Roberto Zucco Collectief NOK
Roberto Zucco: een tragische anti-held
‘Roberto Zucco’ is het eerste stuk van het spelers- en makerscollectief NOK. Bernard-Marie Koltès baseerde dit stuk uit 1988 op het leven van Roberto Succo. Deze Italiaan rijgde tussen 1981 en 1988 moorden, verkrachtingen en roofovervallen aan elkaar voor hij zelfmoord pleegde. Desondanks won hij de sympathie van het publiek en zelfs van zijn slachtoffers. Ook in deze voorstelling heeft ‘Zucco’ het publiek op zijn hand in een frisse enscenering van dit repertoirestuk. NOK schuwt de humor niet in een tragisch verhaal waarin goed en kwaad, feit en fictie met elkaar aan de haal gaan.
‘Roberto Zucco’ veroorzaakte bij de eerste opvoering een
enorm schandaal in Frankrijk, omdat het haast onmiddellijk aansloot op de tragische
actualiteit. Het is dan ook de vraag of en in hoeverre dit stuk ook vandaag nog
kan beroeren en aansluiten bij de huidige tijdsgeest.
De scenografie van deze enscenering ziet eruit als een
stelling of een groot rek, waarop attributen gestapeld werden. Het rek bakent
het podium af tot een brede, maar ondiepe speelruimte,
maar laat wel zicht toe op wat zich daar achter bevindt. Als je
binnenkomt staan de zeven acteurs van collectief NOK op een rij klaar voor deze stellage.
Kyra Verreydt en Runa Robbroeckx, in
cipiers-outfit, dragen de eerste scène. Ze vertellen over de leegheid van het
leven als gevangenisbewaker in een hypermoderne gevangenis die door en
door beveiligd is. Als om hun woorden te logenstraffen zien ze na deze bewering
een man op het dak van de gevangenis met veel vertoon vluchten. Ze herkennen Roberto
Zucco, de gevangene en meervoudig moordenaar. ‘Een uitbraak!’ roepen beide cipiers
uit, maar verder verzetten ze geen poot. Het publiek schiet gretig in de lach. De
humoristische toon van deze enscenering is zo gezet. Ook later wordt humor vaak
ingezet om de absurditeit van situaties te benadrukken.
In een volgende scène wil Roberto Zucco (Egon Schoelynck) bij zijn moeder
(Anaïs Jansen) zijn legeruniform ophalen. Kort ervoor heeft hij zijn vader
vermoord. De moeder weigert, uit verdriet over de dood van haar man en uit
angst voor haar zoon. Een strijkplank in het stellingwerk op het podium stelt
in deze scène de voordeur van het ouderlijk huis voor. Schoelynck drijft
er Jansen letterlijk en figuurlijk mee in het nauw en vermoordt haar tenslotte
ook. Absurditeit slaat hier om in tragiek.
Koltès maakt in dergelijke scènes van Roberto Zucco een moordenaar zonder motief. Hij moordt zomaar, of het nu om zijn ouders, onschuldige burgers of een politie-inspecteur gaat. Op de vlucht vindt hij onderdak bij een opstandig jong meisje (Anke Somers) , getekend door een beklemmende familiale omgeving. Ze valt voor Zucco die haar ontmaagdt. De bezorgde oudere zus van het meisje (Ellis Meeusen), die wel nog maagd is, tracht haar zus in bescherming te nemen, zowel voor de agressieve grote broer die als pooier opereert (Tom Voet), als voor Zucco. Maar ze faalt.
Om Zucco heen gromt en rommelt de samenleving.
Om Zucco heen gromt en rommelt de samenleving. Ze kan het
oplaaiende geweld niet onderdrukken. Hoe zou ze dat ook kunnen als ze dat
geweld zelf uitlokt? Driftige moeders, melancholische rechercheurs, maagdelijk
grote zussen, broers als pooiers volgen elkaar in
snel tempo op in vijftien taferelen. Zo blijft Zucco genadeloos doorgaan alles
te vernietigen wat op zijn pad komt.
Toch weekt Zucco sympathie los bij omstaanders en
slachtoffers. Zelfs in de scène waarbij Zucco een vrouw
(een dubbelrol van Kyra Verreydt), in het bijzijn van haar kind (een dubbelrol
van Tom Voet), onder schot neemt om geen
andere reden dan dat hij de sleutels van haar dure wagen wil bemachtigen. Maar
hij wil een Porsche, terwijl zij een Mercedes bezit. De omstaanders uiten veel kritiek
op zijn optreden. Ze vinden bijvoorbeeld dat Zucco een onschuldig kind niet aan
zo’n situatie mag blootstellen. Tegelijk volgen ze gretig de confrontatie
tussen de moeder en de moordenaar. Zij weigert in te binden en blijft
hem brutaal aanspreken. Het absurd-tragische gevolg is dat niet Zucco niet de moeder,
maar het kind, vermoordt.
Dat benadrukt de ondraaglijke lichtheid van het bestaan van
deze figuren. Dat blijkt ook uit het vervolg. De vrouwelijke omstaanders beschimpen Zucco omwille van zijn wandaad, maar tonen tegelijk
een zekere sympathie voor hem. De moeder wil zelfs met hem mee op de vlucht naar
Venetië. Het klassieke schema ‘schuldenaar versus slachtoffer’ lijkt hier niet
langer geldig. Ook de moordenaar blijkt een mens, die enkel door de
omstandigheden meerdere moorden pleegt. ‘Je kan altijd ontsporen. Ik weet dat
iedereen van de wijs kan geraken’, zeggen de gevangenisbewaarders tegen elkaar.
De tekst van Koltès is uitgesproken theatraal en poëtisch van toon, ook al dompelt ze ons onder in een droevige wereld. De auteur zette humor in als middel om de trivialiteit van menselijke handelingen te laten zien. Daarin blijft het stuk actueel: de grens tussen goed en kwaad, maar ook tussen feit en fictie is vandaag niet minder wazig dan in 1988. In deze enscenering laten de spelers zich af en toe wel iets teveel verleiden door de humor in de tekst. De lichtvoetige, absurde toon neemt dan al te veel de bovenhand en ondergraaft zo de spanning.
Doorgaans gaan de spelers echter zo trefzeker met de tekst
aan de slag dat ze, ondanks de hoge snelheid en spitsvondigheid, erg
toegankelijk blijft. Ze kiezen in hun spel voor spontaniteit en natuurlijkheid.
Dat levert een bevrijdende intensiteit op. De scenografie biedt het spel hier
een ruggengraat. De opkomst en neergang van de antiheld Zucco wordt zichtbaar
in de manier waarop deze stellage opgetuigd en weer ontmanteld wordt, tot er
enkel een geraamte overblijft. Dit biedt hoop: het wijst erop dat er niet één
manier is om naar de samenleving te kijken, dat het mogelijk is om opvattingen
over schuld en boete, misdadiger en slachtoffer te herdenken. De schuld ligt
niet noodzakelijk bij het individu. Ook de context kan het menselijk gedrag
sterk bepalen, hoe onmenselijk dat gedrag op het eerste gezicht ook lijkt…