Kleine zielen Ivo van Hove
‘Kleine zielen’ succes op Ruhr Triennale
Het publiek van de Ruhr Tiennale beloonde Kleine Zielen, het slot van Ivo Van Hoves trilogie rond Louis Couperus met een ovatie.
Het publiek van de Ruhr Tiennale beloonde Kleine Zielen, het slot van Ivo Van Hoves trilogie rond Louis Couperus met een ovatie. Terecht! Formidabel ensemblewerk, een briljante scenografie van Jan Versweyvelt en dito score van Harry Dewit zorgen voor een pakkende hedendaagse lezing van een meer dan honderd jaar oud boek.
‘De Boeken der kleine zielen’ zijn de kroniek van de werdegang van de vooraanstaande Haagse familie Van Lowe. Die vangt aan met een onverwerkt schandaal: dochter Constance (Chris Nietvelt) scheidde om met haar minnaar, Henri Van der Welcke (Steven Van Watermeulen) te huwen. Dat ongelukkige huwelijk overleeft enkel door de bemiddeling van hun zoon Addy (Robert de Hoog).
Vele verwikkelingen, sterfgevallen, een moord en de zelfmoord van broer Gerrit (Aus Greidanus jr.) later, spoelen de resten van de familie in het vierde deel, ‘Het heilige weten’ aan in Driebergen, Van der Welckes landgoed. De kaarten liggen nu anders: ooit uitgespuwd verleent Constance haar moeder (Frieda Pittoors), ondertussen weduwe, en Marietje (Hélène Devos) en Gerdie (Noorje Herlaar), Gerrits kinderen, onderdak.
Maar echt zorgen voor hen doet ze niet, zozeer wordt ze opgeslorpt door de sombere gedachte dat ze niets bakte van haar leven. Het is Addy, ondertussen een succesvol geneesheer, die als vanouds de zorgen van de huisgenoten torst. Hij pendelt nog steeds tussen zijn ouders, maar koestert ook het hysterisch-depressieve Marietje en de uitgelaten Gerdie.
Een briljante scenografie van Jan Versweyvelt en dito score van Harry Dewit zorgen voor een pakkende hedendaagse lezing van een meer dan honderd jaar oud boek.
Tot ongenoegen van zijn echtgenote Mathilde (Maria Kraakman). Deze ongecompliceerde vrouw van bescheiden komaf is in alles het tegendeel van de andere huisgenoten. Ze houdt van simpele pleziertjes, van vrijen en schaatsen. Ze verbeuzelt haar tijd niet aan gesomber over wat ze niet heeft, niet is of anderen denken. De rest van de familie mijdt haar daarom als de pest. Haar twee kinderen krijgen we zelfs niet te zien. Maar jaloers is ze wel, op Addy’s aandacht voor de anderen.
De grootmoeder geeft vanop afstand scherpe commentaren op deze vastgelopen situatie. Toch komt daar met de komst van Braus (Hans Kesting), een oude makker van Henri, beweging in. Constance wordt verliefd op hem, terwijl er ook iets bloeit tussen Henri en Gerdie. Door Addy’s liefdevolle zorg overwint Marietje haar depressie. Uiteindelijk blijft alles grotendeels bij het oude, maar vinden de personages vrede met zichzelf, en zo ook met elkaar. Kind van de rekening is Mathilde, die beseft dat ze Addy nooit zal kunnen bereiken.
Van Hove drukte dit complexe verhaal samen tot ruim twee uur theater van een verbluffend psychologisch raffinement. Constance opent het stuk met een lange klaagzang. Een innerlijke monoloog. De basisfiguur van het hele stuk. Ook als ze later valt voor Braus spreken ze nauwelijks met elkaar. Ze praten vooral in zichzelf. Het is symptomatisch: deze mensen huizen samen, maar vormen geen thuis, geen familie. Addy, die als een seismograaf de kwalen van zijn omgeving registreert, zegt het letterlijk: ‘Samen zijn is een illusie’.
De enige die daar buiten staat is Mathilde. Ze heeft schoon genoeg van het web van leugens en hersenspinsels waar de anderen in blijven hangen. Ze gaat schaatsen, en later ook dansen met andere mannen. Maria Kraakman beeldt haar levensdrift, haar pure lust, uit in een haast historische schaatsscène. Zoals zij met haar heupen zwiert en zwaait en het publiek opeet met haar blik, het is pure seks. De live pianobegeleiding van Harry Dewit maakt haar dans nog opzwepender. Precies dezelfde lust zie je als Noortje Herlaar Steven Van Watermeulen rond haar vinger windt.
Maar in die haarscherpe scènes schemert toch fundamentele eenzaamheid door. Van Hove legt er, in het spoor van Couperus, precies de vinger op. We zien geen stoffig oud verhaal, maar de wereld van nu. De scenografie van Jan Versweyvelt ondersteunt dat met een sterk beeld. Een enorm Perzisch tapijt bedekt de hele speelvloer. Aan de zijkanten staan twee stellingen waar trappen heen leiden. Hier trekken de personages zich terug om in hun eigen miserie rond te tollen. Talloze planten suggereren een grote serre. Voor de kasplantjes die deze mensen zijn.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz