Beetje bang voor niets tg misschien
Het veilige plekje onder het kinderkamerbureau
In het leven van elk kind slaat op een bepaald ogenblik wel het besef toe dat er zoiets is als tijd en herinneringen. De tijd schrijdt onverbiddelijk voort, herinneringen daarentegen zijn onvoorspelbaar: ze dringen zich op of lopen als zand weg tussen de vingers. Over die tweespalt gaat ‘Beetje bang voor niks’ van tg Misschien, een kindervoorstelling met een hoge, maar niet feilloze filosofische vlucht.
Het duurde even voor ik het door had. Marieke Anthoni, ‘Kind’ in de voorstelling, zit op een plank aan de linkerkant van de scène. Ze beweegt onophoudelijk, ze praat ononderbroken, en ze wisselt naar de plank die erboven ligt of nog dáárboven, telkens gemarkeerd met korte blackouts. Die planken liggen op een schraag. Aan de rechterkant staat nog een schraag, waaronder een muzikante huist. Op de schragen ligt een houten tafelblad, met daarop een grote bureaulamp. Ik heb het door: de wereld waarin Kind zich beweegt bevindt zich onder haar eigen bureau, een kinderkamerbureau voor huiswerk, maar dat vooral een dak is voor het veilige plekje waar jijzelf alleen toegang toe hebt. De anderen moeten haar maar vinden. (Ouderlijke) indringers zijn vooral achterdocht of misprijzen waard. Zoiets dus, met dit verschil dat wij, ongevaarlijk publiek, er allemaal naar mogen kijken.
Marieke Anthoni, Aline Cornelissen, beiden toneelspelers, en Veerle De Caestecker, filosoof en schrijver, schreven samen ‘Beetje bang voor niks’. Er klinkt wat wezenloze, weinig opdringerige elektronische muziek. Kind (Marieke Anthoni), het centrale personage, vat meteen een ratelende monoloog aan over wat ze de voorbije dagen at. Volstrekt nutteloze informatie, maar toch niet zo irritant als Instagram-foto’s van schotels op restaurant. Want deze opsomming, met alle haperingen, evolueert naadloos, op hetzelfde hoge ritme, naar spontane reflecties over haar geheugen, en vooral over haar beheersing van de tijd, of over de onmogelijkheid daartoe. Ze verliest zich, bijna wanhopig, in de gedachte dat haar brein niet in staat zal zijn om alles in haar leven te onthouden. De opslagruimte is al bijna vol en ze is nog maar 9 jaar oud. De kunst van het vergeten kent ze nog niet: vergeten is verdwijnen, onvoorspelbaar. Ze wil alles terugspoelen, om zaken toch nog vast te leggen, zaken die ze meegemaakt heeft, of die ze bedacht heeft. Maar een minuut nadenken is al ‘keilang’.
Tijdsbesef is een probleem, en dat weet ze. Ze wil haar vragen stellen aan de tijd zélf. Vragen als ‘Kan u ietske meer naar mij luisteren in plaats van dat ik altijd naar u moet luisteren?’ Dan verschijnt de tijd zélf. Tegenover Kind in haar kleurrijke streetwise outfit, staat een vrouw in een statige, donkerpaarse jurk, lichtpaars geschminkt, haar opgestoken. Kind vuurt haar vragen af. Tijd (Aline Cornelissen) maakt duidelijk dat zij slechts de Tijd van Kind is, en enkel haar levensloop beheert en beheerst. Tijd ontkracht alle metaforen over de tijd. Tijdverlies bestaat niet, want zij is nooit kwijt. Tijd besparen kan niet, want zij heeft alles al ingedeeld. Tijd heelt niet alle wonden, want zij is geen dokter.
Na dit fijne woordspel, duikt een nieuw personage op, dat Tijd nogal verontrust. Verdriet (Kato Van Ermen) zat al onder het bureau, als muzikante, en peilt naar de gevoelens van Kind, naar haar angsten – als ze die zou hebben. Maar Kind is nergens bang voor. Tijd is wél bang, namelijk van de negatieve gevoelens die Verdriet belichaamt en die het tijdsbesef – waar ze naar op zoek is – doorkruisen. Wat is de verhouding tussen de redelijkheid en vooral de rechtlijnigheid van de tijd en de chaos van de herinneringen? Herinneringen waarvan zowel het behoud als het verlies slechts zorgen baren.
Tijd is een tiran, dat weet ze en ze beleeft er geen genoegen aan.
Een behoorlijk filosofische confrontatie dus, die echter ook verbaal en zelfs fysiek agressief kan worden. Kind verzint tientallen versies van f***you! die ze op Tijd uitprobeert, nadat die voor de zoveelste keer ‘zo werkt het nu eenmaal’ heeft geantwoord op haar onmogelijke vraag om ‘terug te spoelen’, om haar herinnering weer levendig te maken, mét het bijhorende gevoel. Verdriet namelijk. Verdriet mag brave muziek spelen van Tijd, maar daar houdt het ongeveer bij op. Tijd is een tiran, dat weet ze en ze beleeft er geen genoegen aan. Tenslotte vertelt Tijd wat er in de tas zit die ze tot dan krampachtig afschermde van Kind en Verdriet. Daarin bewaart Tijd de favoriete ‘nu’s’ van Kind, in een poging om haar kostbaarste herinneringen ongeschonden te houden, al zijn nieuwe gebeurtenissen – nieuwe nu’s dus – altijd geneigd om eerdere nu’s te relativeren, om hun betekenis te wijzigen. De ontmoeting met Tijd en Verdriet, op de planken van haar bureau, die zal Kind alleszins goed opslaan. Ze zal dit niet vergeten. Ze is gerustgesteld.
De ontmoeting van een kind – in dit geval een generiek kind met de naam Kind – en haar gevoelens, het is een aantrekkelijk gegeven voor verhaal of drama. De meest iconische en nog altijd onovertroffen vertelling over zo’n coming of age van een meisje dat haar gevoelens en herinneringen in vreemde figuren weerspiegeld ziet, is ‘Alice in Wonderland’ van Lewis Caroll. Het verhaal kan zowel zeemzoeterig (Disney) als griezelig-sensueel (Abattoir Fermé) opgevoerd worden. Het witte konijn met de klok, dat altijd gehaast is en altijd te laat komt, lijkt nog het meest op deze Tijd, behalve dat zij geen haast heeft en ook niet te laat kan komen. Caroll’s Alice is gevallen in een gat, zij ondergaat de wirwar aan gevoelens, verborgen achter raadselachtige, allegorische personages die hun eigen (machts-) spel spelen, over de taal in de eerste plaats, met Humpty Dumpty als surrealistisch orakel. Maar dit Kind speelt zélf met de taal. Ze stelt tot haar verdriet – Verdriet, een emotie met een lichaam – vast dat ze niet kan terugspoelen, dat ze geen tijd kan verliezen, dat de tijd niet vliegt. De correcte antwoorden van Tijd bevredigen haar niet: het is dan wel ‘haar’ Tijd, maar die heeft weinig inlevingsvermogen, zo blijkt. Het komt toch goed, omdat Kind de garantie krijgt dat haar herinneringen goed bewaard zullen worden, maar wijsheid maakt niet per se gelukkig, ook al verdringt ze Verdriet. Een lichte melancholie blijft hangen, maar iets te weinig. Verdriet verdwijnt ongemerkt, achter haar muziekcomputer, en dat bevredigt niet.
Wat ‘Beetje bang voor niks’ gelukkig niet doet is in de val trappen van de ‘Inside Out’-films van de Disney/Pixar studios. Emoties die zich verschansen in een commandocentrum krijgen daarin een zichtbare, digitaal geanimeerde, vorm. Het meisje Riley heeft geen besef van de slimme en minder slimme strategieën die ze onder leiding van Joy bedenken om het meisje de (pre)puberteit te laten overleven met vrijheid-blijheid. Een digitaal gestuurd pseudo-freudiaans driftleven, letterlijk spookjes in de machine, dat is het mechanistische ideaal van de burgerlijke verlichting. Ik wil niet suggereren dat ‘Inside out’ aan ideologische brainwashing doet, maar het onderliggende mensbeeld verschilt wel grondig van dat van de makers van ‘Beetje bang voor niks’. Zij maken er net wel een punt van om het reële kind te laten praten met abstracte gevoelens en gedachten in menselijke gedaante die Kind paradoxaal genoeg zélf schiep. Die constructivistische piste wordt echter niet doorgedacht in de voorstelling. Zoals ‘Inside out’ evenmin de onvatbare aard van het driftleven ter sprake brengt, maar onderhuids suggereert dat het brein een machine is die altijd werkt, mits de juiste bedrading.
Typerend voor deze voorstelling van tg Misschien, zoals zij zich noemen, is de brutaliteit van de eerste kinderproductie. Theatermakers tasten, liefst onvoorzichtig, af hoever ze kunnen gaan met een jong publiek, in dit geval op het gebied van de filosofische abstractie. Het verhaaltje, als er al één is, is zeer dun. Verbale bravoure en de hypernerveuze speelstijl van Kind moeten dat compenseren. Dat kan best, maar deze krachttoer wordt niet helemaal volbracht. De richting is soms zoek. Terugspoelen, oké, maar terugspoelen naar wat? Misschien ontbreekt er een trauma, of – omgekeerd – een supervrolijke herinnering. Zonder zo’n superlatief blijft veel poëzie in de lucht hangen. Ik kan mij vergissen, het kind in mij dateert van heel lang geleden, en ik heb zelden geprobeerd met de tijd in gesprek te gaan. Ik kroop niet onder mijn bureau. Kind doet dat dus wel, en dat kan heilzaam zijn.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz