Toneel / Muziektheater

Surfer Rosa Begijntje Adriaan Van Aken / Het Nieuwstedelijk

Een vlucht vooruit, of toch maar achteruit?

Het menselijk brein kan op mysterieuze wijze werken. Hoe kwam Adriaan Van Aken erbij om een lichtjes wrang liefdesverhaal als ‘De zeer gelukkige uren van Juffrouw Symforosa, begijntje’ van Felix Timmermans uit 1917 te verbinden met het baldadige ‘Surfer Rosa’, de cd waarmee de Pixies in één klap wereldfaam kregen in 1988? Zijn voorstelling ‘Surfer Rosa Begijntje’ maakt je daar niet wijzer over. Intrigerend is het wel, al laten de makers en spelers hier een paar mooie kansen liggen. 

Surfer Rosa Begijntje
Pieter T’Jonck OPEK, Leuven meer info download PDF
03 februari 2022

Felix Timmermans vertelt in ‘Juffrouw Symforosa’ over een begijntje uit Lier dat plots verliefd wordt op tuinman Martinus. Net als ze haar liefde wil verklaren -begijnen konden immers uittreden en huwen als ze dat wilden-  vertelt die dat hij als broeder zal intreden in het klooster van Herentals. Ze weet met haar gevoel van teleurstelling geen blijf, en zoekt hem later stiekem op in dat klooster. Maar als ze ziet hoe gelukkig hij daar is, neemt ze vrede met haar lot. Ze blijft begijn.

Het klinkt allemaal mooi en lieflijk, net wat de titel en het toen al archaïsche taalgebruik suggereert, maar de tekst heeft een wrange ondertoon. Ze kijkt weg van het probleem, ze sublimeert het. Let ook even op het jaar waarin de tekst geschreven werd: 1917! De wereld stond in brand en was getuige van nooit eerder vertoonde oorlogsgruwelen. Timmermans keek óók weg, richting een verleden dat ook zijn gebreken had, maar niet zo chaotisch was. Hij wou terug naar een voorspelbare, vormelijke, aan regels gebonden wereld.

De donkere schaduw van de oorlog tekent dus het vrome verhaal van Timmermans. Hij wist dat hij een vergane wereld beschreef. Dat maakt het contrast met ‘Surfer Rosa’ nog scherper, want op die plaat hebben Francis Black en de zijnen het over een wereld zonder vrome schroom, waarin alle -ook de smerigste- passies aan de orde van de dag zijn.

Op het podium zie je achter een gaasdoek een drumstel en een reeks gitaren als je de zaal binnenkomt. Als het dan echt begint verschijnt een parmantige Joke Emmers. Ze ziet er een beetje opgefokt uit, met een korte parka en dito kleedje die de aandacht vestigen op haar blote benen en kekke enkellaarsjes. Gert Jochems volgt in haar spoor als ze een tweede gaasdoek voor het podium schuift.

Meteen start een projectie van tekstbeelden die de hele voorstelling zal doorlopen, op de schaarse momenten na dat beide gaasdoeken opzij gaan om de aandacht alleen op de band in de achtergrond te vestigen. Die tekstbeelden geven een goed deel van de korte tekst van Timmermans weer. Alleen doen ze dat niet in diens geest.

Timmermans had het model van oude, verluchte gebedenboeken voor ogen bij zijn korte tekst. Elk van de negen hoofdstukjes begint, net als ie gebedenboeken, met een versierde letter die hij zelf tekende. Van Aken daarentegen haalde de mosterd eerder bij Paul Van Ostaijens ‘Bezette Stad’, dat niet zo heel veel later verscheen. Zo schrijft hij ‘de zon’ met een heel grote O, vormen de letters van het woord ‘regenboog’ ook echt een boog of schikt hij de woorden wat lukraak op het scherm. Precies zoals het er in ‘Bezette stad’ aan toeging. Een boek met een zenuwachtige vormgeving die de schittering en de kwelling van de grootstad opriep.

Van Aken gebruikt echter ook beeldmiddelen die toen onbekend waren en eigen zijn aan het digitale tijdperk. Het woord ‘wonderbeeld’ lijkt zo uit de aftiteling van een sci-fi film te komen door de perspectivische vervorming van de geblokte letters en het vage aura dat eromheen hangt. Als het op het einde gaat over de regen, zakken letters een na één naar beneden als dikke waterdruppels. De typografie van de ingekorte tekst wordt zo een verhaal op zich, of toch een commentaar op het verhaal van Timmermans.

De spelers moeten concurreren met het verhaal dat de typografie vertelt

Een mooi voorbeeld is het moment waarop het onfortuinlijke begijntje er, na een reis naar Herentals, van overtuigd is dat ze haar beminde Martinus nooit meer zal zien. Op dat moment verschijnt de zin ‘Er is al lang een neiging in haar om zich in een klooster terug te trekken, om aldoor heel de wereld met al wat er op is, te vergeten’ in een eenvoudige, schreefloze letter. Maar dan wordt die zin altijd maar weer gedupliceerd, zonder spatie, tot het hele scherm vol staat met dezelfde woorden. Die oeverloze, manische herhaling beneemt het zicht op wat er achter dat scherm nog gebeurt.

Dat is typografisch en beeldmatig een prachtvondst, maar die beeldretoriek is ook de achillespees van deze best wel uitdagende clash tussen twee manieren om met een verwarrende werkelijkheid om te gaan, die je, grofweg ‘conservatief’ en ‘progressief’ zou kunnen noemen.

STILL, de band van Pieterjan Vervondel en Mirko Banovic vertegenwoordigt de progressieve kant van het verhaal. Snoeiharde rock, met bizarre stiltes  tussendoor, in de geest van ‘Surfer Rosa’ van de Pixies, waarvan ze ook één nummer hernemen. Emmers en Jochems daarentegen belichamen het verhaal van Timmermans, zij het dat ze verschijnen als een 21e-eeuwse variant op die personages als het op kledij en gedrag aankomt. Jochems gooit zich zelfs even in een wilde gitaarpartij.

Maar waar de rol van de band duidelijk is -een heftig contrapunt voor het verhaal en vooral de attitude van Timmermans- is dat voor de acteurs veel moeilijker. Zij moeten gestalte geven aan een levenshouding en een sfeer die niet meer zo gangbaar is, en ze moeten dat doen als mimespelers, want op een zeldzaam moment na krijgen of nemen ze nooit het woord. Daardoor moeten ze voortdurend concurreren met het verhaal dat de typografie op het gaasdoek vertelt.

De typografie wint het van hen. Dat ligt echter ook aan de weinig subtiele acteursregie. Vooral Joke Emmers blijft het eeuwig gelukzalige wezentje -dat ze in wezen niet is. In de scène waarin ze dan toch aan het woord komt mist ze zo een schot voor open doel. Heel vroeg in het verhaal verneem je al dat Symforosa/Surfer Rosa zich voorneemt om de mooiste druiven van haar druivenrank te schenken aan ‘haar’ Martinus. Veel later, als de druiven rijp zijn, zo vertelt ze, laat ze de mooiste druiven hangen. Ze doet dat op een samenzweerderig toontje, en vraagt het publiek zelfs waarom dat denkt dat ze dat deed. En maar glimlachen en koketteren. Dat begreep ik echt niet. Het gaat hier om het meest wrange moment in het verhaal: ze laat de zoete druiven hangen! Daar zou je net verwachten dat ze een verbinding maakt met de donkere toon van de muziek.

Als de makers zich daar eens over bezinnen hebben ze mogelijk een sterke voorstelling in handen. Nu kijk je naar een nogal schematisch uiteengezet conflict tussen afwijzing van en overgave aan een ongemakkelijke moderniteit. Maar op het toneel wil je zoiets vlees en bloed zien krijgen. Dat gebeurt niet, terwijl de kansen voor het grijpen liggen. 

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login