Thank you for coming: space Faye Driscoll
Ontredderd en alleen
Het ergste wat een theatermaker toeschouwers kan aandoen is niet hen ertoe te verplichten om te participeren -al is dat lastig genoeg. Het ergste is om het publiek de kans ontnemen om achteraf te applaudisseren. Zonder applaus is er geen afscheid, kan je niet terugkeren tot de orde van de dag. In de coronacrisis leerden we hoe verschrikkelijk het, ook in het gewone leven, is als je de kans niet krijgt om afscheid te nemen. Toch doet Faye Driscoll ons dat aan in ‘Thank you for coming: space’.

Een zaal in het Pilar gebouw van de Vrije Universiteit
Brussel werd helemaal aangepast voor deze voorstelling. Er kwam een verhoogde
vloer waaruit in het midden een put in de vorm van een kruis uitgespaard werd.
Alles spierwit. Het publiek zit aan drie zijden langs de rand van het plateau.
Aan de vierde zijde staan twee tafels vol prullaria en grote schalen. Ervoor
staan drie microfoons opgesteld. Wat vooral opvalt zijn de kabels die langs
alle kanten via katrollen neerdalen uit het plafond en aangelijnd zijn aan
stoelen van bezoekers, aan zandzakjes of microfoons.
Het is lang wachten op Driscoll, zodat je tijd zat hebt om
rond te turen. Zo merk je dat de vloer bezaaid is met materiaal en spullen,
zoals pakken klei, een watersproeier, touwen, een hangmat, grote holle
betonblokken, boots waarop contactmicrofoons gekleefd zijn… een rommeltje, eigenlijk.
Als ze dan toch opkomt blijkt dat Driscoll een erg aardige, zelfs
opvallend empathische vrouw is. Ze heet iedereen welkom met zinnetjes als ’misschien
kwam je met de bus, misschien te voet, misschien genoot je van het mooie weer…’
die laten merken hoezeer ze zich probeert in te leven in de gemoedtoestand van
elke bezoeker. Iedereen moet zich hier aangesproken voelen. Pas na dat lange
welkomstwoord lijkt de voorstelling echt te beginnen. Achteraf besef je
nochtans dat het wachten en de lange verwelkoming net zo belangrijk waren als
de actie die volgt.
Het begint heel simpel. Driscoll laat een gewicht, dat aan
een lang touw boven het midden van het podium hangt, rondzwieren langs de
toeschouwers. Ze betekent zo de ‘kring’ die we meer dan een uur gaan vormen. Onmiddellijk
daarna zoekt ze fysiek contact -verboden of niet. Ze strekt van ver weg haar hand
uit naar een bezoeker. Haar lijf helt zover mogelijk over om hem te raken met de
toppen van haar vingers zonder met de voeten de anderhalve meter te
overschrijden. Als vanzelf doet de bezoeker hetzelfde: ook die komt zover
mogelijk vooruit en overeind zonder zijn plaats te verlaten. Dat is geen opgezet spel. Het lukt Driscoll om
ook een vrouw achter haar te doen reiken naar haar tweede hand, zodat er ei zo
na een ketting van drie mensen ontstaat.
Het lukt haar ook daarna telkens weer om kijkers te
betrekken in haar acties. De katrollen en touwen spelen daarin een hoofdrol. Zo
vraagt ze mij en een andere toeschouwer om de touwen vast te houden waar ze
zich voorover aan laat hangen. Ze geeft ook aan wanneer we die moeten lossen.
Je doet het aarzelend, uit schrik dat ze tegen de grond zal smakken. Maar dat
gebeurt niet: ze blijft in wankel en gespannen evenwicht staan, en fixeert ons
met haar blik.
Ze laat het publiek ook de vele kabels en katrollen bedienen. Daardoor krijgt ze op het juiste moment een microfoon voor de neus, of ploft een gewicht net op het goede moment neer op de vloer. Op die cues stemt ze haar acties af. Ze laat een gekwelde schreeuw voor een microfoon en laat dat geluid dan elektronisch lang nazinderen. Ze hijst gewichten op en sleept er zich met de kabels aan voort alsof ze wou opstijgen, maar stuikt dan jammerlijk neer in de centrale put. Daar beukt ze met een betonblok op haar borst en kreunt gepijnigd.
Haar glimlach wordt een grijs. Ze draait in rondjes.
Zo’n zinloze, pijnlijke acties stemmen je als toeschouwer steeds ongemakkelijker. Deze vrouw lijkt te lijden. Ze komt nergens toe. Ze krijgt geen echt contact met het publiek, maar lijkt ook zichzelf kwijt te zijn geraakt. Hoe hard ze ook werkt, ze komt -letterlijk- niet van de grond. Haar bezielde houdingen, met armen die reiken naar de wereld eindigen als ingespannen, krampachtige poses. Haar glimlach wordt een grijns. Ze draait in rondjes. Dat wordt dramatisch duidelijk als alle klanken die ze produceerde met contactmicrofoons en microfoons weerkeren als een loeiharde score van irritante, pijnlijke geluiden. Ze sterft in een pandemonium van hard wit licht en chaotisch lawaai. En dan is het gedaan.
Of nee, toch niet. Driscoll verrijst uit haar dood. Het
zaallicht gaat op. Furieus ontmantelt ze het netwerk van kabels boven het
podium en ruimt ze het speelvlak leeg. Als bij toverslag is de vriendelijke
vrouw terug die ons verwelkomde. Van tussen de tafels opzij van het podium -die
daar al die tijd stonden te wachten- houdt ze een ‘praatje bij een plaatje’. Een
na één pakt ze voorwerpen op van de tafel rechts van haar en zegt wat ze zijn. ‘This
is your diary’, ‘this is your hairbrush’…
Het gaat om die ‘your’: ze verleidt ons om ons in te leven
in het bestaan van de persoon aan wie die voorwerpen toebehoren -wellicht de
kunstenares zelf. Het is een merkwaardige omkering van rollen. Probeerde ze bij
het begin van de voorstelling demonstratief om zich in ons, kijkers, in te
leven, nu vraagt ze ons om ons in haar bestaan in te leven. Soms met een
vreemde sneer, of een gemene bijgedachte. Maar doorgaans op de vriendelijke
toon die we al van haar kenden.
Toch vertrouwde ik dit niet, en ik kreeg gelijk. Want eens
alles over de rechtse tafel verteld is gaat Driscoll over op de linkse, waarop grote
schalen staan. Ze grijpt erin, en haalt er een korrelige pap of felgekleurde
blubberige massa’s uit, die ze benoemt als ‘your lungs’, ‘your liver’, ‘your
pancreas’… Ze laat ze op de grond pletsen. Ondertussen beschrijft ze in detail hoe
die lichaamsdelen samen met de rest van haar lijf ontbinden. Ze beschrijft haar
fysieke dood. Even gedetailleerd geeft ze aan hoe de resten van haar lijf nieuwe
verbindingen -eindelijk verbindingen- aangaan, als een nieuw, onmenselijk, begin
na de dood. Dan verdwijnt ze.
Je beseft meteen: die komt niet meer weer om te groeten. Ze is weg, en laat het publiek achter met de smart van een mislukte ontmoeting en een even mislukt afscheid. Hier en daar probeert iemand schuchter een applausje. Dat sterft haast meteen weer weg, als er geen artieste is om dat applaus te ontvangen en er geen zaallicht opgaat -dat gebeurde immers al lang tevoren.
Driscoll laat ons gewoon zitten met dit lastige beeld van anderhalf
jaar isolatie die ons terugwierpen op onszelf. Een sociale dood die zelfs geen
plaats meer bood voor een omgang met de vele echte doden. Daardoor toont ze hoe
onmenselijk , hoe bruut de technocratische aanpak van de coronacrisis was. Misschien
was er, gegeven de omstandigheden, niet veel beters denkbaar. Maar goed was het
niet.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz