Toneel

Los figurantes Ça Marche

Spelende kinderen zijn niet altijd vrolijk

‘Los Figurantes’ van Ça Marche, een gezelschap uit Barcelona, wil de blik van volwassen toeschouwers op kinderen in vraag stellen. Dat doet het door spelende kinderen op te voeren als figuranten die zich niet bewust zijn van die blik. Als toeschouwer krijg je de rol van de protagonist toegeschoven. Een boeiend concept, maar als dat ertoe leidt dat je liefdevolle blik op die kinderen – en bij uitbreiding elke vorm van (theater) kijken – als voyeuristisch en dus problematisch wordt geframed, voel je je als toeschouwer niet meer aangesproken. 

Los figurantes
Elie Agniel Brigittines, Brussel, in het kader van het Kunstenfestivaldesarts meer info download PDF
03 juni 2023

Alles aan ‘Los Figurantes’ beloofde een spannende voorstelling. Er spelen kinderen mee, maar kinderen zijn zelf niet toegelaten tot de voorstelling. Een half transparant zwart gaas schermt het podium af van de zaal, en maakt er zo een kijkdoos, een terrarium voor kinderen van. Kinderstemmen weerklinken. In spiegelschrift verschijnen het soort bevelen op dat scherm die kinderen voortdurend krijgen: ‘Roep niet, ze horen je’, ‘Staar niet’, ‘Raak dat niet aan’. Alleen zal later blijken dat de kinderen die hier opduiken niet kunnen lezen. Moet dit dan de bevelen voorstellen die ze mondeling kregen? Is dit een indicatie van het feit dat wat we opvoeding noemen een soort dressuur is? De reusachtige opgezette hond die slaapt aan de voet van het scherm zal het worst wezen….

Eens iedereen zit keert de tekstprojectie op het scherm zich naar de zaal. Hij deelt mee dat de ruimte veilig is voor iedereen die er werkt. Alle objecten zijn gifvrij en veilig. De figuranten worden betaald, ze doen vrijwillig mee. Ze zijn nooit alleen, er staat een team van animatoren en begeleiders klaar. En ook: de figuranten kunnen niet lezen en zien de toeschouwers niet. Als dan het licht opgaat in de kijkdoos wordt de opzet al snel duidelijk. De drie figuranten zijn vijf à zes jaar oud, en opgedirkt zoals alleen kinderen worden opgeblonken om er netjes uit te zien.

Het had een boeiend moment kunnen opleveren: observeren hoe kinderen zonder inmenging van volwassenen met elkaar spelen. Het doet denken aan de experimenten van stedenbouwkundigen als Alison en Peter Smithson in de jaren 1950. Ze observeerden hoe kinderen op een natuurlijke manier, zonder begeleiding van volwassenen, met elkaar spelen. daar haalden ze inspiratie voor een nieuw soort stad uit. Ook architect Aldo Van Eyck keek dagenlang naar spelende kinderen om de ideale speeltuinen en scholen te ontwerpen.

Gaandeweg wordt duidelijk dat jij, als toeschouwer, de rol van de Elzenkoning opgedrongen krijgt.

Maar voor Ça Marche volstond het niet om ons enkel spelende kinderen tonen. Gaandeweg brengen ze meer lagen aan. Op het scherm projecteren de makers een bewerking van van ‘Erlkönig’ (Elzenkoning), een gedicht van Johann Wolfgang von Goethe. Het beschrijft hoe een vader te paard, tijdens een gure nacht, op weg is naar huis. Onder zijn jas draagt hij zijn zoontje mee. Dat is doodsbenauwd. Het ziet overal de Elzenkoning. Hij denkt dat die hem wil roven, desnoods met geweld. Zijn vader sust hm: wat hij ziet zijn enkel mistbanken, en wat hij hoort slechts het geritsel van bladeren. Maar dat helpt niet en als de vader thuiskomt blijkt het kind gestorven. Michel Tournier baseerde er zijn roman ‘Le roi des aulnes’ (1970) op, over een man die een perverse obsessie voor kinderen ontwikkelt, maar enkel door ze te observeren, niet door ze aan te randen.

Gaandeweg wordt duidelijk dat jij, als toeschouwer, de rol van die Elzenkoning opgedrongen krijgt. Of het nu die van Goethe of die van Tournier is blijft in het midden. De bewerking van het gedicht van Goethe maakt ze in elk geval donkerder dan het origineel. ‘Kan je een geheim bewaren? Beloof je niet te schreeuwen, bang te zijn?’, of ‘Als ik je vandaag in mijn armen neemt, neem jij me dan morgen in je armen?’ Zo krijgt ook Goethe’s regel ‘Als je niet meedoet, gebruik ik geweld’ de omineuze bijklank van kindermisbruik.

De sfeer van het stuk wordt, naarmate de tekst meer onthult, ook grimmiger. Eerst is het geluid dat de kinderen maken nog onversterkt, maar gaandeweg worden hun stemmen meer en meer vervormd met echo’s en herhalingen. Tegen het einde van het stuk klinken de kinderstemmetjes zelfs zo laag dat ze als angstaanjagende monsters worden. Ook de soundscape volgt die neergang richting de duisternis. Van vrolijke klokken die luiden, naar zenuwachtig getrappel van paarden en beesten, tot duistere, donkere dronegeluiden. Schubert’s lied ‘Erlkönig’ zingt nog naïef vrolijk in het midden van het stuk, maar de sfeer aan het einde is zo duister dat het kinderliedje ‘Baby Shark’ als horrormuziek klinkt.  

De voorstelling beloofde een observatiemachine te zijn, die van de kinderen figuranten maakt en de blik van de volwassenen problematiseert. Hij moest de filters van de volwassen reproduceren. De kijker als protagonist, de kinderen als objecten van verlangen. Wie wil er nu niet even terug kind zijn? Alleen zijn deze kinderen bij momenten onuitstaanbaar, onvoorspelbaar en vervelend, zelfs af en toe ronduit vermoeiend. Maar het grootste probleem is wel dat ze heel goed lijken te beseffen dat er een publiek naar hen kijkt en zeker dat hun begeleiders overal op de loer liggen. Ze weten blijkbaar ook dat er op en bepaald ogenblik een rookmachine zal werken, want op enkele ogenblikken na spelen de kinderen niet met elkaar maar zeuren en dreinen ze voortdurend over ‘la fumée, la fumée’. Op andere momenten lopen ze vooral doelloos rond. Kijken naar onschuldige, vrij spelende kinderen is er dus duidelijk niet bij.

Het lijkt erop dat Ça Marche elke blik op spelende kinderen én elke blik tout court als problematisch ziet

Je merkt dat de makers daar zelf ook al voor vreesden. Om te vermijden dat de kinderen zich zouden vervelen zorgen ze geregeld voor wat activiteit. Er dwarrelen gigantische zilverkleurige luchtkussens neer bijvoorbeeld. Dat houdt de kinderen maar even bezig. Ook een schommelpaard is snel vergeten, net zoals pruiken en lichtgevende bollen. Wat bloem houdt ze al wat langer bezig. Eentje proeft er zelfs aan. Ook een gigantische teddybeer kaapt hun aandacht wat langer: ze plukken er de pluche ingewanden uit. Ze tonen zich zelfs dapper als ze al de troep die ze verzamelden naar een figuur met een soort wolvenmasker smijten. Maar meestal blijven de kinderen gewoon schreeuwen naar het publiek. Gelukkig werkt dat minder op de heupen als hun stemmen elektronisch vervormd worden.

Het grootste probleem van het stuk is echter niet zozeer dat de kinderen niet doen wat van hen verwacht wordt, maar dat er iets wringt in de opzet zelf van het stuk. Als die er slechts in bestond om de blik van de toeschouwer tot hoofdpersonage te maken van de  voorstelling had dat relevante vragen kunnen opleveren over de (on-)macht van die blik vandaag. Maar als die blik meteen geduid wordt als problematisch voyeuristisch, met kinderen als object, verliest die vraag zijn kracht. Het lijkt erop dat Ça Marche elke blik op spelende kinderen én elke blik tout court als problematisch ziet, en verwacht dat we als toeschouwer dus onszelf daarop beoordelen, of veroordelen. Maar dat oordelen zelf was ons ook niet vrij. Waar de sfeer aan het begin nog spannend en vol vrolijke nieuwsgierigheid zit, kantelt die efficiënt naar duister en horrorachtig. Je krijgt zo niet de mogelijkheid om je blik objectief in vraag te stellen. De duisternis van het stuk onderdrukt elke vrije, kritische zelfreflectie.

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login