The Circle & The Public Storyteller Bouchra Khalili
Verdrongen geschiedenissen
Bouchra Khalili was een van de kunstenaars die op de Biënnale van Venetië dit jaar veel aandacht trok. In haar installatie tekenen Afrikanen op vele schermen de routes uit die ze namen om in Europa te geraken en te blijven. Het zijn verhalen vol onvoorstelbare ellende van mensen die vogelvrij verklaard werden. Op het Kunstenfestivaldesarts graaft Khalili met twee films en een kleine installatie verder door op de voorgeschiedenis van die mensonterende toestanden. De focus ligt op Frankrijk, het land dat de ‘Rechten van de Mens en de Burger’ vastlegde. De centrale stelling in 1789 was dat alle mensen gelijk geboren zijn. Recent bleek dat sommige mensen toch gelijker zijn dan anderen…‘The Circle’ is wezenlijk één film, al wordt die gepresenteerd als een installatie op twee schermen. Die specifieke presentatievorm rukt steeds verder op in kunstinstellingen, maar leidt doorgaans, ook hier, eerder af van de intrinsieke betekenis van beelden en montage dan er iets aan toe te voegen.
Maar verder geen gezeur. Het materiaal dat ‘The circle’ toont is belangwekkend. De titel verwijst naar een genootschap dat ongeschreven of vergeten geschiedenissen van sociale strijd boven wil spitten. Door die verdonkeremaande kennis terug in circulatie te brengen kunnen ook vergeten stemmen zich laten horen, en kunnen nieuwe generaties er verder mee aan de slag.
De geschiedenis die Khalili boven spit doet je kaken gloeien van (plaatsvervangende) schaamte. In het begin van de jaren 1970 publiceerde de Franse overheid de omzendbrief ‘Marcellin-Fontanet’. Die koppelde verblijfsvergunningen voor immigranten aan werk en degelijke huisvesting. Een Catch 22: zonder huis en verblijfsvergunning konden werkgevers immigranten immers naar goeddunken aannemen en ontslaan, zonder enige vorm van contract. Zonder arbeidscontract konden ze geen erkend huurcontract krijgen. Bij gebrek aan arbeids- of huurcontract werd een verblijfsvergunning hen ontzegd. Waardoor ze geen arbeids- of huurcontract konden verwerven. Het was duivels.
Daar bleef het niet bij. Ook toen al kregen racistische moorden op jongeren weinig of geen officieel gevolg. Je kan je voorstellen tot welke wanhoop zoiets kan leiden (lees maar eens het openingsartikel van De Witte Raaf 229: ‘Ellende heeft een duivel van me gemaakt’). Militanten van de niet erkende ‘Mouvement des travailleurs Arabes’ of MTA gingen daarvoor in hongerstaking. Ze deden ook een geniale zet: ze lieten een fictieve persoon, Djellali Kamal, een gooi doen naar het presidentschap. De naam was een samentrekking van een vermoorde jongen, Dejellali Ben Ali met de courante familienaam Kamal. Uiteraard werd die kandidaat verworpen, maar het maakte wel een debat los.
Parallel, en dat is waar het hier (ook) om draait, ontstonden culturele actiegroepen. Ensembles als Al Assifa (De Storm) en Al Halaka (De Cirkel) ensceneerden de strijd van toen. ‘Vormingstoneel’. Aan dubbele coderingen en postmoderne twijfels over ‘het verhaal’ hadden ze geen boodschap. Meewarigheid daarover geeft echter geen pas, want de postmoderne beeldenstorm van ‘witte’ mensen was, achteraf gezien, evengoed een reactie op het prille besef dat de ‘trente glorieuses’ voorbij waren en ook in ‘witte’ milieus de genadeloze strijd om geld en macht ontbrand was.
Het begrip ‘intergenerationeel trauma’ krijgt in hun interventies kwellend gestalte.
Khalili geeft dat verhaal vorm als een herdenkingsritus. Twee jonge Marseillais van Maghrebijnse afkomst, Mia Radford en Lucas Yahiaoui, aanhoren onbewogen, maar met scherpe vragen, het relaas van getuigen van de toenmalige strijd, en gaan door de luttele foto’s die toen verschenen. Ze spreken ook met een historicus die veel data bovenspitte. Het begrip ‘intergenerationeel trauma’ krijgt in hun interventies kwellend gestalte. Je beseft plots dat ergens in de jaren 1970 een afslag gemist werd. Een andere omgang met migranten had ons nu veel uiterst problematische discussies bespaard.
‘The public storyteller’ vertelt hetzelfde verhaal als ‘the Circle’, maar dan als een legende of mythe zoals die in oude culturen – zoals bijvoorbeeld de Noord-Afrikaanse Berbers – oraal werden overgedragen van generatie op generatie door publieke vertellers. Dat is een sluwe zet van Khalili. Zo’n verhaal heeft een heel ander gewicht dan de vluchtigheid van het hedendaags mediaspektakel. Zo’n verteller kan wel persoonlijke accenten leggen, maar vertolkt toch vooral collectieve ervaringen zoals die gestold zijn in legendes. Die zijn op een andere manier actueel dan de ‘actualiteit’: ze spreken ook over het heden, maar vanuit het perspectief van een gedeelde ervaring uit het verleden. Publieke vertellers vertellen niet zomaar wat: ze zijn de spreekbuis van een volk die hen op hun woorden kan aanspreken. Ze dragen een cultuur, al is de keerzijde dan dat persoonlijke stemmen er op de achtergrond blijven.
De verteller in de film is echter even sluw als Khalili. Hij simuleert oprechte verbazing over de vrije, van knellende verbanden verloste Westerse wereld, alsof hij een soort Odysseus was die samen met zijn lotgenoten verzeilde in de ‘Brave new world’ die Frankrijk heet. Hij looft al vroeg in zijn verhaal de rechten die mensen er genieten. Hij herkent de vorm: de eerste moderne ‘Verklaring van de Rechten van de Mens en de Burger’ (1789) is ook een stichtingsmythe, een verhaal dat eindeloos herhaald wordt, tot in de media. Hij looft daarom ook de inwoners die pronken met die rechten, alsook de ‘cycloop’ die die rechten bewaakt. Zonder de naam te noemen spreekt hij zo ondubbelzinnig over Jean-Marie Le Pen, de stichter van het Front National, die mensenrechten tot ‘echte’ mensen (versta: ‘echte’ Fransen) wil beperken.
Het is een schoolvoorbeeld van ironie, want impliciet wijst de verteller er natuurlijk op dat Frankrijk heel wat immigranten uitsloot van die rechten om ze uit te buiten als rechteloze werkkrachten. Tijdens zijn lange rede van wel een kwartier zien we beurtelings een jonge generatie mensen van Maghrebijnse afkomst – de toehoorders/getuigen van de verteller - en een wat primitief, helrood geverfd huis in een paradijselijke tuin. De weg erheen komt steeds meer in beeld, als een visioen van een thuis. Het is de bitter-poëtische versie van ‘The circle’. Khalili ensceneert het voortdurende conflict tussen ‘le récit’ over universele rechten en het legalistische gesjacher rond particuliere belangen die dat ‘récit’ ondergraven, en zo ook een samenleving/het samen leven ondergraven. Scherp en helder.Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz