Blind Runner Amir Reza Koohestani / Mehr Thatre Group
Wanhoop en ongetemde hoop
In ‘Blind Runner’ komt er beweging in het theater van de Iraanse regisseur Amir Rezi Koohestani, letterlijk en figuurlijk. Terwijl drie personages op scène trainen voor een marathon, herbekijkt Koohestani zijn verhouding met politiek activisme op het podium.
Bij het betreden van de verduisterde zaal van Théâtre Les Tanneurs zien we op het flauw verlichte podium een man en een vrouw zich opwarmen als voor een joggingsessie: ze stretchen, maken hun gewrichten los, springen ter plaatse en huppelen. Ze staan tegenover elkaar op het podium, zoals dat in de loop van de voorstelling veel vaker zal gebeuren. Zo begint de voorstelling.
Het wordt donker.
Op de achterwand lichten boven elkaar twee podiumbrede horizontale panelen op. Daarop verschijnt in real time en sterk uitvergroot de tekst die acteurs Ainaz Azarhoush en Mohammad Reza Hosseinzadeh rechts en links van het podium op een verticaal bord schrijven. De symmetrie tussen de schermen achteraan en de borden opzij is perfect. Synchroon voegen de acteurs aan hun opschriften een teken toe, of wissen ze een stukje van een woord. De zin ‘based on a true story’ muteert zo langzaam. ‘Story’ herschrijven ze tot ‘history’, aan ‘true’ voegen ze ‘fact’ toe. Ergens onderweg komen ze uit bij ‘metafactual history’. Hij schrijft in het Engels, zij in het Farsi.
De boventiteling volgt die verschuivingen getrouw, met een vakje voor hem en één voor haar, behalve op het einde. Op zijn bord blijft slechts het woord ‘Facts’ over, vertaald als ‘Feiten / Faits’. Als zij echter een laatste letter in het Farsi uitwist verschijnt ‘Verbeeld / Imaginaire’. Het eerste wat bij me opkomt is dat er iets misliep met de tekstsynchronisatie. Pas na afloop van ‘Blind Runner’ zie ik het als de eerste van een reeks ontregelende betekenisverschuivingen in de voorstelling.
Zo zuigt de eerste scène ons binnen in het universum van Koohestani: uitgepuurde vorm met eronder een vulkanische lading. De kwaliteit van het videowerk valt op. Yasi Moradi en Benjamin Krieg tonen in ‘Blind Runner’ video als kunst en als volwaardige speler, in zwart wit en perfect ingetuned op wat er live op scène gebeurt. Die zorg voor beeldtaal is niet verwonderlijk: Koohestani werd opgeleid als filmregisseur en maakte ook enkele films, al kwamen die nooit in circulatie.
In de volgende scène bakent het lichtplan een vierkante ruimte af in het midden van het podium. Telkens opnieuw zal het stuk ernaar terugkeren. De man en de vrouw kijken omhoog naar de podiumspots en praten over ogen die meekijken. Met mondjesmaat, over verschillende sessies heen en telkens onderbroken door duisternis, komen we te weten dat we in de spreekruimte van een gevangenis zijn. Een man komt er zijn vrouw bezoeken. Zij is een journaliste die voor jaren achter de tralies verdween omdat ze een post op sociale media plaatste over een jonge vrouw die haar ogen verloor door politiekogels. Ze hebben het over een blinde marathonloopster en over de marathons die ze samen liepen. Nu traint de journaliste in de gang van de gevangenis als de slapers ’s ochtends hun matjes hebben opgerold. Hij doet samen met anderen hetzelfde aan de andere kant van de gevangenismuur, als protest tegen haar opsluiting.
Ook in de voorstelling lopen ze geregeld van het ene eind van het podium naar het andere - hij in de ene richting, zij in de andere. De videobeelden nemen hun beweging over in een eigen logica. Er bleef een beeld hangen van twee banen waarop ze elkaar als een zichtbare schaduw volgen.
Ze liplezen bij gevoelige onderwerpen. Ze kibbelen. ‘Als dit ook een verhoor wordt, ben ik weg’, zegt zij als hij erop aandringt om te weten hoe het met haar gaat. ‘Wanneer ben je zo cynisch geworden, laat ons dan zwijgen’, zegt hij. Het grote scherm toont tegen een donkere achtergrond hun gezichten in macro close-up naast elkaar.
In 'Blind Runner' dringt de publieke strijd in elke vezel van de relatie tussen deze man en vrouw binnen.
De taal en het podium zijn van het soort kaalheid dat je ziet in hedendaags Japans theater als dat van Toshiki Okada, of Oriza Hirata (met wie Koohestani ooit samenwerkte in Parijs). Ook Koohestani vervangt literaire taal en traditionele theatraliteit door spreektaal en dagelijkse bewegingen. Alleen, waar bijvoorbeeld in ‘Five Days in March’ van Toshiki Okada de personages een eigen cocon creëren in een love hotel terwijl buiten hevige protesten aan de gang zijn in Tokyo, dringt in ‘Blind Runner’ de publieke strijd in elke vezel van de relatie tussen deze man en vrouw binnen. Elk van hun dialogen, elke actie is doordesemd van de realiteit van de straten in Teheran. Hun ogen zijn niet de hunne, hun leven is bepaald door wat er zich buiten afspeelt. Het persoonlijke is het politieke, die feministische slogan toont hier de volle potentie van zijn omkering.
Hoewel de Mehr Theatre Group sinds 2008 haar uitvalsbasis in Parijs heeft, en hij de laatste tien jaar vaak stukken maakt voor de grote Duitse stadstheaters, blijft Amir Reza Koohestani werken met Iraanse acteurs en teamleden, en is Farsi op het podium zijn taal. In Iran raakte zijn allereerste theatertekst, ‘And the Day Never Came’ (1999), niet door de censuur. Het stuk was er nooit te zien, maar vanaf ‘The Murmuring Tales’ (2000) groeide zijn faam en werd hij als regisseur en theaterauteur een vaste waarde op de grote Iranese festivalpodia. Een expert ook in het omzeilen van censuurgevoelige punten, vertelde hij hier in interviews nadat hij in Europa doorbrak met zijn tweede stuk, Dances on Glass (2001).
Een tiental jaar later, in de aanloop van ‘Timeloss’ (2013), blijkt de spreidstand tussen het westerse publiek, dat zijn theater alleen politiek wil lezen, en het Iraanse, dat een vrediger beeld van het land zou willen, zijn grootste kwelling, zo valt te lezen op de website van Mehr Theatre Group. Hij zegt er dat het verlammend werkt als iedereen politiek-maatschappelijke statements, antwoorden en oplossingen verwacht van zijn theater. Hij zoomt liever in op relaties tussen mensen, ook al gaan die dan gebukt onder een verlammende machteloosheid. Dat wel.
In het nagesprek bij ‘Blind Runner’ blijkt Koohestani’ s gevoeligheid over de gepolitiseerde blik op zijn theater alweer het eerste onderwerp. De interviewer – ook een Iraniër – begint met een vraag aan het publiek. Wie van de toeschouwers kwam op de voorstelling af omdat ze het werk van Koohestani kennen en appreciëren en wie omdat de regisseur Iraniër is? Wie is op de hoogte van wat zich de laatste acht maanden in Iran afspeelt? Hoewel Koohestani sinds 2005 een vaste gast is op Kunstenfestivaldesarts gaan er bij de eerste vraag bijzonder weinig handen omhoog. Bij wijze van conclusie van de vragenronde geeft de moderator aan dat de regisseur nog steeds liever geen vragen krijgt over de politieke toestand in Iran.
Maar nu. Maar toch. Er is iets veranderd bij Koohestani.
De gebeurtenissen in Iran in september 2022, amper acht maanden geleden, waren daarin bepalend. Toen stierf in Teheran een jonge vrouw door slagen van de moraalpolitie omdat ze ongesluierd op straat was. Meteen werd zij, Masha Amini, voor Iran wat George Floyd in de Verenigde Staten betekende voor de Black Lives Matter beweging. Haar dood ontketende ongecensureerde vrouwelijke woede in de Woman Life Freedom straatprotesten. De actievoersters hielden zich niet in: op persfoto’s danst een van hen blootshoofds bovenop een politiewagen, goed wetend dat haar daarvoor jarenlange opsluiting of erger wacht. Zo’n 19.000 manifestanten werden ondertussen opgepakt. Het nieuws meldde onlangs nog dat een aantal van hen ook geëxecuteerd werden.
In die periode, vertelt Koohestani in het nagesprek, kreeg hij een hekel aan de zogenaamde wijze woorden van het mannelijk front. ‘Beter niets doen’ adviseerden ze de vrouwen, want het is de gevolgen niet waard. Het boorde bij hem nog dieper: hij verloor alle respect voor het gros van zijn eigen soort, voor mannen die fysiek en mentaal alle ruimte opeisen zonder er inhoud of meerwaarde aan te geven. Koohestani’s toch wel verrassende bekentenis komt er nadat in de zaal een Iranese vrouw rechtstaat om klaar en duidelijk haar kijk te geven op het mannelijke personage in ‘Blind Runner’. Een lafbek, vindt ze hem. Daarna vertelt een jonge vrouw op de eerste rij hoe ze bij de protesten eindelijk hoop kreeg, nadat ze zich jarenlang van haar land had afgekeerd. Maar dat de tranen stroomden bij het dubbelzinnige eindbeeld van ‘Blind Runner’ dat wat haar betreft de nieuwe hoop onderuit haalt, zo zag ze het. Koohestani troost haar: hij wijt het aan de eeuwige pessimist die hij is.
Dat is toch onvermijdelijk weer een politiek getinte vraag.
In de aanloop van ‘Blind Runner’ sprak Koohestani met politieke gevangenen. Zij vertelden hem dat hun grootste straf de machteloosheid was door opgelegde inactiviteit na hun activisme buiten. Koohestani ging ermee aan de slag. Hij wilde het tegelijk hebben over lopen als een bubbel van vrijheid te midden van alles wat niet gezegd en gedaan mag worden in Iran. Die ingesteldheid zette hem ooit zelf tot lopen aan, maar omdat hij te ongeduldig was voor een behoorlijke opwarming liep hij toen binnen de kortste keren zijn lijf in de prak. Maar toen dramaturge Samaneh Ahmadian hem een persfoto toonde van een blinde loopster tussen twee buddies tijdens de Paralympics 2020 volgde een epifanie: plots besefte hij dat vrijheid geen individuele bubbel is, maar altijd verbonden is met anderen.
Het is in de bezoekersruimte van een gevangenis dat Koohestani in ‘Blind Runner’ de verlammende machteloosheid van zijn vroegere personages laat evolueren naar een soort activisme by proxy. Nadat de journaliste mensen buiten de gevangenis al aan het lopen kreeg, overtuigt ze haar man om een blindgemaakte marathonloopster uit hun stad te trainen en de vrouw ook twee weken te begeleiden op een wedstrijd in Parijs. Zo geeft ze de blinde loopster de ogen mee van haar man. Op persoonlijk vlak zal haar vraag een waaier aan paradoxale innerlijke drijfveren in hun relatie blootleggen.
In Parijs is het de blinde vrouw die overneemt. Mooi is hoe actrice Ainaz Azarhoush haar rol ontdubbelt door eenvoudigweg haar ogen te sluiten. Zij is nu de blinde vrouw die niet terug wil naar Iran, die ’s nachts haar buddy op zijn kamer opzoekt en hem overtuigt om samen met haar naar Engeland te vluchten via de Kanaaltunnel, tijdens de paar nachtelijke uren zonder treinverkeer. De man gaat bij zijn vrouw te rade en verwacht dat zij in zijn plaats beslist. Maar eigenlijk weet hij het al. En zij weet het ook.
In deze laatste dialogen bespeelt Koohestani het hele spectrum van toonaarden als het gaat om de subtiele machtsstrijd en beïnvloeding in persoonlijke relaties - daar blijft hij een meester in. Hier combineert hij dat met niet minder dan een politiek manifest over de menselijke waardigheid van vluchtelingen. Hoe ‘Blind Runner’ in Iran zijn status als nationaal theatericoon zal beïnvloeden en wat de gevolgen zijn voor zijn teamleden uit Iran is een kwestie om te volgen. En dat is onvermijdelijk toch weer een politiek getinte vraag.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz