Toneel / Stand-up comedy

Wandelaars Wim Helsen en Roy Aernouts

Gênante dozen

Ze beloofden een wandeling door Oostende. Ze zouden je de stad met andere ogen laten zien. Maar de coronamaatregelen gooiden roet in het eten. Wim Helsen en Roy Aernouts maakten er dan maar het beste van: ‘Wandelaars’ werd een gelegenheidsvoorstelling: een virtuele stadswandeling, met oogmaskers op. Toch vertellen ze best pertinente dingen, al lopen ze iets te vaak verloren in hun eigen hersenspinsels en grappen.

Wandelaars
Pieter T’Jonck KAZ, Ieperstraat, Oostende
Zomer in O
meer info download PDF
04 augustus 2020

Het mini-festival ‘Zomer in O.’ moet de bittere pil vergulden dat er dit jaar geen ‘Theater aan Zee’ is in Oostende. Een festival met, gezien de corona-tijden, in hoofdzaak openluchtvoorstellingen. Dat wil al eens tegenvallen: een voorstelling van Femke Gyselinck werd wegens regen afgelast. Maar bij de laatste voorstelling van ‘Wandelaars’ scheen een heerlijke zon binnen in de achtertuin van de Kunstencampus aan Zee in de Ieperstraat.

Helsen en Aernouts komen doodgemoedereerd het podium op, mondmasker aan, als het overgrote deel van het publiek al gezeten is. Ze gaan zitten op een stoel en haken hun masker los. Na wat obligate grapjes over deze tijd van mondmaskers kondigt Helsen dan plompverloren aan dat er van een wandeling geen sprake zal zijn, omdat je dan maar met vijf man tegelijk op stap zou kunnen gaan.

Maar geen nood dus: samen met Roy Aernouts bedacht hij een virtuele tocht. Daarvoor moeten de bezoekers een oogmasker aandoen. Alsof dat vermaledijde mondmasker al niet hinderlijk genoeg was. Een grappige vondst, dat wel…

Vooraf leest Helsen echter een gedicht voor. ‘Lotgenoten’ van Jules Deelder, dat prijkt op een gevel van de 2e Middellandstraat in Rotterdam, is erg toepasselijk voor de situatie waarin we ons bevinden, ook al stierf Deelder dan al een jaar geleden.

Lotgenoten,

Ons gaan is een komen / Ons komen een gaan

De zin van het leven / is dat we vergaan

De wereld van iedereen / Niemand de baas

Het heden is eeuwig / Alles is waar

God of Jehova / Allah Jahweh

De één is de ander / De ander de één

Ontsteekt uw geweten /  Kijkt om u heen

Het lot dat we delen / laat niemand alleen

Aernouts suggereert echter vooraf dat Helsen één woord weglaat, zodat de toehoorders het moeten raden. Wie het juist heeft krijgt een geschenk van Helsen. Helsen kiest slim: hij schrapt het woord ‘geweten’, omdat je in die zin als vanzelf eerder aan een woord als ‘licht’ of ‘fakkel’ zou denken. Als later één vrouw het zal raden, zal hij haar gedachten lezen als cadeau. Hij wordt dan haar ge-weten.

Dan begint de ‘wandeling’ door het negentiende-eeuwse Oostende (of wat daarvan overblijft). Die tocht hapert meteen bij een buurtwinkel, het ‘Winkeltje’, waar Aernouts, part-time Oostendenaar, tot voor enkele jaren vaak kwam. Toen ene Björn en Leslie het winkeltje overnamen ging het helaas pijlsnel bergafwaarts met de zaak. Björn zag zichzelf misschien wel als een lichtpunt in de wijk. Of droomde hij van een gezellige buurtwinkel waar iedereen graag een praatje kwam maken? Maar het ontbrak hem aan de psychologische fijngevoeligheid daartoe.

Dat merkte Aernouts al bij zijn eerst bezoek met de nieuwe uitbater. De aankoop van een pak WC-papier kwam hem op de opmerking ‘Het is wel dringend, precies’, van Björn te staan. Die was dubbel gênant omdat Amelie Vermandere, dochter van de West-Vlaamse bard Willem Vermandere, net achter Aernouts aanschoof aan de kassa. Aernouts, oud-leerling van de zanger, schaamde zich dood bij de gedachte dat dochter aan haar vader zou vertellen hoe zijn oud-leerling daar ‘te kakken’ gezet werd.

Wat doe je met zo’n probleem, vraagt Aernouts zich af? Je kan er een doos overheen zetten, maar dan wordt die doos misschien wel het probleem. Net als de meeste toehoorders vindt Helsen  die doos een bizarre metafoor om te zeggen dat je een probleem negeert. Toch zal later blijken dat het beeld niet toevallig gekozen werd.

Bijna terloops kaart het duo twee rijke en actuele thema's aan. 

Bijna terloops kaartte het duo  ondertussen wel twee rijke en actuele thema’s aan. Het ene: hoe bewoners een stad niet, zoals toeristen, kennen door wat er ‘te zien is’, maar door herinneringen die kleven aan concrete plekken en routes. Zo bleef het ‘winkeltje’ voor Aernouts een referentiepunt, ook al bestaat het al lang niet meer. Helsen haalt een vergelijkbaar voorbeeld aan: in 1972 werd in Mortsel een spoorwegbrug afgebroken, maar bewoners duiden de plek nog steeds aan als ‘de afgebroken brug’.

Het tweede thema: schaamte en ongemak die blijven zeuren als er al lang geen aanleiding meer toe is. Een vorm van zelf-obsessie die zo’n proporties kan aannemen dat ze het zicht belet op wat er werkelijk toe doet (een beetje zoals de ‘doos’ die een probleem moet wegmoffelen maar gaandeweg zelf bron van ergernis wordt). De corona-crisis bijvoorbeeld. Of, nog erger, het standbeeld van Leopold II aan de ‘drie gapers’, een monumentale poort naast de koninklijke villa aan de Zeedijk. Het is een bepaald pijnlijk voorbeeld van schaamteloos kolonialisme.

Over dat beeld emmeren ze een hele tijd door. Ze sommen alle voorstellen op die de ronde doen om deze historische schandvlek te repareren, en stellen vast dat geen ervan op algemene instemming kan rekenen. Elke remedie blijkt het publiek te polariseren in plaats van het te verbinden. Plots krijgt het gedicht van Deelder hier een tweede, meer pregnante betekenis als een oproep om het geweten te laten spreken in plaats van te kissebissen over kleine gevoeligheden.

Daarop lanceren ze  hun eigen oplossing: wat als Arne Quinze nu eens een extra reuze-exemplaar van zijn ‘Rock Strangers’, de helrode, verfrommelde stalen dozen die aan het ‘Klein Strand’ staan, zou fabriceren. Dat zou dan over het beeld van Leopold II geschoven kunnen worden, en het zo aan het gezicht onttrekken zonder het te vernielen. Het zou er nog zijn, zoals het winkeltje, maar dan weggestopt onder een doos.

Hun logica is even perfide als helder: er is namelijk geen Oostendenaar die deze ‘Rock Strangers’ niet haat. Een extra exemplaar zou iedereen dus verbinden in nog meer weerzin, en tegelijk het probleem van dat standbeeld aan het gezicht onttrekken. Het verhaal van de doos die je over een probleem zet, en zo zelf een probleem wordt dus. Hilarisch…

Toch overtuigde deze voorstelling maar moeilijk. Helsen en Aernouts leggen de bal twee keer pal voor de goal, en trappen er vervolgens toch naast door net iets teveel flauwe uitweidingen en grappen, zoals een pastiche op Willem Vermandere’ s ‘Blance m’n pèrd’. Al steken ze flink de draak met zichzelf én het publiek, de rode draad die hun twee thema’s verbindt -eigenlijk drie als je er het koloniaal trauma bijtelt- verdwijnt zo wel uit het gezicht. Van elders aanmaning om te beseffen dat we allen hetzelfde lot delen.

Dat is jammer, want het gebeurt zelden dat kwesties die ons zo dicht op de huid zitten op een lichte, maar toch pertinente manier verbonden worden. Misschien moeten het duo even voorbij deze gelegenheidsvoorstelling denken, en er een echte voorstelling van maken? 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login