Toneel

Catharsis Eva Binon & Jason Dousselaere

It doesn't make a difference if we make it our not!

Sinds Aristoteles noemen we het louterend effect van een theatervoorstelling ‘catharsis’. De theorie is dat wie een tragedie aanschouwt tot zelfbevraging komt. Wie dat effect verwacht bij de voorstelling ‘Catharsis’ van Eva Binon en Jason Dousselaere komt echter bedrogen uit. Het is veeleer een dolkomische hulde aan de tragiek van ons alledaags bestaan. Toch doen de spelers ons, tussen alle grappen en absurditeiten door, nadenken over heel wat existentiële levensvragen.

Catharsis
Jasper Delva CC Nona, Mechelen
30 januari 2022

Een typisch rood theatergordijn verhult het podium. Terwijl het licht in de zaal nog aan is, en het publiek gezellig keuvelt, verschijnt plots, tussen de overlappende gordijnen, een hand. Dat gebeurt traag, bijna onopvallend. Een arm en een schouder volgen, en tenslotte verschijnt ook het hoofd van Jason Dousselaere. Hij kijkt het publiek wat onwennig aan, buigt wat door de benen en strekt zijn armen naar achter. Zo trippelt hij op de punten van zijn tenen heen en weer op het podium. Hij kakelt : ‘toook-tok-tok-tok, toook-tok-tok-tok’. Eva Binon sluit aan. Het publiek lacht en stelt zich collectief de vraag wat die menselijke kippen hier wezen doen.

Na die openingsdans vatten beide acteurs post midden op het podium. Ze steken nu een verhaal af over de woestijn. Het is een plek die nogal lijkt op zichzelf, het ene hoopje zand kan zomaar vervangen worden door een ander hoopje. Verdwalen is er erg gemakkelijk. Het is zelfs, zo stelt Dousselaere in zijn aanstekelijke West-Vlaamse accent, een topplaats om te verdwalen. Daarna vertelt het duo over een schorpioen die opduikt in de woestijn. Hij loopt wat rond, schudt wat zand van zich af.

Helaas is de schorpioen een droevig lot beschoren, want daar landt, ‘pieuw pieuw, pieuw’, een ruimteschip bovenop het dier, en vermorzelt het tot pulp. Een waterachtige alien, die allerlei vormen kan aannemen, stapt uit het ruimteschip en klopt aan bij een oud vrouwtje dat toevallig net daar een wit huisje in die woestijn bewoont. Na een gezellig onderonsje wil de alien vertrekken, maar dan blijkt zijn ruimteschip verdwenen. Hij besluit te blijven slapen, in wat Binon en Dousselaere, in naam van de alien omschrijven als het beste bed ter wereld, met ook nog het zachtste kussen en deken dat je je kan voorstellen. Dat moeten we maar voor waar aannemen, want die alien heeft natuurlijk geen vergelijkingsbasis.

De naam ‘Auschwitz’, vertrouwt Dousselaere ons toe, krijgt hij helaas nooit correct uitgesproken.

Zonder overgang nemen de vertellers ons nu mee naar de andere kant van de wereld, The Big Apple. Een jongeman die het leven voor bekeken houdt steekt daar net op dat moment zijn hoofd in een gasoven. Zijn hoopvolle verhuis naar New York draaide immers uit op één langgerekte sisser. Maar ook zijn laatste daad draait uit op een mislukking. Het gaat zo traag dat hij zich gaat vervelen in de bovendien erg vuile oven. Tot hij aan een embleem in de ovenwand merkt dat het toestel van dezelfde fabrikant is als die van de verbrandingsovens in Auschwitz. Die naam, vertrouwt Dousselaere ons toe, krijgt hij helaas nooit correct uitgesproken.

Er volgen nog meer vaak hilarische, soms ook vertederende scènes over mensen die voor het ongeluk geboren lijken. Een biker genaamd Paul raakt in een New Yorkse jazzclub verwikkeld in een gevecht met een rolstoelpatiënt. Ook een botsing met de laatste  overzetboot over de Hudson, een koning die vooral graag mensen onthoofdt en een boer die zijn paard Frank verliest volgen. Dat dit voortkabbelende raamverhaal begon in de woestijn is overigens geen toeval, want Binon en Dousselaere vonden inspiratie in ‘De vertelling van Duizend-en-één-nacht’. Daarin dist de Perzische Sheherazade de sultan elke nacht een nieuw verhaal op om te ontkomen aan haar eigen dood door die kwaadaardige sultan.

Binon en Dousselaere vertellen die veelal op zichzelf staande scènes op aanstekelijke wijze. Vaak krijg je het gevoel dat je in een langgerekte mop zit. Het taalspel, dat voortkomt uit improvisatie, is doorspekt met onzinnige smalltalk, absurde uitweidingen en details en heel wat overheerlijke onomatopeeën Het ritme is hoog, en de manier waarop beide spelers elkaar gevat aanvullen levert een aanstekelijke schwung op. Een voorbeeld? Als Dousselaere vertelt hoe de overzetboot op de Hudson een aanvaring heeft, ontbreekt het hem plots aan een woord om het gevolg te schetsen. Het publiek onthaalt zijn zoekende blik met gelach dat aanzwelt als Binon aanvult dat boten zinken, terwijl ze Dousselaere aankijkt met zo’n blik van ‘ken je dat woord nu echt niet?’.

De spelers betrekken ook het publiek geregeld bij het spel met veelbetekenende blikken die vragen suggereren als ‘Wat zeg ie nu?’ of ‘Waar gaan we nu heen?’. Zo voegen de twee een extra laag hilariteit toe aan de reeds kluchtige verhalen, waarmee ze meteen ook zichzelf en als duo regelmatig te kijk zetten.

Je voelt iedereen denken: ‘Heb ik dit wel begrepen?’

‘Catharsis’ kent echter ook vertederende momenten. Ontroerend is de scène waarin Binon vertelt over haar nogal norse overgrootvader. Hij kon erg mooi zingen maar deed dat zelden publiek. Maar ook daar maakt die vertedering al snel plaats voor hilariteit. De overgrootvader van Binon komt terecht in het beste feest ooit. Een fanfare die toevallig voorbijkomt, kolibries, lava en zowaar zelfs een Romeins leger dat iedereen overstag doet gaan voor een langgerekte ‘bafketting’ zorgen voor een nog meer vreugde. Dat soort absurde invallen doen de vaak triestige realiteit van de protagonisten in hun verhalen keer op keer omslaan in een hilarisch relaas.

Het feest krijgt plots een muzikale component. Dousselaere laat de begintonen van Bon Jovi’s ‘Livin’ on A Prayer’ weerklinken vanop zijn gsm. De acteurs springen aanstekelijk in het rond op die muziek, spelen wild luchtgitaar en -drums en playbacken er lustig op los. Geen kijker die niet die aanstekelijke ‘Woaahoooaaah’ wil meebrullen. Maar dan, plotsklaps, verdwijnen de twee achter het gordijn. Einde. Het publiek blijft wat verdwaasd achter. Je voelt iedereen denken: ‘Heb ik dit wel begrepen?’.

Als je het mij vraagt: ‘Catharis’ brengt een humoristische hulde aan de tragiek van ons bestaan. Ieder falen, elke mislukking wordt uitvergroot, tot ze lachwekkend wordt. De twee fabulanten vervormen existentiële feiten tot dolkomische en fantastische verzinsels. Ze tonen zo op kostelijke wijze dat het leven gedoemd is te falen, dat verwachtingen er vooral zijn om niet ingelost te worden. Maar vooral, dat het leven daarom niet minder mooi is. Dat lijkt me de kern van de voorstelling, de emotionele zuivering waar ze naar op zoek waren. Onwillekeurig kan je niet anders dan denken aan het bekende adagium van Samuel Beckett: ‘Try again. Fail again. Fail better.’ Of voor zij die het liever wat minder highbrow hebben, de woorden van Jon Bon Jovi: ‘It doesn't make a difference if we make it or not’.

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login