verhalen, die deze ene bloederig-realistische anekdote behoorlijk relativeren. De wereld waarnaar je denkt te kijken en te luisteren is meer die van de vroege Peter Verhelst – zoals in De kleurenvanger – dan op die van true crime-documentaire. Het gaat over de liefde, niet over de feiten.

Het gaat over de liefde, niet over de feiten

Het is geen rechtlijnig verhaal dat Colette Goossens vertelt, ze herinnert zich opvallende momenten uit het leven met haar broer, en die gaat ze uitvergroten, overdrijven, inkleden met onwaarschijnlijkheden. Soms krijg je de indruk dat haar broer er nog bij is, dat ze samen doen alsof ze hem zoeken, als een lichtelijk pervers gedachtenexperiment. In een film zou je hem misschien zien, omringd door een halo of een aura, of een ander al te evident special effect. Maar het levende theater laat zo’n ingevulde fantasie gelukkig niet toe, en je moet het doen met zijn mooie, gekwelde stem op krakend vinyl.

Bekentenistheater dus, Durcharbeit van het eigen trauma, de eigen blessures. Spalding Gray, ooit medeoprichter van de New-Yorkse Wooster Group, maakte er een eigen genre van. In zijn monologen deed hij finaal niets anders dan zijn bipolaire neigingen, zijn verslavingen, zijn drang tot zelfvernietiging, zijn mensenhaat en mensenliefde, herhalen in steeds wisselende vormen, soms narcistisch, soms genereus gedeeld met een sympathiserend publiek. Tot hij van de veerpont sprong en dagen later aanspoelde, enkel verwarde sporen achterlatend bij een verbouwereerde interviewster, een paar dagen voordien, en in de écriture automatique van een laatste dagboekfragment. Misschien toch een clown, want Spalding Gray wilde, denk ik, wel degelijk entertainen, en hij creëerde daarvoor een eigen persona, een soms wat pathetisch aandoende theatrale persoonlijkheid waarachter hij zelf – welk ‘zelf’ dat ook was – veilig kon schuilgaan. Toch wilde hij vooral getuigen en daarmee erkenning en herkenning zoeken voor zijn demonen, en onrechtstreeks die van ons allemaal.

Iets heel anders deed Samira Elagoz, vijf jaar geleden, met ‘Cock, Cock… Who’s There?’ Na een verkrachting door haar ex-vriend, begon ze een sociaal experiment, waarbij ze met haar meest uitdagende persona – zo bitchy mogelijk – gevaarlijke situaties opzocht met mannen. Tot ze weer verkracht werd. In haar voorstelling geeft ze, ongeschminkt en neutraal gekleed, met een strakke, documentaire stem, commentaar bij de heftige confrontaties die ze aanging. Vanuit een provocerende, artistiek verantwoorde proefopstelling, kwam ze terecht bij haar eigen verwonde persoonlijkheid, die ze enkel kon neutraliseren met een tegengestelde, ditmaal ontnuchterde persona. De voorstelling lokte controverse uit, nogal evident, maar legde vooral de pijnlijke kantjes bloot van onze eigen (mannelijke) nieuwsgierigheid. En het riep vragen op over de mate waarin we zelf onze eigen autobiografische werkelijkheid, inclusief de intieme details, bij elkaar fantaseren en ensceneren.

Na afloop van de voorstelling blijkt dat Colette Goossens In ‘Mijn broer. The Walrus’ uiteindelijk niet over een trauma gesproken heeft, wel over liefde en leegte. Zelfs al ensceneert ze die leegte, uiteraard voor ons toeschouwers, maar ook voor zichzelf, vermoed ik. Licht narcistisch, zoals Spalding Gray, in haar over-identificatie met Camille, licht gevaarlijk, zoals Samira Elagoz, als ze op het muurtje van de dakparking lijkt te stappen. Maar dat laatste kan ook aan mijn eigen plaatsvervangende hoogtevrees liggen. Ze hoeft niets te bekennen, ze draagt geen misplaatst schuldgevoel met zich mee, gelukkig maar. Maar de afwezigheid blijft, erger dan een fantoompijn.

Zelf heb ik Camille Goossens gekend, kortstondig, als theaterstudent. Het klinkt als een melig cliché, maar door het verhaal dat Colette vertelt, ook al verneem je heel weinig over zogenaamde feiten – die voyeur, in elk van ons…  – komt hij veel dichterbij dan hij toen hij er nog was, en niet alleen door die stem uit het krakende vinyl. Colette kijkt door zijn ogen naar de wereld, zeker als ze de bordkartonnen walrus, redelijk imposant, erbij haalt en er samen mee poseert. Herinnering is een lastig ding, zeker als het belichaamd wordt. Ik ben even blijven zitten in de volle middagzon van de Oostendse dakparking. En niet alleen omdat het covid-protocol dat vroeg.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login