Dans / Performance

Zero to infinity Agata Maszkiewicz & Superamas

What a wonderful sky!

‘Zero to infinity’ van Agata Maszkiewicz  en Superamas begint met een vraag over de grenzen van dingen, ontwikkelt zich tot een soort ‘Jongens (en meisjes) en wetenschap’ en loopt uit op een quasi mystiek-ritueel contact met de natuur en het uitspansel. Toch hebben ze daar bij Superamas niet te lang in de zon gekeken. Achter spel en dans zit een dringende vraag: hoe staan we tegenover de wereld die we vooralsnog de onze heten? 

Uitgelicht door Pieter T’Jonck
Zero to infinity
Pieter T’Jonck BK6 Kortrijk, in het kader van het Almost Summer Festival (Buda) meer info download PDF
05 juli 2023

Strandstoelen. Geen ideale manier om een voorstelling te zien, zo onderuit gezakt, met de blik op het uitspansel, eerder dan op wat er voor je neus gebeurt. Toch zit je zo voor het decor van ‘Zero to infinity’. Een fabuleus decor trouwens: een eeuwenoude lindenboom op een grasveld, tegen een achtergrond van heesters en andere bomen in de prachtige tuin van BK6 (of dus: Broelkaai 6, een voormalige patriciërswoning op het Buda eiland in Kortrijk). De valavond biedt een fascinerend, veranderlijk kleurenspel op de achtergrond.

Toch is die keuze voor strandstoelen geen ongelukkige vergissing van het Almost Summer Festival, maar een keuze van makers. Ze willen je laten kijken naar dat uitspansel. Want daarom gaat het. En om de vochtige aarde onder je voeten en de wind die in je haren speelt. Besef je achteraf.

Vincent Tirmarche komt op. Hij heeft het over grenzen. Waar begint iets, en waar eindigt het. Makkelijk genoeg denk je dan, toch zolang als je voortgaat op woorden die alles mooi afbakenen. Maar als je even doordenkt, en dat is precies wat hij ons wil laten doen, blijken woorden zelden één op één overeen te stemmen met de werkelijkheid. Neem nu de aarde. Lijkt een duidelijk begrip. Maar waar houdt de aarde op en begint het heelal? Net boven de aardkorst en de zeespiegel? Dan behoren vissen wel, en landdieren niet tot de aarde. Of moeten we de atmosfeer erbij rekenen? Tot waar gaat die dan? Hoort de maan ook nog bij de aarde?

Concreter wordt Tirmarche als hij het heeft over ons eigen lichaam. Waar houdt dat op? Hij stelde de vraag aan zijn zoontje van tien, die het erop hield dat onze huid de grens vormt tussen ons lichaam en ‘de rest’. Maar wat dan met de lucht in je longen? Wel of niet deel van je lichaam? Het jongetje vond dat die zuurstof er pas toe behoorde als de longen ze opgenomen hadden. Daar laat Tirmarche het bij, bij het besef dat we stoffen opnemen in ons lichaam die eerder bijvoorbeeld ‘lucht’ heetten.

Hij had er best over kunnen doorbomen: een filosofe als Vinciane Desprets wees er al vaak, met nadruk, op dat we allobiotische wezens zijn. Versta: veel van onze lichaamsfuncties hangen af van de miljoenen bacteriën en schimmels in ons lijf. En van lucht, en van voedsel. Er zonder zouden we sterven. Hij beperkt zich echter tot die kinderlijke – maar toch al door wetenschap gekleurde – redenering van zijn zoontje, waar verwondering achter schuilgaat over hoe dat allemaal precies in zijn werk gaat. Daar begrijpt dat zoontje het fijne niet van. Volwassenen ook niet trouwens, maar die verwonderen er zich nog zelden over.

Meteen daarna komt Agata Maszkiewicz op. Ze heeft het over atomen, hoeveel biljoenen er wel niet zijn, alleen al in een klontje suiker. Die atomen, stelt ze, hebben het eeuwig leven, maar keren in steeds wisselende combinaties van moleculen terug. Het zou dus zomaar kunnen dat je een stukje van Alexander De Grote in je lijf hebt. Of, waarschijnlijker, van een appel of peer.

Plots gaat het zo over de eeuwigheid. Die dan toch weer een begin had: de ‘Big bang’.

Plots gaat het zo over de eeuwigheid. Die dan toch weer een begin had: de ‘Big bang’. Daar weten we nu heel wat over door ‘fossil light’ (in het Nederlands heet dat, denk ik, ‘achtergrondstraling’). Het is licht dat afkomstig is van die ‘Big bang’ en nog steeds onderweg is. Teresa Acevedo spreekt erover hoe ze bij haar opzoekingswerk ernaar stootte op de naam Cécile Renault, een sterrenkundige die dat licht zichtbaar maakte door beeldmanipulatie. Ze bewees dat de hemel zelfs ’s nachts vol kleur en licht zit. Alleen zien wij dat niet. Een beetje mistroostig besluit ze haar verhaal met de ontdekking dat Renault in 2021 overleed ineen auto-ongeval.

Abrupt stapt de voorstelling daarna over op een ander register. Een vierde speler, Jérôme Dupraz, komt erbij. Met zijn vieren slaan de spelers aan het experimenteren, zoals kinderen dat zouden doen als ze zich vragen gaan stellen. Tirmarche steekt een vuurtje aan in een pot, en koppelt daar een blaasbalg aan, waarmee hij dan weer een goudkleurige plastic zak begint te vullen. Dupraz, houdt zich onledig met experimenten met een fietspomp en een waterfles, die geregeld de lucht in schiet. Maszkiewicz probeert met een soort haardroger balletjes in de lucht te houden

Teresa Acevedo steelt hier de show met experimenten met de zwaartekracht en andere krachten zoals de middelpuntvliedende kracht. Voor onze verbaasde ogen laat ze eerst een balletje laat ronddraaien in een omgekeerd glas, om daarna een glas vol water rond te zwieren op een plankje zonder ook maar één druppel te verspillen.

Het zijn allemaal verklaarbare, maar toch wonderlijke experimenten, omdat ze indruisen tegen wat je verwacht te zien. Als je een glas op zijn kop houdt loopt het leeg. Dat weten we. Dat verwachten we. Maar hier gebeurt dat niet. Lucht blijkt hier dan weer materie te zijn, die dingen kan vullen en kracht kan uitoefenen. Als kinderen ontdekken deze onderzoekers dat soort natuurkundige wonderen. De apotheose van die experimenten volgt als Maszkiewicz met haar blazer witte ballonnen laat zwellen tot wanstaltige proporties. Ze plaatst ze achter de luidsprekers op de grasmat. Tirmarche laat de gouden zak vol rook de lucht in vliegen. In Kortrijk bleef hij haperen hoog in een boom.

Even blijft het speelveld nu leeg. Terwijl het duister nu snel valt en de lucht diep blauw-paars kleurt -weinig sterren op deze avond - horen we stemmen van mensen, jong en oud, over wat ze denken als ze naar de hemel en de sterren kijken. Meteen zijn we zo terug bij het verhaal van Acevedo over de achtergrondstraling, maar hier gaat het erover hoe leken het uitspansel ervaren. Opvallend hoe weinig mensen daarover weten te melden. Ze hebben het over het gevoel van nietigheid dat je dan als mens ervaart, dat wel. Enkelen wagen zich ook aan vage metafysica. Ontroerend is het verhaal van de piloot die altijd graag de lucht bestudeerde, maar dat nu niet meer kan, wegens te slechte ogen. Wat je onthoudt is dat de hemel en de sterren nog steeds, hoeveel we vandaag ook ‘weten’ erover, ontzag inboezemen en ons aantrekken. We kijken nog altijd als kinderen, als het erop aankomt.

Alweer wendt de voorstelling nu de steven. Maszkiewicz en Acevedo lopen in kleurige overalls, als vliegeniers of seingevers, met een koplamp op het hoofd, rond te speuren, de ene op het grasveld, de andere tussen de struiken. Al snel rolt Maszkiewicz  over de grond, in innig contact met de aarde, alsof ze stralingen en geluiden wou capteren. Later geven beide vrouwen samen een merkwaardig dansje ten beste. Ze huppelen ter plaatse en zetten dan stappen voor en achter, terwijl hun armen met geopende handpalmen hoog de lucht in zwieren. Ook dan lijkt het, vooral door hun intens naar boven turende blik, alsof ze contact willen maken met dingen ver buiten onze atmosfeer, of toch de straling ervan willen vangen. Voor het eerst is er nu een score te horen: hypnotiserende elektronische muziek van Antoine Tirmarche die helemaal past bij dit esoterische tafereel.

Het is de zwaartekracht die de muziek laat ontstaan

Bijna als een grap lijken de inspanningen van de vrouwen beloond te worden as van alle kanten tientallen fluogroene tennisballen als vallende sterren op het gras belanden waar ze gaan oplichten door een black light. De voorstelling wordt nu steeds feërieker, want haast onmerkbaar mengt het gekleurde licht van spots zich met het kleurenspel van de nachtschemer. In dat licht spelen de performers een behendigheidsspel met de tennisballen. Alsof er een foto van genomen werd bevriezen ze af en toe een tel lang om dan weer verder te spelen. Tot ze eendrachtig de ballen opruimen.

Er volgt nog één dans, met een heel bijzondere score. Het geluid komt van een microfoon die heen en weer zwiert boven een klankkast. Door een feedbackloop ontstaat een ijl geluid dat luider wordt als de microfoon zijn laagste punt bereikt en dan weer verzwakt. Steve Reich bedacht die score ooit goor ‘Pendulum Music’ (1968-1973). Dat is hier niet alleen een eresaluut aan de componist, het past ook helemaal bij de onderzoekende, verwonderde sfeer van het stuk. Het is de zwaartekracht die de muziek laat ontstaan, door de microfoon telkens weer te laten zakken. Net zo bepaalt zwaartekracht ook de basisbeweging van de twee vrouwen. Ze laten hun hoofden keer op keer naar beneden knikken door alle spieren te ontspannen. Waarop ze dan toch weer wijd in het rond gaan zwaaien met hun armen.

In de allerlaatste scène van dit stuk is de mens uit beeld verdwenen. Op ooghoogte wordt alle licht bovendien gedoofd, maar hoog in de lucht, tussen de bomen, gaat een geheimzinnig licht schijnen dat je aandacht trekt op de kleuren van de lucht in de achtergrond. Als dat licht, en de muziek wegsterft gaat iedereen als vanzelf applaudisseren, als om de betovering zelf te doorbreken.

‘Zero to infinity’ verschilt, op het eerste gezicht, sterk van het vroegere werk van Suparamas. Het gaat hier niet over de manier waarop media een ideologische machine zijn. Hier gaat het over de manier waarop we de wereld, de natuurlijke wereld lezen en begrijpen, of dus ook, hoe die tot ons spreekt – een beslissend verschil in perspectief.  Dat heeft wellicht iets te maken met de leidende rol van Maszkiewicz als auteur van het werk. Daarbij gebeurt iets bijzonders: de kinderlijk-enthousiaste onderzoekers in het begin stellen zich in de latere dansen op als een soort ontvangststation voor al wat uit het heelal en de aarde komt. Dat is in zekere zin ironisch, net zoals er een zekere ironie zit in de manier waarop licht en klank de natuur in het park feëriek maken voor de kijker. Die natuur, an sich, zal het immers worst wezen wat daar gebeurt. We zijn meer met onszelf dan met die natuur bezig, iets wat je ook kon horen in interviews die halverwege te horen waren.

Toch lijkt het me om iets meer te gaan: die naïeve, antropocentrische manier om naar hemel en aarde te kijken is misschien ook de enige manier, zeker vandaag, om ons aan te sporen er behoedzamer mee om te gaan. We hebben immers maar één wereld. Op die manier zit er wel een politiek-ideologische laag in het werk, maar even goed een poëtische. Onwillekeurig raak je helemaal in de ban van het spel én van de hemel waar dat spel je naar doet kijken door je in strandstoelen te plaatseb. Het werk herinnert je er zo aan dat cultuur (en wetenschapscultuur) nog steeds vorm geven aan onze verhouding tot een wereld die ons uiteindelijk altijd zal overleven en overstijgen. Prachtig.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login