Echo / Random Goodbyes Moya Michael / David Hernandez / Jin Xing Theatre
Onzichtbare boodschappen
In 2010 trok Moya Michael, toen nog verbonden aan Rosas, naar Shanghai om er ‘Rosas danst Rosas’ in te studeren met de danseressen van de Jin Xing Company, een onafhankelijk gezelschap geleid door danseres/choreografe en TV-presentatrice (‘de Chinese Oprah Winfrey’) Jin Xing. De twee vrouwen raakte bevriend. Op vraag van Jin Xing creëerde Michael het stuk ‘Echo’ voor het gezelschap in 2013. In 2019 keerde ze er terug om met David Hernandez ‘Random Goodbyes’ te creëren. Door de corona-ellende ging dat stuk pas vorig najaar in première in Shanghai. Nu beleefde het samen met ‘Echo’ zijn Europese première in de KVS, met een deels Brusselse cast. Twee stukken over menselijke verhoudingen, met daarbij een subtiele kritiek op de samenleving in ‘Random Goodbyes’.
‘Echo’ begint in een hoekje links achter op het podium. In schraal licht zitten zes vrouwen, met nauwelijks meer om het lijf dan een glanzende onderjurk, er in een kringetje rond een zevende, Rong Sha, die overeind staat en met haar armen en hele lijf dramatisch uithaalt naar boven en naar onder. Er klinkt een druppelend geluid, dat gaandeweg luider wordt, tot je een krachtige waterstraal lijkt te horen, alsof iemand aan het wassen en plassen was. Heel geleidelijk schuiven daar andere klanklagen boven. Tegen de achterwand verschijnen nauwelijks merkbare, vage schaduwen als van een bladerdek. Aan alles voel je dat hier een intieme setting opgeroepen wordt: zeven vriendinnen, of familieleden die verhalen en ervaringen delen.
Haast ongemerkt verplaatst de groep zich naar het midden van het podium en gaan alle zeven vrouwen rechtop staan in steeds helderder licht. Het is pas dan dat je merkt hoe verschillend ze zijn, in leeftijd en uitstraling. Toch installeert zich van dan af een systeem. Strelingen, zachte aanrakingen als de vrouwen langs elkaar heen glijden, voorzichtige en zelfs tedere zorg voor elkaar bevestigen de sterke verstandhouding van de groep. De bewegingstaal is sierlijk, maar ongedwongen genoeg om een gevoel van plezier in elkaars nabijheid te suggereren.
Toch verwijdert telkens weer één van de vrouwen zich voor even van de groep om op haar eentje meer persoonlijke getinte, meer geagiteerde gebaren te maken. Soms laten ze hun bekken heftig schokken tot armen in benen in alle richtingen vertrekken. Het is moeilijk om ze niet te lezen als uitdrukking van ongemakkelijke momenten of gevoelens. Op andere momenten lijkt een van de vrouwen er wel stiekem mee uit te drukken dat ze lol wil trappen.
De groep is vaak een warm nest, maar soms onderdrukt ze ook het zotte geweld.
Dat beeld bleef me het sterkst bij. Chen Yu Di, een krullenbol met een lacherige open blik neigt naar voor en lacht ons toe terwijl ze wild trappelt met haar benen. Als de groep even later achteraan een lijn vormt en rustig, bijna plechtig voor- en achterwaarts stapt, doorbreekt ze het patroon door tegen de richting in, dubbel zo snel en met veel hoger geheven knieën, nog altijd met één oog op het publiek, de ‘orde’ te verstoren. Maar als ze dan helemaal uit de lijn breekt achtervolgt de groep haar en sluit haar weer in. Tot weer een volgende danseres uit de band springt. Het gaf me een wat dubbel gevoel: de groep is vaak een warm nest, maar soms onderdrukt ze ook het zotte geweld.
Het eindigt zoals het begon: de vrouwen komen weer dicht tot elkaar, schuiven naar achter en verdwijnen dan één na één; in het laatste wegdeemsterende licht herneemt Rong Sha haar eerste solo. ‘Echo’ treft zo een mooie, subtiele balans tussen levensechte expressie en choreografische stilering. Het is jammer dat dit werk niet in zijn volle lengte van 50 minuten getoond werd, maar in een half zo lange versie. Je voelt immers, meer dan je er direct de vinger op kan leggen, dat de intimiteit die de vrouwen hier vormgeven er toch wat anders uitziet dan bij ons. Dat is intrigerend.
‘Random goodbyes’ is een complexer stuk, met dubbel zoveel dansers, met mannen en vrouwen, en dan nog eens met Chinezen en Europeanen. Dat maakt de choreografische taal soms al te disparaat. Pas naar het einde ga je begrijpen wat daarvan de betekenis kan zijn. Maar laat ons niet vooruit lopen.
De basisgedachte van het stuk is sterk: tonen hoe het leven vol momenten zit waarop er een afscheid is. Van geliefden, van toevallige passanten, van het leven. Van zekerheden ook. Het begint ook intrigerend. Een spot laat een driehoekige lichtbundel, zo dun als een blad papier, door de lucht klieven. De lichtfiguur wordt zichtbaar waar ze snijdt door de rook of het stof – dat is niet zo duidelijk – dat overal over het podium dwarrelt en kringelt. In dat licht duikt Ding Yo Wei, een rijzige figuur met lang zwart haar op. Hij kijkt wat verloren om zich heen, de rug gebogen, alsof hij iets of iemand zocht. Als bij toverslag meer van die lichtvlakken een wilde dans heen en weer, in alle richtingen uitvoeren duikt eerst een vrouw op, met in haar zog nog vele anderen. Ze gaan heen en weer lopen over het podium, van links naar rechts en terug. Het is alsof je mensen in een drukke straat zag voorbijkomen, ieder op weg naar zijn of haar bestemming.
Dat moment doet, als beeld, denken aan ‘Satisfyin’ lover’ van Steve Paxton, de choreograaf die als eerste doodgewone mensen zomaar heen en weer liet lopen over een podium, om zo de expressieve variatie van zoiets eenvoudigs als een wandelpas zichtbaar te maken. Al snel merk je echter dat hier meer én minder aan de hand is. Je merkt dat de passen subtiel gechoreografeerd zijn, waardoor het beeld minder ‘radicaal’ is, maar wel complexer, omdat je zo moet ontcijferen wat de logica achter de choreografie kan zijn. Die moet zitten in de kleine aanrakingen en halve ontmoetingen die volgen. Kleine verhalen. Miniaturen.
Zo zijn er vele, en ze kennen soms opmerkelijke stijlcontrasten tussen de Europese en de Chinese cast. Rosslyn Wythes wendt zich bijvoorbeeld plots tot het publiek en begint te praten, al hoor je niet wat ze zegt. Het is haar wat ontredderde manier van bewegen, als een performer van Pina Bausch, die je doet vermoeden dat hier iemand roept in de woestijn.
Sterker is de scène van de Engelse Maisie Woodford. Een opmerkelijke performer. Toch blijft ze lang op de achtergrond – naar ik hoorde omdat ze last had van een blessure –. Plots staat ze echter helemaal vooraan in haar wat oudmodisch lange rok met opvallende ruitmotieven. In geen tijd geeft zij een personage gestalte: een vrouw die in de war is, of zich niet weet te voegen naar een algemene gedragscode. De choreografie onderstreept dat door net dan alle andere dansers op één lijn unisono simpele, nauwelijks gemarkeerde passen en armzwaaien te laten uitvoeren. Woodford zou moeten passen in de opening die ze laten in het midden van de rij, maar dribbelt ervoor, strompelt erachter, kijkt van hier naar daar, en komt nooit op haar plaats terecht.
Het tweede deel van de voorstelling ging over de ellende en het verdriet van de corona-epidemie.
Daarop volgt een intrigerend middendeel waarin de actie nagenoeg stilvalt. De dansers klitten bij elkaar in het midden om beelden als tableaux vivants te vormen. Met een beetje verbeelding kan je het ook lezen als het moment waarop de hele samenleving, in Europa én China door corona tot stilstand kwam. De voorstelling gaat hier ook slepen, maar wint dan weer vaart. De dansers gaan op één lijn achter elkaar staan, als een rij die wacht aan een loket. Die rij wordt telkens weer geformeerd maar valt ook elke keer weer uit elkaar als dansers naar links of rechts wegvallen.
Ook dit beeld kan je door de gedetailleerde choreografie weer zuiver formeel lezen, als het soort barokke figuur waar Trisha Brown mee experimenteerde in haar interpretatie van Monteverdi’s ‘Orfeo’. Maar je kan er ook een verwijzing in zien naar mensen die in de rij wachten op hulp. Als Rong Sha vooraan in de rij plots een ijselijke schreeuw slaakt wint die tweede lezing veld: de actie springt zo sterk uit de band dat ze de zorgvuldig opgebouwde choreografie plots in een ander licht zet. Als tegen het slot van de voorstelling Rosslyn Wythes, in een witte verpleegstersschort, het ene levenloze lichaam na het andere wegsleept, weet je het wel. Het tweede deel van de voorstelling ging over de ellende en het verdriet van de corona-epidemie. Daardoor is dit, met wat we vandaag weten over de Chinese aanpak van de epidemie, een voorstelling die, zonder het met zoveel woorden te zeggen, maatschappijkritiek levert. Het doet denken aan het Franse mimetheater, dat ontstond toen het acteurs verboden werd om nog te spreken, laat staan politieke uitspraken te doen. Maar als je moet zwijgen, kan je nog altijd tonen wat je wil zeggen. Dat is wat ook hier gebeurt.
Toch las ik het stuk aanvankelijk niet zo. Het was pas achteraf dat ik dit ging vermoeden. Waardoor ik ook ging vermoeden dat je dit soort choreografie met een dubbele bril moet lezen. Op het eerste gezicht zie je dans die veel invloeden kent, van moderne tot postmoderne Amerikaanse dans, met een flinke scheut Europese theaterdans en wat ballet-elegantie erbovenop. Alles om het oog te strelen. Als je wat beter kijkt dan zie je dat oogstrelen misschien ook oogmisleiding is. Dat hier, voor een geoefende kijker (en die zijn er wellicht in grotere getale in China) een aanklacht geformuleerd wordt. Dat is een groot verschil met Europese dans, waar expliciete ‘aanklachten’ stilaan tot het standaard pakket behoren. Zodat niemand er nog om maalt. Hier is de ‘aanklacht’ haast onzichtbaar vermomd. Zo gaat ze onderhuids branden. Kijk maar: je ziet niet wat je ziet.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz