Toneel / Performance

QUASI Azade Shahmiri

De kunst om iets niet te voltooien

Wat gebeurt er met een onvoltooid werk, of een onvoltooide film? Waarom koos de maker daarvoor? Misschien moet je de vraag omkeren om ze te beantwoorden: zou het kunnen dat de drang om iets af te werken zinloos en futiel is? Die vraag ligt aan de basis van ‘QUASI’ van Azade Shahmiri. Drie acteurs treden in dialoog met een onafgewerkte film van Hamid Jafari. Zo scheppen ze een gelaagd werk, waarin de ene realiteit, het ene fragment, voortbouwt op de andere. 

QUASI
Cosima bas Beursschouwburg Brussel
07 april 2022

‘Wie geen Farsi verstaat kan best boven gaan zitten’, hoor ik als ik de gouden zaal van de Beursschouwburg betreed. De meeste bezoekers geven daar gevolg aan: vanaf de bovenste stoelen heb je immers het beste zicht op de ondertiteling. Taal verdeelt ons zo al onmiddellijk. Toch zullen de spelers niet enkel met woorden getuigen over het hedendaagse Iran.

Twee vrouwen en een man staan statig op het podium. Zij aan zij, maar elk van hen door een aparte schijnwerper uitgelicht. Verder staan er ook een pianokruk, een microfoon op statief en een houten tafel met twee stoelen. Later blijkt dat elk van die attributen bij één performer hoort. Helemaal rechts hangt een scherm waarop af en aan, de hele voorstelling lang, filmbeelden verschijnen. Het zijn extreme close-ups van mensen die eten en spreken. Een mond die beweegt, een hand die naar taart grijpt, sigarettenrook die je bijna kan ruiken. Het tafereel doet vertrouwd, zelfs gemoedelijk aan. Toch blijven de beelden wat ongrijpbaar, want een klankband ontbreekt meestal, en de camera toont de personages enkel zijdelings, of via details van gezichten of handen, zodat ze anoniem blijven.

De Iraanse filmmaker Hamid Jafari schoot de beelden in 2001 in een koffiehuis in Teheran. Hij had een langspeelfilm op het oog, maar legde de fragmenten opzij toen een ander filmproject zich aandiende. Hij werkte nooit verder op die beelden. Tot nu dus: hij droeg ze vol vertrouwen over aan Azade Shahmiri, een Iraanse theatermaker en performancekunstenaar wiens artistiek werk de grenzen tussen theater, performance en installatiekunst bewandelt. Die verzameling beelden blijkt nu een quasidocumentaire, aangevuld met beelden van achter de schermen. En het zijn die laatste beelden die Shahmiri nam als uitgangspunt voor ‘QUASI’, vanuit een fascinatie voor het onafgewerkte karakter van Jafari’s werk. ‘QUASI’ is een reflectie op de kracht van het verhaal en onze verwachtingen van een einde.

Tegenover die filmbeelden staan de drie mensen op het podium. Op de momenten dat het beeldscherm zwart is, vertellen ze ieder om beurt hun verhaal. Wanneer de filmbeelden opnieuw verschijnen, valt er een rust over hen. In eerste instantie tenminste. Want de interactie en dialoog tussen film en acteurs groeit doorheen de voorstelling tot op een punt van samensmelten. De acteurs op scène bootsen de handelingen van de mensen op beeld na en nemen zo’n positie in dat hun lichamen en de schaduwen daarvan als een tweede projectie op het scherm verschijnen. Ze manipuleren wat ze zien op de filmbeelden en worden er zo deel van.

Teheran is de gemene deler tussen film en spelers, al gaan de verhalen van de spelers over een realiteit die zich twintig jaar later afspeelt. Elk op hun eigen manier blijken ze gebukt te gaan onder de onderdrukkende maatschappelijke klimaat in het huidige Iran. Ze hebben elk hun eigen handeling en verhaal, maar delen gevoelens van verlies, pijn en vergankelijkheid. Ze zijn zich ook alle drie extreem bewust van hun lichaam en van de ruimte die dat lichaam inneemt in tijd en ruimte. ‘Het zelfportret is onbetrouwbaar’, zegt één van de vrouwen, en toch doen ze verslag over zichzelf. We kruipen in hun hoofd en onder hun huid, maar hun namen vernemen we niet.

Het Teheran dat hij kende is nu kapot

De man in het drietal gaat achter de houten tafel zitten en leest herinneringen, die hij noteerde op kleine witte kaartjes,  voor. Op één ervan leest hij ‘Ik heb geen reden om hier te zijn’. Het is de aanleiding om terug te blikken op zijn gevangenschap ten gevolge van een misverstand. Men ondervroeg hem met martelingen over iemand waar hij nooit van hoorde. Maar hij schreef alles op. Toen hij vrijkwam, zag hij een Teheran dat niet meer overeenkwam met de plek zoals hij zich die herinnerde. Zijn korte verblijf in de kerker, een non-lieu , tekende zijn ervaring en zijn leven. Ze scheidde hem op gruwelijke wijze van alles wat hem vertrouwd was. Hij filosofeert over hoe zo’n non-lieu een lichaam kan veranderen en over wat het betekent om bij een plek te horen. Het Teheran dat hij kende is nu kapot. Geen bezit dat nog zijn naam draagt. Geen stad of taal die nog voelt als de zijne.

De vrouw op de pianokruk is vooral bezeten door het fenomeen tijd. Ze studeert aan de universiteit van Teheran en verdient bij door de thesissen van medestudenten te schrijven. We leren haar kennen door de spraakberichten die ze stuurt naar vrienden en klanten. Een lange stroom piepjes gevolgd door korte boodschappen. Haar eigen thesis behandelt tijd en het gemak waarmee we die de rug toekeren. Ze is gebeten door de maakbaarheid van tijd en van lichamen. Pas na een hele tijd wordt me duidelijk dat ze zich altijd weer verlaat op spraakberichten omdat haar vingers niet meer in staat zijn om te typen. Daarom ook neuriet ze pianomelodieën: haar vingers laten geen pianospel meer toe. ‘Ik heb geen tijd voor tijd’, zegt ze, ‘ik ben al lang geleden geruïneerd’. Hoe of waardoor legt ze niet uit.

Dat is precies wat Shahmiri in deze voorstelling doet; bestaansrecht geven aan het onduidelijke en ongekende. Wat we zien is een vrouw die experimenteert met de vergankelijkheid van haar lichaam. Een lichaam dat gehuld gaat in verbanden die haar lichaam verzwaren en diepere wonden moeten verbergen. ‘Mijn lichaam is zwaar geworden door de herinneringen die mijn geest is vergeten’, zegt ze dan. Wat er haar ooit is aangedaan en wat ze nu met zichzelf doet, blijkt overbodige informatie voor Shahmiri en komen we niet te weten. En of dat het nu zelfverminking of een experiment met tijd is, mogen we als toeschouwers zelf invullen. De pijn en kwelling die zich in haar lichaam nestelden, spreken in ieder geval voor zichzelf.

De andere vrouw danst voor de microfoon voorzichtig een korte dansfrase. Eerst in stilte. Nadien volgen woorden. Haar houding oogt ongemakkelijk: ze blijft maar balanceren op de randen van haar gekruiste voeten. Blijkbaar volgt ze richtlijnen, al blijft het ongewis waar die vandaan komen of wie ze haar opleg. In de loop van de voorstelling gaat zij steeds meer interactie aan met de film en diens maker. Daardoor vervaagt de grens tussen film en performance stilaan. De film komt steeds meer op de voorgrond en krijgt zelfs een eigen computer-gegenereerde stem. ‘Waarom ben je nooit afgemaakt?’, vraagt de vrouw terwijl ze nieuwsgierig naar het scherm staart. ‘Wanneer is iets af? Wie beslist dat? En is het proces ernaartoe niet al het maken van iets?’, antwoordt de film.

Ze stelt ons starre idee van een noodzakelijk einde in vraag

Al deze performers zijn op zoek naar nieuwe manieren om zich te verhouden tot hun eigen lichaam, tot anderen, en zeker ook tot de stad die ze ooit de hunne noemden. Het stuk gaat zo over verzet en controle. Over hoe mensen woord en lichaam in de strijd gooien om zichzelf niet te verliezen in de onvoorspelbaarheid van de wereld waarin we leven.

Dat is een verhaal zonder einde. Dat staat tegenover ons verlangen om verhalen tot een einde te brengen. Maar met het einde van een verhaal verdwijnt ook alle ruimte voor verandering. Ik heb vaak gedacht dat iets niet afmaken gelijk staat aan opgeven, maar met QUASI deed Azade Shahmiri me inzien hoeveel kracht er verborgen zit in het toelaten van het onvoltooide en onvoorziene. Hoeveel ruimte het creëert voor verbinding en transformatie. Ze stelt ons starre idee van een noodzakelijk einde in vraag en laat ons achter in een staat van verwarring.

Zonder echte afsluiting doen de acteurs in de laatste minuten van het stuk verslag van hun instorten. Hun taal verzwakt en woede neemt over. Ze haperen en vergeten of herhalen woorden totdat hun zinnen geen einde meer kennen. De man van de memoires spuugt een laatste wens uit. Hij vertelt over hoe hij zich het liefst van al in een tijdelijke staat van niet zijn zou willen begeven. In een interval vergelijkbaar met het effect als je plots aan de handrem trekt van een auto in volle vaart. Je gaat dan zo snel rondtollen dat de tijd lijkt stil te staan. Een kortstondig moment waarin je niet meer weet wie je bent en nog minder wat er van je gaat worden.  Ook Teheran, de stad die alle verhalen in deze voorstelling samenbrengt, is onaf. Maar die onvoorspelbaarheid maakt de stad, ondanks alles, ook menselijk. 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login