the festival that never happened (tftnh) Platform In De Maak
Op zoek naar een podium
Drie dagen lang presenteerde Platform In de Maak tijdens ‘the festival that never happened’ (tftnh) kunstwerken van jonge makers op verschillende plaatsen in Leuven. Aan de ene kant wilde het festival zo werk uittesten voor het naar het klassieke podium verkast. Aan de andere kant bood het een tijdelijk alternatief voor de ontbrekende podia in deze tijden. Het motto lijkt: ‘Als de toeschouwer niet naar het podium mag, maak je dat podium zelf wel’. Werkten alle stukken al? Nee. Werkte het concept? Absoluut.
Hoe toon je (nieuw) werk in deze tijden? In het begin van deze crisis leek het aan creativiteit niet te ontbreken. Voorstellingen via Whatsapp, Zoom, in een game-wereld, in de open lucht, al dan niet clandestien, waren schering en inslag. Maar stukken registreren op film leek uiteindelijk toch het eenvoudigste. Als de toeschouwer niet naar het podium kan, brengen we het podium wel naar zijn scherm. Toch voelde deze oplossing altijd wat halfslachtig aan. Je hele leven voor een scherm doorbrengen verveelt uiteindelijk.
Platform In De Maak vond een beter alternatief voor het klassieke podium. Op een wandeling in Leuven scan je met je gsm verschillende codes, waar je dan de voorstellingen kan zien. Deze uitweg was meteen ook aanleiding om na te denken over hoe je de werken toont. Dat was een verademing.
De toer begint klassiek. In de inkomhal van kunstencentrum STUK krijg je een plannetje van de stad en legt iemand je kort uit hoe je de codes moet scannen. Voor wat dan volgt heb je doorgaans een koptelefoon nodig. Drie werken leiden ter plaatse het parcours al in. Ze geven de indruk van een conventionele tentoonstelling. Daardoor krijgen ook voorstellingen/performances op andere locaties een zekere ‘sérieux’ want dit eerste podium is wel een kunstencentrum.
We zien hier een video-installatie van Judith Engelen en Claire Vrijenhoek, een opname van een theaterstuk van Silke Gerinckx en een dansvoorstelling van Zoë Demoustier. Stuk voor stuk works in progress die hier ‘getest’ worden, zoals de opzet van 'tftnh' het wil. Silke Gerinckx toont bijvoorbeeld een vijf minuten durende video-preview van de theatervoorstelling ‘Fantasmagorie’. Een summiere uitleg volstaat om je voor te stellen dat dit kan werken, zo duidelijk zijn concept en scenografie al uitgewerkt. Ook de eigen versie van Kurt Schwitters is al opgenomen. Alleen podium en publiek ontbreken nog.
De andere werken zijn verspreid over de stad, zonder vast parcours. Sommige plaatsen leken uitgekozen op basis van de voorstellingen zelf. De vitrine van een restaurant fungeerde zo als scène voor ‘The Kitchen as seen from the Garden’, een video-installatie over opnieuw leren koken van Jonas en Sarah. Cinzia Scoglionero presenteerde dan weer ‘The landline’ in het raam van een echte huiskamer. Twee ouders wachten op een telefoontje van hun zoon. Ze drukken hun groeiende wanhoop uit door hun gelaatsexpressie én door mimedans. Barbara T’Jonck toonde op twee schermen haar interpretatie van ‘antigone’ van Sophocles in zowel tekst als spel. Ze deed dat in de etalage van een boekenwinkel, omringd door andere literaire werken. De video ‘Fragments of Silent Theatrical Spaces’ van Gilles Pollak kon je dan weer zien achter de glazen deuren van de –leegstaande – Stadsschouwburg. En ook de lieve, poëtische installatie op een roterend houten machientje van Mirte Desmeth vond zijn plaats in een gezellig ogende koffiebar.
Enkele bijdragen gebruikten de stedelijke context juist als aanleiding voor het werk. Soms erg letterlijk. Met ‘You are running late’ vroegen Steffi van Bokhoven en Jenneke Slaets op de Oude Markt om stil te staan bij je omgeving. ‘Kijk traag om je heen, doe passanten na, concentreer je een minuut lang op de trappen’. De omgeving zelf vormde zowel scène als thema.
‘Entre Deux’ van Justine Copette en Noëlle Lahaye pakte het nog iets anders aan. Ze ontwikkelden een dansvoorstelling specifiek voor publieke ruimten. Ze bewezen hoe inwisselbaar ruimtes zijn door hun choreografie in korte fragmenten op verschillende plaatsen en in verschillende gebouwen te tonen. Het werk elke keer. Het is een stuk dat overal ‘past’, op een theaterzaal na dan misschien?
Toch is het niet altijd duidelijk waarom een stuk zich op een specifieke locatie bevindt. Het album van Rint Mennes was op de Vismarkt te beluisteren, maar dat had overal wel gekund. Na een lange wandeling in de hagel tot aan de filmtrailer ‘Catch-22’ van Persona vroeg ik me toch af wat de meerwaarde was van de desolate Vaartkom.
Het festival neemt het ontbrekend podium als aanleiding om alternatieven te zoeken
Waar het festival volgens mij absoluut in slaagt, is dat het dit ontbrekend podium als aanleiding neemt om alternatieven te zoeken, eerder dan het te negeren. Zo wordt de stad het podium. En hoewel vele werken bedoeld zijn om te eindigen in het klassieke theatergebouw, vormen de huidige moeilijkheden hierrond net dé aanleiding om na te denken over de representatietechnieken van de producties zelf.
Op dit festival geen opgenomen, fixed-camera maar een experiment in platformen en videotechnieken. Sommigen maken een filmische video van hun werk (‘Hysteria’ van Moneymakers), anderen nemen het regisseren van cuts en colorgrading over (‘Fantasmagorie’ van Silke Gerinckx), of nog: subtiele montagetechnieken (‘The Landline’). ‘antigone’ speelt met decors, cameratechnieken en verschillende schermen om het stuk uit te testen. In ‘The Aperol That Never Happened’ van Hana Kolić & Fergus Johnson kijk je zowel door een vitrine als via een meetingplatform naar twee acteurs - alsof je aansluit bij een corona-aperitief.
Het opzet van het festival werkt. Zoveel is zeker. Al is naar een donkere video kijken op een klein schermpje in de gietende regen natuurlijk niet ideaal. Het ontbreken van een theaterzaal vormt de aanleiding om een alternatief podium te zoeken en een perfect motief om een alternatieve vorm van representatie te testen. Er stelt zich een probleem, er zijn restricties, dus wordt er een alternatief gezocht voor de klassieke manier van kunst brengen en kijken - zonder oordeel over de huidige maatregelen. Dat optimisme is voelbaar. ‘the festival that never happened’ had ook ‘The Festival that Should Have Happened’ kunnen heten, maar de keuze voor de eerste optie lijkt zeer bewust gemaakt.
De verplaatsingen in de stad en de zoektocht naar een wisselwerking tussen de werken en hun omgeving zorgen ervoor dat het geheel minder als een tentoonstelling aanvoelt dan als een festival. Doorheen alle stukken voel je een energie, een wil om te tonen. Voor de podiumkunsten is er misschien geen volwaardig alternatief voor een podium. Maar dat belet kunstenaars niet te proberen. Ze zoeken verwoed naar een alternatief. Als ze niet op het podium kunnen, timmeren ze dat podium zelf wel. En hoewel de acteurs er niet in levende lijven bij zijn, lijkt het festival niet enkel te zeggen ‘wij leven nog’, maar vooral te roepen: ‘wij denken nog steeds verder na’.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz