Performance

Playground Festival 2024 DD Dorvillier / Violaine Lochu / Ezra Veldhuis en Bosse Provoost / Gouvernement

To be or not to be...normal

Het Playground festival in Leuven, het 17e ondertussen al, exploreert elk jaar de grens tussen wat we ‘beeldende kunst’ en ‘live art’ of dus theater, dans of muziek noemen. Daarbij tekende zich bij deze editie – bedoeld of niet - een specifiek thema af: met welke blik kijken we naar de wereld en welke (veroordelende) tweedelingen zijn daarbij in het spel. Vragen als: wat is normaal en wat niet, wat is geslaagd en wat niet, wat is betekenisvol en wat niet, of zelfs: wat is bewustzijn en wie ‘bezit’ dat? Het leverde intrigerende proposities op.         

Playground Festival 2024
Pieter T’Jonck STUK en Museum M, Leuven
19 november 2024

De ‘Breakfast Club’, een panelgesprek georganiseerd door Gouvernement pakte de vraag frontaal aan. ‘wat is een normaal kunstwerk, een normale kunstenaar, toeschouwer of instituut? Hoe vervagen deze normaliteiten? We denken na over het normale, niet alleen voor het individu, maar ook voor het kunstenveld, een speeltuin voor normaliteiten’. Helaas verzandde de discussie na een pittige conférence van Diederik Peeters en een film van Amari over strippers in een wat pijnlijk koketteren met abnormaliteit, zonder het thema echt uit te diepen. Ik hield het na een kwartier voor bekeken.

Ezra Veldhuis & Bosse Provoost: andere bewustzijnsvormen

Helemaal anders lag dat voor ‘a pulse with no body / a sun with no sky’ van Ezra Veldhuis en Bosse Provoost. Deze performance-installatie is haast niet na te vertellen. Toch gebeurt er weinig bijzonders. Je wordt uitgenodigd om samen met zo’n dertig andere mensen in een nagenoeg volledig verduisterde kamer te gaan liggen op een matras met kussen. Na een moment van complete duisternis begint een stem te spreken. Een vrouwenstem, helder en beheerst, zonder opvallende klemtonen in haar zinnen. Die komen voorbij als kabbelend water. Zonder dat je het echt merkt glijden ze van het ene onderwerp in het andere.

Het gaat over glasachtige sponzen in de diepzee, waar dan weer andere dieren zich in nestelen, om de holtes van de spons nooit meer te verlaten. Wat ervaren zo’n dieren? Hoe beleven ze dat? Het gaat ook over een dier dat als een soort badmatje op de bodem van de oceaan ligt. Zintuigen zoals wij die kennen heeft het niet. Toch heeft het zijn eigen leven en ervaringen. Het gaat ook over hoe dieren geëxploiteerd worden, alsof het dode materie was. Zo eindigt de stem bij octopussen, die vreemde wezens die naar verluidt even intelligent zijn als mensen, maar dan anders, maar wel genadeloos opgejaagd worden omwille van hun bijzondere smaak.

Ondertussen ontrolt zich boven je hoofd een wonderlijk lichtspel, voortgebracht door een enorme batterij spots met veelkleurige kleurfilters, als brandglazen in ramen. Het licht is nu eens fel, dan weer een schemer, maar ik sluit ook vaak even mijn ogen. In geen tijd slaan mijn gedachten dan op hol om terug te keren naar het verhaal als ik mijn ogen open. Ik weet niet of Veldhuis en Provoost het zo bedoelden, maar dat is het effect dat hun installatie op mij heeft. Het brengt me in een staat van ontspanning waarin mijn gedachten zich op een vreemde manier slingeren rond de woorden die blijven komen, zonder dat die gedachten een duidelijke vorm of richting aannemen. Alsof ik zelf zo’n wezen werd dat een heel ander bewustzijn heeft dan het onze.

Achteraf lees ik dat zoiets ook min of meer de bedoeling is: ons doen nadenken over de relaties tussen voeding, ecologie, bewustzijn en dierenrechten, maar dan niet door middel van een strak rationeel betoog maar door een poëtische identificatie met alle leven dat niet lijkt op het onze maar net zo goed dingen ervaart.

Violaine Lochu: de spagaat tussen droom en uitbeelding

Octopussen lijken wel heel erg in te zijn. Ze duiken in alle vormen, materialen en formaten op in de anarchistische verhalen en beelden van de Franse kunstenares Laure Prouvost, ze duiken op bij Veldhuis en Provoost en op Playground ook bij Violaine Lochu. Haar ‘8 feet dance’ was eerder slechts één keer te zien in Parijs, in een soort huiskamertheater, maar voor Playground herwerkte deze beeldend kunstenares het voor het podium van de Soetezaal in STUK.

De voorstelling begint een beetje voorspelbaar als een bijeenkomst van vier heksen die opduiken van onder dik, glanzend zwart plastic. Ze dragen allen een zelfde strakke zwarte body zonder mouwen. Hun ogen zijn omrand met opzichtige zwarte en blauwe schmink met glitters, hun lippen zijn donkerblauw gestift. Ze gillen en krijsen en maken rondedansjes, helemaal wat je verwacht van een heksenkring. Na een goed kwartier sijpelt die voorspelbaarheid echter weg als de zang de primitieve kracht van traditionele volksmuziek overtuigend evoceert. Plots hebben ze je aandacht.

    Het mooie aan de voorstelling is dat ze die wankele balans tussen ‘echt’ en ‘fake’ na een wat moeizame aanloop blijft volhouden.    

Met die aandacht gaan ze op een onvoorspelbare, wat plagerige, intimiderende en soms ook komische manier om. Zo is er het memorabele moment waarop elke vrouw een bol van blauwe metaalfolie vormt en dan weer openscheurt. Met hun handen lepelen ze er een blauwe smurrie uit die ze om hun mond smeren. Meteen daarna stappen ze echter de zaal in om ook kijkers te laten likken aan de stroop. Ongemak maar ook lacherigheid alom over die wat al te letterlijke identificatie met inktvissen. Komisch is zeker de dans die de tengerste van de vier vrouwen later aanzet: ze lijkt een ballerina te imiteren zoals kinderen dat zouden doen, maar dan wel zo virtuoos dat ze wel een slangenvrouw kon zijn (of een tentakel van een inktvis?). Het is alsof ze de draak steekt met ballet, en bij uitbreiding met alle serieuze cultuur.

De voorstelling eindigt helemaal als een Grand Guignol 2.0 voorstelling als de vier vrouwen op hun onderbenen neerzitten met een bak water op hun schoot. Die bakken lichten de ene na de andere op. Vervolgens nemen ze ostentatief een slok van een donkerblauw flesje, dompelen hun hoofd in de bak water en laten de blauwe inkt uit hun mond in het water uitvloeien. Dat ze met hun vieren een octopus, een achtpoter willen voorstellen lijdt nu geen twijfel meer. Maar dat het allemaal maar doen-alsof is evenmin.

Dat geeft de voorstelling een wat dubbelzinnig karakter: ze evoceert een mysterieuze wereld van wijze vrouwen met bijzondere krachten en magische dieren, maar steekt daar zelf dan de draak mee, als om te zeggen: ‘Was het maar waar!’ Het mooie aan de voorstelling is dat ze die wankele balans tussen ‘echt’ en ‘fake’ na een wat moeizame aanloop blijft volhouden.

DD Dorvillier: vragen als betekenaars

Terwijl Violaine Lochu de beweging maakte van beeldende kunst naar een regelrechte voorstelling deed DD Dorvillier het omgekeerde in ‘COS it’s in the cards’. Als installatie bestaat ze uit acht korte fragmenten uit voorstellingen gemaakt tussen 1990 en 2002 – het langste duurt niet meer dan 90 seconden -, een tekst, een dubbele set kaarten en een reeks vlaggen met opmerkelijke motieven. De meeste hebben iets van een imaginaire heraldiek, maar ééntje bestaat uit een wit doek waarop haast onmerkbaar drie kleine lapjes van dezelfde witte stof zijn gestikt.

Daar kan je niet zoveel mee aan, tenzij je de tekst leest. Ze behandelt uitvoerig de vraag hoe je een taxonomie van bewegingen zou kunnen maken op basis van diverse kenmerken. Movement source (oorsprong van bewegingen) gaat bijvoorbeeld over de beeldtaal waar een beweging op gebaseerd is. Daaronder vallen items als ‘As if’ (doen alsof je een ballerina was bijvoorbeeld) of ook ‘Inevitable’ (een beweging die niet meer terug te draaien valt eens aangezet: vallen is een typisch voorbeeld). ‘Spatial strategy’ kijkt dan weer naar de ruimtelijke verdeling of organisatie van een beweging, gaande van ‘Déplacement’ tot ‘Kaleidoscopic’. ‘Zone of presence’ is dan weer een kenmerk met maar twee facetten: je bent ofwel ‘eloquent’, en dan lijkt het alsof je iets wil zeggen, of ‘kinesthetic’, het moment waarop de danser helemaal samenvalt met zijn beweging. Dorvillier noemt verder ook nog ‘Fragment type’, ‘Reference’ en ‘Tool’. Dat laatste slaat op de objecten die de beweging mee bepalen.

Als je met die wetenschap gaat kijken naar de filmfragmenten dan gaat je wel een licht op waarom net die fragmenten gekozen zijn: ze zijn duidelijke illustraties van een specifieke combinatie van kenmerken. In ‘Falling Trio’ bijvoorbeeld houden twee dansers een derde vast bij de armen terwijl die achterover valt, waarna ze vliegensvlug van positie wisselen en een volgende zo achterover valt. Dat geeft de combinatie Kinesthetic/drawing-interlocking/inevitable/contact improvisation/touch, others,floor.

Niet dat zo’n taxonomie even strak zou zijn als de plantentaxonomie van Linneaus. Het zou volstaan om andere basisparameters te noemen om een heel andere mix te krijgen, maar zoals bij haast elke vorm van dansnotatie blijkt deze van Dorvillier wel heel geschikt om haar eigen werk te analyseren. Daar komen de kaarten en vlaggen in het spel: ze zijn onderdeel van de performance die Dorvillier enkele keren hield met Céline Larrère en Damien Briançon, vaste medewerkers sinds ze New York verruilde voor Bourgogne.

Ze opent de performance met de wat mistroostige vaststelling dat ze bij elke voorstelling die ze maakte achteraf dacht dat het toch niet je dat was. Waarop ze dure eden zwoer dat de volgende beter zou zijn. Enzovoort. Die cyclus van teleurstellingen kwam tot stilstand door de suggestie van danseres en choreografe Jennifer Lacey om de werken te bekijken als een tarot spel. In tarot stel je jezelf een vraag en trekt dan één of meerdere kaarten. Vervolgens denk je na over het antwoord dat die kaart mogelijk biedt op je vraag.

    Geen werk is ooit ‘verloren’ , hoe teleurgesteld de maker er soms ook over kan zijn.     

Vertaald naar deze performance: het tarotspel zijn een reeks kaarten die, net als de vlaggen, een van de choreografische fragmenten symboliseren. De vragen behoren tot een tweede set kaarten. Tijdens de performance wordt aan bezoekers gevraagd om telkens één vraag en één beeldfragment te kiezen, waarop de drie dansers om beurt proberen een antwoord te formuleren op de vraag aan de hand van het fragment dat ze daarna een paar keer live uitvoeren, maar dan zonder de bijhorende muziek, kostuums, belichting etc. Het ‘naakte’ materiaal als het ware.

Dat spel kan wat kinderachtig lijken, maar dat is het allerminst. Het toont hoe je dans kan lezen en herlezen, en hoe je er steeds nieuwe betekenis aan kan toekennen door eerst alle context te schrappen en dan vanuit een specifieke interesse of vraag terug te kijken. Tijdens de performance die ik zag leverde dat, van de kant van de performers, soms geestige, soms diepzinnige inzichten op, maar het deed mijn hersens ook overuren draaien als ik probeerde de vraag en de dans te koppelen en dat dan weer te vergelijken met wat ik er eerst in zag. Dit spel laat zien dat je dans – en bij uitbreiding zowat elke kunstvorm – nooit ‘objectief’ kan zien, maar enkel vanuit een vraag die zich aandient, of die nu uit jezelf komt – wat altijd in meerdere of mindere mate het geval is – of al gesuggereerd wordt in de voorstelling zelf. Hartverwarmend was hier bovendien hoe genereus de performers omgingen met hun publiek. Ze wilden echt iets delen.

In zekere zin was deze performance de mooiste aanloop die je je maar kon wensen om daarna naar ‘Boroboroton’ van Diederik Peeters te gaan kijken op hetzelfde festival. Dat werk toont dat een voorstelling uiteindelijk altijd pas vorm krijgt in het hoofd van de kijker. Dat impliceert dat er duizenden, zelfs miljoenen lezingen zijn. Of – en dat is de troost die Dorvillier uit deze performance haalt – dat geen werk ooit ‘verloren’ is, hoe teleurgesteld de maker er soms ook over kan zijn.         

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login