Sur tes traces Dany Boudreault & Gurshad Shaheman
Ik als het verhaal van een ander
De titel ‘Sur tes traces’ (‘In je voetspoor’) zegt letterlijk wat twee theatermakers, de Canadees Dany Boudreault en de Iranees Gurshad Shaheman, deden voor deze voorstelling. In 2023 maakten ze simultaan een reis om de mensen te ontmoeten en de plekken te ontdekken die het leven van de andere speler tekenden. Wat ze zo leerden over de ander – maar ook: wat in het ongewisse bleef – vertellen ze tegelijk op het podium. Je hoort die verhalen via een koptelefoon, maar moet wel kiezen naar wie je luistert. Alsof de makers zelf niet konden kiezen wat ze finaal wilden zeggen of tonen.Een gaasdoek scheidt het podium in ‘Sur tes traces’ af van de zaal. Twee andere gaasdoeken verdelen die ruimte in drie kamers. In de loop van de voorstelling duiken achter de gaasdoeken nog meer ruimtes op: links een keuken, in het midden een balkon. Het podiumbeeld blijft zo altijd schimmig, soms zelfs zeer schimmig. Het is een mooie metafoor voor de onbetrouwbaarheid van het geheugen. Die speelt hier zeker op. Beide mannen moeten immers voortgaan op hun herinnering aan oude herinneringen van anderen (het is ingewikkeld, inderdaad) om de levenservaring van hun tegenspeler te reconstrueren.
De mensen die ze op hun reis spreken ontmoeten ze op aanwijzing van hun tegenspeler, maar ze kennen die van haar noch pluimen. Dat maakt het hun nog lastiger om te interpreteren en te onthouden wat ze vernemen. Ze moeten er bovendien op vertrouwen dat de contacten die hun ‘tegen-reiziger’ doorgaf ook werkelijk de belangrijkste figuren uit diens leven zijn. Dat lijkt wel het geval, want Boudreault en Shaheman, beiden queer, stuurden de ander naar vrienden en familieleden die soms erg pijnlijke verhalen ophaalden. De geschiedenissen die in deze gekruiste biografie aan het licht komen zijn al te vaak doordrenkt van ongemak en schaamte.
In het geval van Boudreault gaat het over de eindeloze pesterijen, tot verkrachtingen en fysiek geweld toe, waar hij als eenzelvige, wat dromerige jongen het slachtoffer was. Wie dacht dat Canadezen aardige lui waren ontdekt hier hun verdrukkende, wrede kant. Shaheman, een flink stuk ouder dan Boudreault, beleefde dan weer hoe fundamentalisten de Iraanse Revolutie kaapten. De gevolgen voor zijn familie waren verschrikkelijk. Ze moesten, op zijn vader na, vluchten. Zo belandde hij in Frankrijk. Daar kwam dan nog zijn persoonlijke worsteling bij met de vraag of en hoe hij zich zou kon outen als homoseksuele man.
Je kan echter nooit beide verhalen tegelijk horen. Als je als Nederlandstalige het Frans beheerst heb je dan nog het -relatieve – voordeel dat je op schermen boven het podium de Nederlandse vertaling kan volgen terwijl je naar het Frans luistert (beide acteurs spreken Frans, Boudreault met het typisch Canadese accent), maar dat maakt het vaak nog verwarrender. Beide spelers identificeren zich immers sterk met de mensen die ze spraken. Het is vaak alsof je luistert naar een documentaire over de tegenspeler, waarin allerlei getuigen aan het woord komen, maar niet de persoon zelf. Maar die persoon zie je ondertussen wel praten over de ander.
Even verwarrend is dat beide acteurs ondertussen samen, achter die gaasdoeken, scènes naspelen die in de gesprekken aan bod komen. Je ziet Boudreault zo bij een tante in de keuken keuvelen, terwijl hij een leather boy harnas aantrekt. Om te weten wat daar gezegd wordt moet je echter bij de Iranese stem zijn. Of je ziet een Iranees huwelijk, met de bruid die haar rozen verruilt voor een Kalasjnikov. Daar is de Canadese stem onmisbaar. Als je dan naar de ‘verkeerde’ stem luistert krijgt de podiumactie een quasi surrealistisch karakter, als een grillige droom. Die spelstrategie installeert een afstand tot de gekruiste levensverhalen, zelfs als ze ongemakkelijk of wreed worden.
Rimbaud’s beroemde uitspraak ‘Je est un autre’ verschuift hier zo naar ‘Je est le récit d’ un autre’.
Het positieve gevolg daarvan is dat je stilaan onderkent hoe divers, soms zelfs tegenstrijdig, de portretten zijn die oprijzen uit de verhalen. Shaheman benoemt dat expliciet op het einde van het stuk: de Dany die hij leerde kennen door de gesprekken bleek onvatbaar, want elk verhaal dat hij hoorde legde andere accenten, en verschilde ook van zijn eigen kijk op Dany. Dat is intrigerend en onthullend, want het gaat er vaak over dat Dany erkenning zocht door zich te conformeren aan het verlangen van anderen. Omgekeerd spreekt Boudreault over de nervositeit die zich van Shaheman meester maakte als zijn vader kwam. Dan werd hij plots ‘straight’. Ook Shaheman plooide zich dus soms naar wat anderen, en dan vooral zijn zeer dominante vader, in hem wilden zien. Rimbaud’s beroemde uitspraak ‘Je est un autre’ verschuift hier zo naar ‘Je est le récit d’ un autre’.
De afstandelijkheid, en de onmogelijkheid om één relaas te volgen, heeft echter ook een averechts effect. De anekdotiek ligt op de loer als de verhalen van anderen over die ene, bijzondere ander zonder pointe blijven, maar ook als je merkt dat die pointe je ontging door de ‘verkeerde’ stem te kiezen. Beknoptheid is in elk geval niet de verdienste van dit stuk. De opzet van het stuk mag dan conceptueel sterk zijn, het stelt de kijker in de praktijk voor een lastige opgave. Ergerlijk wordt het niet, maar het staat een emotionele connectie met de personages die de acteurs hier van zichzelf maken vaak in de weg.
Naar het einde van het stuk steekt irritatie bij mij dan toch de kop op al de acteurs gaan filosoferen over de onmogelijkheid om zichzelf of de ander te kennen. Voor zo’n waarheid als een koe heb je geen twee uur theater nodig. Op dat punt ontstaat er ook plots een intieme toenadering tussen hen. Die contrasteert sterk met de openingsscène. Die speelt zich af in een hotel in Serajevo, niet toevallig de plek waar Oost (de Iranees) en West (de Canadees) elkaar raken. De vervreemding hangt daar in de lucht. Toch beslissen ze daar om in elkaars voetsporen te treden, om elkaar beter te begrijpen. Na die reis blijkt de ander echter nog even onkenbaar, maar nu kunnen ze daar vrede mee nemen. Zo komen ze ook nader tot elkaar. Ook dat lijkt een tegelwijsheid: liefde ontstaat als je de ander aanvaardt zoals hij is. Het haalt de angel uit het werk. Of wisten de makers zich zelf geen raad meer met de berg materiaal die ze verzamelden? Lieten ze het daarom aan de kijker over om te kiezen welk verhaal hij zou horen? (Eerlijkheidshalve: doordat de voorstelling te laat begon moest ik ze ook kort voor het einde verlaten om mijn trein te halen. Misschien is in die laatste minuten nog iets gebeurd dat mijn bezwaar weerlegt. Maar waarschijnlijk is het niet.)
Wat het stuk voor mij redt zijn die momenten waar persoonlijke verhalen en de maatschappelijke context in elkaar grijpen. Die verhalen hebben dan iets weg van de onbevangen manier waarop Annie Ernaux bijvoorbeeld in ‘Les années’ in kale zinnen schrijft over zichzelf als was zij een ander die geconfronteerd wordt met schaamtevolle omstandigheden in een turbulente sociale context. Dat effect ontstaat hier op de beste momenten ook.Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz