Performance / Dans

INK Dimitris Papaioannou

Rookgordijn tegen sterfelijkheid

‘INK’ is een stuk met twee mannen. Een is gekleed, de andere naakt. De eerste is al wat ouder, de andere is jong. Water is er ook, heel veel water. De Griekse choreograaf en theatermaker Dimitris Papaioannou gebruikt het wel vaker in zijn werk, maar niet eerder gebruikte hij er zóveel van. De avond dat ik de doorweekte voorstelling zag tijdens Julidans was de bijna zestigjarige Papaioannou voor het eerst in tien jaar weer zelf als performer te zien in zijn eigen werk, samen met de meer dan dertig jaar jongere bewegingskunstenaar Suka Horn.

 

INK
Marina Kaptijn Amsterdam, ITA in het kader van Julidans 2023
19 juli 2023

Als het doek opgaat horen we het water spetteren. Een harde, knap belichte straal spuit in een grote boog over de breedte van het toneel en tikt luid op het zwarte plastic dat het achtertoneel en de coulissen in een halve cirkel afschermt. Een lage balk aan de toeschouwerszijde dient als dijk, om overstroming te voorkomen. Op het eerste gezicht zou dit evengoed een podium voor een popconcert kunnen zijn, of een werf. Maar dat verandert wanneer de belichting ook de ondergelopen vloer zichtbaar maakt. 

Met zijn rug naar ons toegedraaid staat daar de zwartgeklede Papaioannou onder een waterstraal als een stortbui. Zijn broek en shirt kleven aan zijn pezig gespierde lichaam. Zijn houding heeft iets van een danser in het openingsbeeld van een videoclip. Prachtig, mysterieus uitgelicht, klaar om te beginnen. Maar dan buigt hij naar de grond en komt recht met een octopus in zijn hand, een knap nagemaakt bruinachtig exemplaar (creatie van Nectarios Dionysatos). Een inktvis, skeletloos weekdier dat driemaal per minuut van vorm, kleur en textuur kan veranderen: de associatie met metamorfose is niet ver weg 

En ja, in de volgende vijfenzestig minuten krijgen we een heel scala aan transformaties voorgeschoteld. De opeenvolgende scènebeelden roepen associaties op met Griekse mythen van Kronos tot Oceanus, Sisyphus en meer. Ze wisselen af met wezens uit horror- en sciencefictionfilms of uit het universum van Jheronimus Bosch waar kop kont wordt. De collage van iconische culturele referenties kwam voor mij meer over als een bioscoopervaring dan als een live theatervoorstelling. Het zegt iets over mijn eigen perceptie, maar ook over de perfectie waarmee de beelden geconstrueerd en gepresenteerd werden. Het beeldmateriaal voor de communicatie over de voorstelling toont momentopnames die live net zo perfect waren. 

Papaioannou is de titaan in gevecht met het alomtegenwoordige water. Op enkele momenten onderbreekt hij zijn strijd om als een tuinman de waterkraan af te stellen of de richting van de straal bij te stellen voor een nieuwe scène. Dan weer is het alsof hij in een viswinkel het afval van de dag wegspuit. Zo wisselen alledaagse handelingen droomscènes af. 

De eerste opkomst van de jongere danser Suka Horn lijkt op zo'n droomverschijning. Horn begon als breakdancer maar is ook opgeleid als acrobaat. Wat hem van alle soorten training echter het meest gebracht heeft, zo lees ik in een interview, is meditatie. Als een kikvors onder het ijs beweegt hij zich onder transparante panelen die de zwarte vloer bedekken. Zijn bleke witte huid is zichtbaar door het plastic heen. Papaioannou probeert hem tegen te houden. Er ontstaat een worsteling, maar uiteindelijk lukt het Horn toch om boven water te komen. 

Het gevecht met de naakte nieuwkomer is soms onhandig, bijvoorbeeld als Papaioannou zijn riem gebruikt om Horn in te snoeren in een doorzichtig scherm dat hem als een cocon omhult. Het fragment roept onbereikbaarheid en onaantastbaarheid op. Wat ontroert is hoe de twee mannen zo dicht bij elkaar toch geen contact kunnen maken. Als vissen achter het glas van een aquarium of als het contact tussen sommige vaders en zonen, tussen generaties die elkaar niet begrijpen.

 De strijd van Papaioannou is een strijd tegen het oncontroleerbare water, maar lijkt ook een krachtmeting met wie jonger is, met zijn kunst, met zichzelf.

Wanneer Horn in het eerste deel van de voorstelling languit naakt op de grond ligt krijgt hij de octopus als een natte washand in zijn kruis gegooid. Weer wat later in de voorstelling pulkt Papaioannou een onderbroek uit zijn eigen strak zittende broek en smijt die naar de blote zeemeerman. De naakte onschuld moet bedekt. 

Het donkere, doorweekte kostuum van Papaioannou steekt scherp af tegen het blote lijf van Horn. Maar niet het bedekt of naakt zijn zorgt voor het grootste contrast tussen hen. Wel hun verschil in leeftijd. De strijd van Papaioannou is een strijd tegen het oncontroleerbare water, maar lijkt ook een krachtmeting met wie jonger is, met zijn kunst, met zichzelf. 

Horns performance is evengoed een gigantische inspanning, maar van een ander kaliber. Zijn worsteling is makkelijker te negeren, want alles aan zijn elastische lijf straalt uit dat hij dit kan. Met het zelfvertrouwen van een nieuwe Man van Atlantis glijdt hij door het water en door de voorstelling. Of hij nu op zijn handen in het water staat met een grote vissenkom tussen de benen geklemd, of zich laat insnoeren met een tuinslang in een scène waar Papaioannou hem als slangenbezweerder lijkt te betoveren. Zijn jonge gespierde lichaam kan tegen een stootje. 

Bij Papaioannou sijpelt echter de kwetsbaarheid onder zijn schijnbaar ongenaakbare performance door. In de interacties die soms duel, soms pas-de-deux, en soms spel zijn tussen de twee mannen heeft hij meestal de bovenhand, maar de kans dat de controle hem zomaar zou kunnen ontglippen is nooit ver weg. De strakzittende waterlaarzen die hij onder zijn kostuum draagt, als een flamencodanser op antislip zolen, kunnen niet verhinderen dat hij een paar keer uitglijdt en bijna onderuit gaat. 

Aan het eind voorstelling verdwijnt de jonge performer. Niet aan maar ìn de horizon. Vanuit een lage kikvorsachtige houding op een tafel evolueert hij geleidelijk naar rechtop rennen op diezelfde tafel, met zijn gezicht naar het publiek toe. Het is niet het eerste beeld dat doet denken aan Jan Fabre, hier met name aan diens ‘Mount Olympus’. Er zijn er meer: het zwarte plastic dat de scène afschermt zit ook in Fabres ‘Quando l’uomo principale è una donna’. Toen moest het beschermen tegen de olie waarin gedanst werd. De wezens uit het oeuvre van Jheronimus Bosch herken ik dan weer uit  ‘Je suis Sang’ en het lichaam dat een grote glazen vaas of vissenkom vol water vastklemt uit ‘History of Tears’.  Papioannou is net als zijn generatiegenoot Fabre ook beeldend kunstenaar.  Voor 'INK' ontwierp hij bovendien de scenografie, het lichtplan en de kostuums. 

In ‘INK” is de climax zwart. De rennende performer laat zich verzwelgen door het pulserende zwarte plastic heelal achter hem. Ik hoorde hoe deze scène mijn buurman de adem benam maar ikzelf zag niet meer dan een zwart zeil, wind, licht, en het effect van crescendo naar black-out. In een interview met Papaioannou lees ik: ‘In ieder geval suggereert de kunstenaar… als je meegaat, als je erin duikt, als je gecharmeerd bent en op reis gaat, is alles geloofwaardig. Maar het is kunst ... het is nep en je kunt op elk moment uit de illusie springen ... dus wat voor soort manipulatie is dat? Ik denk dat we elkaar in het midden ontmoeten: ik probeer een landschap van emoties te ordenen en het publiek wil gecharmeerd worden. Als geen van beide gebeurt... falen we allebei!’. 

Een verstoorde octopus spuit inkt om te overleven, door aanvallers te verwarren en te ontvluchten. Achter de uitdijende donkere wolk in het water wisselt de octopus dan plotsklaps van kleur en schiet achterwaarts weg. ‘INK’ lijkt zo’n betoverend rookgordijn. Achter de wolk van inkt, achter de stroom aan mooie beelden van het water als levenselixer, oorsprong en nog veel meer speelt zich een andere performance af. Misschien wel een strijd om de jeugd, of de strijd van de kunstenaar Papaioannou tegen zijn eigen sterfelijkheid?

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Steunen Login