Opera

Il Trittico Giacomo Puccini / De Munt

Drie gezichten van Giacomo Puccini

De Italiaanse componist Giacomo Puccini bracht in ‘Il Trittico’ (‘De triptiek’) drie éénakters samen in één avondvullend programma. De drie libretti hebben elk een eigen karakter en stijl. Er is het sociale melodrama van ‘Il Tabarro’ (De Mantel), het religieuze drama ‘Suor Angelica’, en de komedie ‘Gianni Schicchi’.  Zo kon Puccini hier alle facetten van zijn kunnen etaleren. Met als uitschieter: een kleine opera met uitsluitend vrouwelijke rollen. 

Il Trittico
Johan Thielemans De Munt, Brussel meer info download PDF
19 maart 2022

‘Il Tabarro’ is een drama over jaloezie in een arbeidersmilieu. Michele, de kapitein van een sleepaak, is erg ongelukkig na de dood van zijn kind. Zijn vrouw Georgetta vlucht uit de opgebruikte verhouding en wordt verliefd op Luigi, een jonge arbeider. Haar man ontdekt hun verhouding en zal Luigi vermoorden. De mantel uit de titel krijgt een pijnlijke, symbolische waarde: die heeft eerst het jonge paar bescherming geboden, maar nu heeft de jonge rivaal er zich in gehuld. Dat doet de emoties bij Michele hoog oplaaien.

In ‘Suor Angelica’ voert Puccini ons naar een klooster. Daar is alles peis en vree zoals Puccini het dagelijkse leven schetst. Maar onder die rust schuilt wel een drama. Zuster Angelica is naar het klooster gevlucht uit schaamte en om boete te doen: ze heeft namelijk een buitenechtelijk kind. Als haar ter ore komt dat de knaap overleden is, lijkt haar offer nutteloos. Ze doet het katholiek onaanvaardbare: ze pleegt zelfmoord, maar haar ziel wordt toch gered en in een visioen vindt ze haar dode kind terug.

Nog weer helemaal anders is ‘Gianni Schicchi’, een komedie rond geld en testament. Als de oude Donato sterft, blijkt dat hij in zijn testament iedereen onterfd heeft. De familie haalt er de sluwe Gianni Schicchi bij. Die bedenkt een list. Eerst wordt het testament vernietigd en hijzelf zal nu eerst voor stervende spelen en een ander testament dicteren. Maar tot de frustratie en hulpeloze woede van de familie schenkt hij het grote fortuin aan zichzelf – een regeling waaraan niet te tornen valt.  

Deze drie kortverhalen lieten Puccini toe om verschillende muzikale idiomen te gebruiken. Voor ‘Il Tabarro’ greep hij naar heftige, expressieve muziek.  Bij ‘Suor Angelica’ schreef hij uitsluitend voor vrouwenstemmen: de nonnen brengen een zoete klank voort. Het contrast tussen het ingetogen tweede deel en de daaropvolgende dolle klucht kon muzikaal niet groter zijn. Hier buitelen de stemmen van een uitgebreide bezetting door elkaar om een komisch familiedrama te vertellen.

Voor een regisseur stelt zich de vraag of de verschillende onderdelen afzonderlijk en geïsoleerd moeten blijven, of er misschien een verbindende lijn kan ontwikkeld worden. Voor de Duitse regisseur Tobias Kratzer leek een mengeling van beide standpunten het boeiendst. Zo hebben we drie scenografieën die sterk van elkaar afwijken. Voor het eerste deel heeft Rainer Sellmaier een ingewikkelde situatie gebouwd, met het ruim van een aak, een bovendek, daarnaast een kade met zicht op het moderne Parijs en de slaapkamer van de protagonisten. Boven dit samengestelde landschap prijkt de titel van het stuk. ‘Il Tabarro’ staat er in vuurrode letters, in een stijl die verwijst naar oude Italiaanse filmaffiches.

Deze drie contrasterende ruimtes krijgen een band door een spel van citaten.

Voor het tweede luik creëerde Sellmaier een sobere grijze ruimte. Hij combineert die met een video (Marcel Braun). Het levert een ander soort realisme op. Er is een subtiel spel tussen de realiteit op het toneel en op het beeld. Kratzer heeft hierdoor een paar anekdotes visueel kunnen uitwerken. Zo wordt Suor Dolcia met de camera gevolgd als ze zich aan allerlei lekkers te goed doet. Dat doet ze zo gulzig dat ze moet kotsen. Dat dit uitgerekend door de enige zwarte zangeres wordt gespeeld doet wat wrang aan, want je kan hier al snel een racistisch gekleurd vooroordeel in zien. Bij de tragische afloop weerspiegelt de video de subjectieve beleving en de hallucinaties van Suor Angelica. Het klooster gaat in vlammen op en zij vindt na haar dood haar zoon terug.

De laatste opera is een klucht die in moderne klederdracht wordt gespeeld. Het beeld sluit zo volledig aan bij de filmkomedies van Vittorio De Sica. Kratzer heeft voor een puur theatrale oplossing gekozen. Het is realisme van een andere soort. Op een smalle strook evolueren de personages, want achter hen is er een tribune opgebouwd waar ‘publiek’ zit toe te kijken.

Deze drie contrasterende ruimtes krijgen een band door een spel van citaten. Zo wordt de rauwe realistische sfeer van het eerste deel onderbroken door een televisie-uitzending – die we niet goed kunnen plaatsen. Maar de oplossing komt er in het laatste deel: de schippers in de aak keken naar de opvoering van Gianni Schicchi. Het is niet de meest overtuigende oplossing.

Als het eerste verhaal over liefde en lust gaat, dan laat Kratzer die in ‘Suor Angelica’ ook doordringen in het klooster. Een jonge non smokkelde er een graphic  novel  binnen. Met haar medezusters vergaapt ze zich gefascineerd aan mensen die elkaar hartstochtelijk omhelzen. Natuurlijk zal de abdis jacht maken op het pornografisch materiaal en uiteindelijk het aanstootgevende geschrift in het vuur gooien. Deze parallelle ontwikkeling geeft aan het suikerachtig gegeven van ‘Suor Angelica’ een welgekomen ironische onderlaag.

De uitwerking van de onderdelen is theatraal niet even sterk. Kratzer heeft last om van ‘Il Tabarro’ een pakkend drama te maken. Het gefragmenteerde speelvlak beperkt de zangers. Ze voelen zich duidelijk niet thuis op het heel kleine schipdek waar de handeling zich afspeelt. Je voelt dat Kratzer hier een sociaal-realistisch drama voor ogen had à la ‘Rocco e Sui Fratelli’ van Luchino Visconti. Maar de rauwheid van die film bereikt Kratzer niet, ook al niet omdat er geen stomende sensualiteit te bespeuren valt bij zijn geliefden, al zingen de Armeense sopraan Lianna Haroutounian en de tenor Adam Smith erg fraai.

Bij Suor Angelica zingt en acteert Lianna Haroutounian met grote intensiteit, en haar laatste scenes zijn emotioneel pakkend. De meest inventieve regie laat Kratzer zien in het laatste deel. De sluwe Gianni Schicchi wordt met meeslepend plezier gestalte gegeven door Peter Kalman – die in ‘Il Tabarro ‘als acteur wat grijs bleef. Ook Adam Smith beheerst overtuigend het komische register. Daarbij laat hij met zijn heldere tenor de lyrische frases overrompelend klinken. Naast hem staat Benedetta Torre als zijn geliefde, als personage, stout, ondernemend en vinnig, maar als sopraan heerlijk muzikaal in een bekend lyrisch hoogtepunt. Rond hen zijn alle personages theatraal en vocaal uitstekend ingevuld, zodat dit onderdeel een ode is aan de komische, subversieve kracht van de commedia dell’arte.

Voor een operahuis is ‘Il Trittico’ een hele uitdaging. Je moet een beroep doen op een uitgebreide bezetting. In de Munt wordt er over de hele lijn uitstekend gezongen en het vrouwenkoor kan zich mooi laten gelden. Voor de dirigent is deze complexe partituur een hele opgave. Maar in de handen van Alain Altinoglu komt de partituur glorierijk tot leven – niet alleen bij de zangers maar ook bij het orkest. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login