Belgian Rules / Belgium Rules Troubleyn / Jan Fabre
Theater zonder stekels
Veertien staties en vier uur heeft Jan Fabre nodig om in Belgian Rules / Belgium Rules een beeld op te hangen van het koninkrijk België. Dat levert geen opzienbarende inzichten op. Dit is Fabre zoals te verwachten en te voorzien was. Echt bijten doet het deze keer nochtans niet.
Net als in het monumentale ‘Mount Olympus’ leidt Andrew van Ostade hier de dans. Niet als de God Dionysos, maar als een dronken ‘patje’. Met een ‘klak’ op zijn hoofd en een pint in de hand looft hij het surrealistische land waarvan de bewoners voortdurend zuchten en blazen als egels en verzot zijn op duiven.
Daarna ‘zie’ je het land ontstaan. Drie grote bakken tonen de grondstoffen. Kolen uit Wallonië, frieten uit Vlaanderen en baksteen uit Duitstalig België. Drie kleuren: zwart, geel, rood. Ivana Jozic evoceert de geboorte van het land in de opera, bij de opvoering van ‘De stomme van Portici’. Tot een bonte carnavalstoet van de ‘Gilles de Binche’ het podium overneemt. Vermomd als egel rondt Anny Czupper dit eerste luik af met een monoloog over de geboorte van het theater.
Elk nieuw luik draait rond zo’n thema. Vaak zijn dat schilders. Het tweede deel roept zo verbluffend precies Jan Van Eycks portret van Giovanni Arnolfini en zijn vrouw op. Grappig is dat ze de lof van de Belgische fermette zingen terwijl ze kwistig bakstenen rondstrooien.
Fabre onderstreept dat Belgen hun surrealistische aard vooral in beelden tonen.
Ook Breugel en Rubens komen voorbij, maar de ‘Belgitude’ blijkt toch vooral bij provocerende en surrealistische moderne meesters als Félicien Rops, Fernand Khnopff, James Ensor, Paul Delvaux en René Magritte. Er zijn ook knipogen naar Jef Lambeaux of Marcel Broodthaers. Zo onderstreept Fabre dat Belgen hun surrealistische aard vooral in beelden tonen.
Ook carnavalstoeten, die hier na de ‘Gilles de Binche’ allemaal de revue passeren, doen dat. Maar zeker het Belgische theater levert daarvan volgens Fabre het bewijs. De ene na de andere performer kruipt in de huid van de egel om daarover te spreken. Johan De Boose schreef de teksten, maar het gaat over wel Fabres fascinatie voor Antonin Artaud en zijn ‘theater van de wreedheid’.
Wreed wordt het zeker als Fabre de performers onderwerpt aan uitputtende absurde routines. Een work-out in een gym met bierbakken is er zo één. Daarnaast zijn er echter ook erg poëtische beelden. Kasper Vandenberghe die als ‘Flandrien’ moederziel alleen op het podium ‘surplace’ doet op zijn fiets. Stella Höttler als de wolkenvrouw uit Magrittes ‘La magie noire’ die daarna als ‘Jeanneke Pis’ urineert op het podium. Of het slotbeeld: de hele groep die vendelzwaait in stilte.
Belgian Rules/Belgium Rules is met zijn vijftien performers en ontelbare kostuums een somptueuze, vaak onderhoudende voorstelling. Het Brugse publiek reageerde uitgelaten. Maar een Fabre ‘grand cru’ is het niet. Fabre citeert teveel uit eigen werk en hanteert teveel ‘idées reçues’ over België om verder te komen dan een soms wat langdradige revue. Dat doet niemand pijn. Een theateregel zonder stekels. Dat was ooit wel anders.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz