Salutations Mistinguettes Stéphanie Auberville
De blik van het marsmannetje
Ondanks de corona-beperkingen bood Charleroi-Danses een professioneel publiek afgelopen week de kans enkele voorstellingen bij te wonen die voorzien waren voor het ‘Legs’ Festival 2020. ‘Salutations Mistinguettes’ van Stéphanie Auberville illustreert perfect opzet van dat Festival: de brug slaan tussen hedendaags werk en de dansgeschiedenis. De ‘Boléro’ van Maurice Ravel biedt daartoe een perfecte aanleiding. Ook om stekelige vragen te stellen.

‘Legs’, de titel van het Festival, is een geestige, maar
onvertaalbare woordspeling. Je denkt natuurlijk meteen aan het Engelse woord
voor ‘benen’, maar Franstaligen horen er in de eerste plaats ‘legaat’ of
‘nalatenschap’ in. In een door ‘Globish’ Engels’ gedomineerd danslandschap
markeert het zo met één enkel woord een bijzondere, Franse, plek.
Nog Franser is de titel. Van Dale FR/NL heeft nooit gehoord
van ‘Mistinguettes’, maar elke Fransman weet dat Mistinguett het pseudoniem was
van Jeanne Florentine Bourgeois, een variété artieste die als geen ander snapte
dat succes volgt als je de aandacht van mannen trekt. Haar pseudoniem werd een
soortnaam: ‘Mistinguettes’ hengelen naar de mannelijke blik. Dat maakt de ‘salutations’,
de hulde, die Auberville brengt aan ‘Mistinguettes’ erg ambigu.
In een piepklein zaaltje turen we naar wimpels vol antiek
aandoende symbolen. Ze vormen een soort portaal achter het podium, maar
Auberville komt het podium op via de bezoekersingang. Zonder enige introductie
maakt ze een reeks plechtige gebaren. Veel wijzer wordt je er niet uit, behalve
dat je merkt wel dat ze geen getrainde ballerina is. Vermoedelijk imiteert ze een dans die ze zelf niet perfect beheerst.
Dat blijkt ook. Auberville stopt even abrupt met bewegen als
ze ermee begon om een verhaal op te dissen over Ida Rubinstein. Die
gefortuneerde Oekraïense Jodin nam in het begin van de 20e eeuw de
wijk naar Parijs waar ze eerst bij de ‘Ballets Russes’ en daarna met haar eigen
gezelschap grote triomfen vierde als karakterdanseres. Dat trok ook de aandacht
van de Italiaanse ‘zinnelijke’ poëet Gabriele D’ Annunzio, die samen met haar
de film ‘La nave’ maakte.
Auberville roept die film op in geuren en kleuren. Na een
evocatie van het decor verbeeldt ze een dans van Rubinstein. Het is dezelfde
dans als die waarmee de voorstelling opende, maar pas met commentaar begrijp je
de opzet. Dat blijkt allemaal echter maar een lange aanloop om het te hebben
over de ‘Boléro’ van Maurice Ravel. Hij schreef het werk op verzoek van
Rubinstein die ‘Spaanse’ muziek wilde. Ze oogstte veel succes met de erotische tafeldans
die ze uitvoerde op die muziek. Een ‘Mistinguett’ voor een select publiek, quoi.
Maar ook dat verhaal is maar een voorwendsel om te komen tot
het onderwerp dat Auberville echt bezig hield: de ‘Boléro’ van Maurice Béjart.
Die ging in première in 1961, met Duška Sifnios als ster. Ze voerde haar dans
-Auberville geeft er een demonstratie van- uit op een gigantische tafel, omringd
door veertig besmuikt toekijkende mannelijke dansers. Lichtjes sarcastisch
merkt Auberville op dat die enscenering beantwoordt aan een simpel schema. De melodie
wordt gedragen door de vrouw, terwijl de mannen het ritme dragen. Dat correspondeert
met een even eenvoudige oppositie verleiding-verlangen (of simpeler:
verleiding-lust).
Zo’n 20 jaar later, in 1979, keert Béjart het schema om door
een man, Jorge Donn, op de tafel te hijsen, nu omringd door 40 vrouwen. Die
versie zag Aubervillie in de Arena van Arles in 1980. Als je afgaat op haar
relaas moet ze toen zowat in zwijm gevallen zijn. Ze geloofde rotsvast dat die
man met zijn blote tors zich gaf aan het publiek, en aan haar in het bijzonder.
Dat was meteen het verschil met ‘Mistinguette’ Sifnios: die ‘gaf’ zich niet,
maar verleidde. Auberville wil dat ook wel eens demonstreren, maar dat naakte
bovenlijf, dat moeten de kijkers er zich zelf maar bij voorstellen.
Béjart bedacht nog een nieuwe permutatie, met een volledig mannelijke bezetting. Die scoorde nog veel beter. Een bezetting met enkel vrouwen daarentegen, die kwam er nooit. Vooraleer ze dat punt maakt verliest Auberville zich echter in wat schijnbaar slechts een uitweiding is. Ze stipt aan dat de ‘Boléro’, muzikaal en als dans, veel meer oriëntaalse dan Spaanse invloeden vertoont. Banaler gezegd: het is verwant aan wat je op dat vlak aan de Haachtse Steenweg in Brussel kan beleven.
Het is verwant aan wat je op de Haachtse Steenweg kan beleven
Ze heeft het dan over een Maghrebijnse vriendin die er haar op wijst dat dat soort oriëntaalse erotiek zuiver westers van oorsprong is, en ook enkel bestemd voor een westers publiek. Geen vrouw zou het zich in Noord-Afrika in het hoofd halen om met ontblote buik te dansen. Het is alsof we als Marsbewoners kijken naar een vreemde cultuur die we wel leuk vinden, mits ze enigszins te pimpen. Hoe belachelijk dat is, demonstreert Auberville door het procedé toe te passen op Bretoense volksdansen.
Het levert een van de grappigste scènes van de voorstelling op, want deze keer ontbloot Auberville wél haar borsten. Zo ridiculiseert ze ‘exotische dansen’, maar ze zaagt ook de poten onder Béjarts ‘kunst’ uit. Op de keper beschouwd was de meest succesvolle versie van zijn ‘Boléro’ immers de versie met exclusief mannen. Zoals Mistinguett al wist: ‘Waar het om gaat is dat je de aandacht van mannen weet te vangen. De rest is van geen belang’.
Over die ‘rest’ , over de vrouwen dus, gaat het hier. Waarom kwam er immers nooit een versie met vrouwen die naar vrouwen keken? Welke bedreiging ging daarvan uit? Waarom moeten Bretoense vrouwen niet uit de kleren om ons te charmeren? Het zijn lastige vragen. Auberville stelt ze op een charmante en geestige manier. Maar een antwoord geeft ze niet. Althans niet in woorden. Haar ‘sexy’ Bretoense dans spreekt echter boekdelen.
Wat me echter werkelijk innam voor de voorstelling was de openhartigheid waarmee Auberville sprak over de impact die de ‘Boléro’ met Jorge Donn op haar had. Ze liet zich als tiener helemaal inpakken door een spektakel dat op een nogal doorzichtige manier een door en door mannelijke blik op de danser -in dat geval ook een man- construeerde.
De vraag die blijft hangen is dan ook: zou er een
vrouwelijke versie van de ‘Mistinguette’ bestaan? Zou je succes kunnen hebben
als je de aandacht van vrouwen weet te trekken? Wat voor een blik is dat dan, en
welke voorstelling zou dat opleveren? Maurice Béjart geloofde er in elk geval
niet in: een ‘Boléro’ met een combinatie vrouwen-vrouwen maakte hij nooit. En
die met vrouwen in de kring rond de mannelijke danser was ook minder succesvol
dan die met uitsluitend mannen of die met een vrouw in het midden en mannen
eromheen. Wat zegt dat eigenlijk over onze danstraditie?