Bruxelles, I Will Make You Mine Tshimundu
De last van papieren
Tshimundu volgde geen conservatorium of toneelschool en kreeg nooit steun van een gevestigde theatercompagnie. Hij schreef achter zijn uren. Een bescheiden hobby noemt hij het. Tot hij bij Zinnema, een Brussels kunsthuis voor amateurkunstenaars, tijdens een residentie, samen met Nteranya Ginga, drie van zijn monologen samenvoegde tot ‘Bruxelles, I Will Make You Mine’. De Brusselse wijkjury van het Theaterfestival pikte die Frans/Engelse voorstelling op en catapulteerde Tshimundu zo met zijn allereerste stuk naar het podium van het Theaterfestival. Van de marge naar het belangrijkste podium. Faut le faire.
Elk jaar vestigen zich bijna 200.000 nieuwkomers in België. Achter dat cijfer gaan talloze verhalen schuil: een student die tijdelijk een nieuwe horizon zoekt, een expat ingenieur, een gezinshereniging, een vluchteling op zoek naar veiligheid. Toch sijpelt slechts een fractie van die realiteit door in het publieke debat. Wat doorgaans bovendrijft zijn de zwaarbeladen beelden die stigma’s en vooroordelen bevestigen. Ze vernauwen migratie tot een karikatuur. De werkelijkheid is vele malen complexer, want de echte vragen beginnen pas na aankomst: hoe geraak je aan ‘papieren’, wat doet het met je om om telkens weer een studenten- of werkvisum te moeten verlengen? Het zijn geen droge administratieve details, maar rituelen van toelating en uitsluiting die diep ingrijpen in iemands bestaan.
Administratie vraagt geduld van een mens. Eindeloze telefonische wachtrijen, herhaaldelijk doorverbonden worden, de verkeerde papieren bij zich hebben of de juiste niet krijgen — en dan opnieuw wachten. Ellenlange wachtrijen. Op die manier krijgen we ook toegang tot de voorstelling: bij aankomst moet iedereen een nummertje trekken en in de rij plaatsnemen. Pas als je nummer op een bord verschijnt, mag je na een identiteitscontrole de zaal betreden. Stoelen zijn er nergens, waardoor bezoekers van het ene been op het andere wiebelen, vermoeid en gespannen. Het deert de ambtenaar aan de identiteitscontrole niet: hij neemt alle tijd, houdt mensen op en creëert zo een microkosmos van bureaucratische vertraging. Wat aanvankelijk een praktische formaliteit lijkt, wordt een performatieve ervaring van wachten, van een nummer zijn.
Eens in de zaal bevinden we ons in een gemeentehuis. Aan de linkerkant op het toneel het loket, aan de rechterkant een wachtzaal, en vooraan, aan de zijkant, de ticketmachine voor de rij. Tshimundu rent het toneel op, jeugdig en goedlachs. Met een rugzak op zijn rug is hij op zoek naar het loket. Driftig trekt hij zijn papieren tevoorschijn, tot de ambtenaar aan de andere kant abrupt ingrijpt: eerst een nummertje trekken, wachten op je beurt. Teleurgesteld loopt de jongeman naar de ticketmachine en nestelt zich in de wachtzaal.
Op het toneel ontvouwen zich de verhalen van drie personages, elk worstelend met het vernieuwen of aanvragen van hun verblijfsdocumenten. Terwijl ze wachten, klinken hun monologen — drie verschillende stemmen, drie manieren om om te gaan met het systeem, de frustratie en de hoop. Het wachten zelf bepaalt het ritme van de voorstelling; het vormt het kader waarbinnen hun innerlijke leven zich langzaam onthult.
De drie personages stuiten op kleine en grote obstakels. De een heeft zijn fysieke paspoort niet bij zich, alleen een kopie, maar de ambtenaar weigert die te accepteren: een zelfgemaakte kopie volstaat niet. Ze moet gelegaliseerd worden. De ander worstelt met zijn financiën en belt daarom voorzichtig met zijn moeder, bijna bang om hulp te vragen, omdat hij hier net is om zijn familie financieel te ondersteunen. Een derde vraagt zich vertwijfeld af waarom Congolezen in België zo anders lijken dan Congolezen in Congo. Elke situatie legt een ander aspect van het bureaucratische systeem bloot, maar ook de persoonlijke worstelingen, onzekerheden en pogingen om zich staande te houden.
Op subtiele wijze verheft Tshimundu de banaliteit van bureaucratie tot dramatisch gewicht, en maakt dat tastbaar voor iedereen in de zaal.
Door de monologen van zijn personages — die dicht aansluiten bij Tshimundu’s eigen leefwereld — wordt de emotionele druk die administratieve procedures uitoefenen voelbaar: de glimlach die je voortdurend moet opzetten aan een loket, het gewicht van mappen vol papierwerk die je meesleept en bewaakt met je leven. Daarbovenop horen we opnames van intieme gesprekken tussen Tshimundu en zijn vader. Ze benadrukken het autobiografische karakter van dit stuk. Dat doet niet aan als een toneeltruc of een overspannen performance; dit stuk is weliswaar een opvoering, maar de stem doet heel oprecht aan. In deze momenten toont Tshimundu hoe hij een publiek kan meenemen, niet via spektakel of theatrale effecten, maar via empathie en de kracht van het vertellen.
Op subtiele wijze verheft hij de banaliteit van bureaucratie tot dramatisch gewicht, en maakt dat tastbaar voor iedereen in de zaal. Heel opvallend is bijvoorbeeld dat het loketvenster zo geplaatst is dat het publiek in de zaal er letterlijk achter zit, aan de kant van de bureaucratie. Zodra je dat beseft wordt de confrontatie met degene die er aanschuift bijna fysiek voelbaar. Tshimundu lijkt daarmee de rol van een pleitbezorger op zich te nemen: zijn eigen ervaring wordt een casus die hij verdedigt, maar tegelijk representeert hij iedereen die ooit tegenover zo’n loket heeft gestaan, met aan de andere kant de ambtenaar, wij, als symbool van bureaucratische macht.
Hoewel Tshimundu nieuw is in het theatercircuit, is de ervaring van het navigeren door bureaucratie — want ook het theater kent zijn eigen regels, wachtlijsten, kleuren en codes — hem allerminst vreemd. Hij zet die ervaring bewust én intuïtief in. Tegen het einde doorbreekt Tshimundo de vierde muur met precisie: hij kijkt ons recht aan, stapt tussen het publiek, en stelt de directe vraag die de kern van het stuk raakt: “Op wie wachten wij?”
Daarna beweegt hij zich moeiteloos terug naar het toneel en ontvouwt een scherpzinnige monoloog over immigratie, cultuur en identiteit. Met een vanzelfsprekendheid die zowel intellectueel als persoonlijk overtuigt, ontmantelt hij de mythe van de ‘echte Brusselaar’, legt hij de dagelijkse realiteit van culturele vermenging bloot en vertelt hij over verloren herinneringen en wat ‘thuis’ eigenlijk betekent. Het is een moment waarin theater, persoonlijke ervaring en maatschappelijk commentaar op organische wijze samensmelten, zonder didactisch of belerend te worden.
Theater, persoonlijke ervaring en maatschappelijk commentaar smelten op organische wijze samen, zonder didactisch of belerend te worden.
De voorstelling voelt op het eerste gezicht best braaf aan. De voorstelling lijkt te vriendelijk van toon, bijna toegeeflijk naar het publiek toe. Op sommige momenten lijkt er een vonk te ontbreken, een vleug openlijke boosheid op het systeem, of zelfs op ons als toeschouwers. Maar dat gevoel vervliegt volledig tijdens de laatste, krachtige scène. “Bonjour”, zegt Tshimundu terwijl hij zich voor de zoveelste keer aan het loket zet, met een brede glimlach en een sprankje hoop die alles draagt, terwijl de lichten langzaam doven. In een gemeentehuis is geen ruimte voor woede of openlijke frustratie: je bent beleefd, je glimlacht, je houdt vast aan hoop — met de stille wens dat de persoon aan de andere kant die hoop ook voor jou voelt. Heel soms kan dat een wereld van verschil maken.
Met ‘Bruxelles, I Will Make You Mine’ toont Tshimundu hoe woorden, autobiografie en theater kunnen samenvallen. Zijn authenticiteit, gevoel voor timing en vermogen om persoonlijke ervaringen te koppelen aan universele thema’s geven de voorstelling een onverwachte intensiteit. Het is een verademing om te zien hoe iemand buiten de klassieke routes van het theater zo overtuigend een eigen stem neerzet.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz