MONUMENT 8: Manifestations Eszter Salamon
Strijdgezang
Een monument is, letterlijk, een aansporing om te herdenken.
Dat beoogt Eszter Salamon inderdaad met haar reeks stukken met de titel
‘MONUMENT’: een gedenkteken oprichten voor niet gecanoniseerde geschiedenissen,
marginale levensverhalen, verdwenen kunstwerken, of kortom voor al wat vergeter
of verzwegen is. In deel 8 gaat het over de strijd van Roemeense vrouwen voor
erkenning. Wat je krijgt: prachtige zang, helaas met net iets teveel pathetiek.
‘MONUMENT 0.8: Manifestations’ ontstond als een uitnodiging
van Europalia Roemenië. Da vraag: doe iets met geschiedenis, traditie en de
periferie. Dat laatste viel bij Salamon niet in dovemansoren: ze wou het niet
hebben over Roemeniê als een land in de periferie van het zwaartepunt van
Europa, maar over wat perifeer was binnen die perifere Roemeense geschiedenis,
met name de geschiedenis van de sociale strijd van vrouwen. Ze ging daarvoor
aan de slag met een groep lokale dansers. Die deden haar de traditionele muziek
aan de hand die een groot deel van de voorstelling inkleurt.
Het resultaat is een soms imponerende voorstelling. Dat
begint al met het overweldigende scènebeeld, een werk van de Roemeense
kunstenares en ‘eco-feministe’ Marilena Preda Sanc: een canvas dat de hele
breedte en hoogte van de achterwand van het podium van het Kaaitheater beslaat
en doorloopt over de vloer tot aan de voorste rand ervan.
Je ziet een abstracte voorstelling: banden met felle
kleuren, vooral gelen met her en der een zwarte veeg en net iets links van het
midden een brede rode streep. Het heeft iets weg van een schilderij van
Richter: dikke lagen verf grillig weg geschraapt zijn. In kleine details zie je
echter dat het een digitaal bewerkt beeld van een reëel object -een sculptuur
van Preda Sanc lees je in het programma- moet zijn.
In die ruimte nemen vijf vrouwen, allen gekleed in een
witte, brede broek en dito bloes, behoedzaam plaats. Het podium is nog in het
halfduister gehuld. Het eerste licht komt van opzij, ter hoogte van de hoofden
van de vijf vrouwen. Zo is het eerste wat aan hen opmerkt dat hun gezichten,
elk op een andere manier, getekend zijn door fel rood-oranje strepen: als een
masker over de ogen heen bij Flavia Giurgiu, boven de wenkbrauwen bij Salka
Ardal Rosengren, of -anders dan op de foto- als een verticale streep links van
de neus bij Judith State. Ook op hun onderarmen bevinden zich zo’n grote
kleurvlekken.
De vrouwen draaien voorzichtig rond hun as, alsof ze pas tot
leven kwamen en de ruimte in zich opnamen. Plots beginnen ze te zingen: een na
een voegen ze een stem toe aan een polyfone compositie die harmonisch ongewoon
complex is, maar door de heldere, sterke maar ongeoefende stemmen toch klinkt
als een volksgezang. Het is een van de opmerkelijkste momenten van de avond. Je
begrijpt bij gebrek aan boventiteling geen woord van wat ze zingen. Maar ze
zingen zonder enige versterking, en dat is stilaan zo uitzonderlijk dat de a capella
zang iets magisch krijgt.
De a capella zang krijgt iets magisch. dat is een grote kracht.
Dat is een grote kracht. Die komt in het vervolg niet altijd
even goed uit de verf. Niet omdat de vrouwen op het podium versagen, maar omdat
er een taalprobleem ontstaat. Judith State brengt bijvoorbeeld kort na de
openingszang een lange, poëtische tekst in het Engels, maar zonder
boventiteling. Die is nauwelijks te volgen. Als niet Engelstalige legt ze accenten
immers niet altijd juist of vervormt ze klanken. Dat is verraderlijk. ‘Fill’ of
‘feel’: het is in het Engels een miniem accent- maar een enorm
betekenisverschil. Je moet maar een paar keer over zo’n verschil struikelen om
de draad kwijt te raken.
Daardoor blijven niet de woorden, maar wel de overtuigend
vertolkte ingehouden woede in haar verschijning hangen. Ze spreekt een manifest
uit, en wat volgt is inderdaad een manifestatie, een half ingehouden schreeuw
van woede, beurtelings in woord en zang. Verhalen over de vernederende
behandeling van vrouwen krijgen een vervolg in liederen die ergens tussen
treur- en protestzang zweven. Bij de zang hoort ook telkens een eenvoudige dans,
die net als de zang onveranderlijk een volkse stempel draagt. Je waant je bijna
in het vormingstheater van de jaren 1970, maar toch werkt het door de bezieling
en urgentie van de vertolkers.
Het slot van de voorstelling draait echter uit op iets heel
anders. De actie valt even stil, waarna de vertolkers, in groepjes van twee drie,
een reeks tableaux vivants presenteren. Het zijn beelden van een sterke
innigheid, net niet sensueel. Op het einde raken Madalina Dan en Salka Ardal
Roosengren zo intiem vernesteld dat hun lichamen zich als in een Thaise massage
over elkaar heen wentelen. Dat doen ze heel kies en weinig ostentatief, maar
het blijft een intens fysiek contact. Als een alternatieve -vrouwelijke- manier
om elkaar nabij te zijn? Om kracht en steun te vinden?
De slotscène bevestigt dat hier een ontkende gevoelswereld
uitgedrukt werd. Maar de toon is wel anders: we zitten weer in het militante
vormingstheater. Op één lijn komen de vrouwen naar voor terwijl ze blijven
herhalen wat er in hun affectieve en sociale sfeer onderdrukt werd. Daar hoort
deze keer geen zang bij, wel een
staccato spreken, begeleid door heftige gebaren. Tot ze vlak voor het publiek
staan. Als die het nu nog niet begrepen hebben, moeten ze wel van hout zijn.
Toch voelde die retour naar een strijdbare toon, ondanks
alle panache, enigszins vreemd aan na de tableaux vivants die eraan
vooraf gingen en uit een heel ander, ‘hedendaags’ vaatje tapten. Wie sprak hier
nu eigenlijk? Alvast niet de verdrukten zelf, wel een groep performers -die
trouwens niet allen uit Roemenië komen- die het voor de goede zaak opnemen,
maar tegelijk ook met minstens één been in een andere, ‘hedendaagse’ wereld
staan.
Die dubbelheid zit ook in de voorstelling zelf: ze bespeelt op een grillige manier verschillende uitdrukkingsvormen, van volkse zang over documentair theater en subtiele, puur choreografische momenten tot strijdbaar volkstoneel. Dat is een beetje verwarrend, al is dat niet per sé verkeerd. Het doet helaas ook licht pathetisch aan. De ‘gewone vrouw’ wordt hier opgevoerd als de drager van een authentieke stem, maar dat is een projectie van een cast van internationaal opererende performers. Zij zijn het die dat verhaal brengen, niet die Roemeense vrouw zelf. Dat gebeurt bovendien in een kader -Europalia en Kaaitheater- dat ver weg staat van haar leefwereld. Dan is het gemakkelijk applaudisseren. Nog los van de vraag of we hier geen naïeve ideologische projectie -de pure volksziel- zien.
Maar wat tegelijk bijblijft is die kracht van samen zingen
en bewegen. Daarin overtuigt de voorstelling wel, en niet zo’n beetje.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz