Ajjit Khadija El Kharraz Alami
Op zoek naar een pre-kapitalistisch lichaam
‘Ajjit’ is de voorstudie die Khadija El Kharraz Alami samen met muzikant Reda Senhaji – aka Cheb Runner –maakte voor ‘Shrine’, dat in het voorjaar van 2026 in première gaat. ‘Ajjit’ betekent ‘Laat je gaan’ in het Amazigh-dialect Tashelhiyt. Beiden dansen, zij spreekt ook, zangerig, biddend, schreeuwend, luid declamerend. Ze moedigt ons, toeschouwers (participanten?) aan om mee te dansen op de live elektronisch bewerkte Amazigh-muziek. - wat iedereen doet - en om Allah aan te roepen - wat ook bijna iedereen doet. ‘Ajjit’ wil de zaal zo in trance brengen, maar zonder zweverigheid. Bikkelhard zelfs. Dat belooft voor ‘Shrine’, een bewerking van ‘Alceste’ van Molière.
Volgens het programmaboekje haalt ‘Shrine’, waarvoor ‘Ajjit’ dus een voorstudie is, theoretisch inspiratie uit het onderzoek van cultuurfilosofe Silvia Federici, bekend van o.a. ‘Caliban and the Witch. Women, the Body and Primitive Accumulation’. Daarin beschrijft Federici hoe het vrouwelijk lichaam de voorbije eeuwen omgevormd werd tot een kapitalistische asset, een tot slaaf gemaakt vermogen om de accumulatie van winst-om-de-winst te vergroten. In 'Shrine' zal Dahlia Pessemiers Ben Amar de rol spelen van Alceste, de misantroop van Molière, en omvormen tot een vrouw die de woede om haar onderdrukking grenzeloos vorm wil geven. Transitie dus vanuit de allerdiepste frustratie.
In ‘Ajjit’ wil El Kharraz Alami uitzoeken hoe haalbaar de terugkeer, al was het maar voor een kort moment, naar het pre-kapitalistische lichaam is, en tot welke ‘staat van zijn’ – van vrouwen én van mannen – dit zou leiden. Ze treedt daar in de voetsporen van Richard Schechner (°1934), de wijze professor emeritus performance studies aan de New-Yorkse Tisch School of Arts. Hij is in al zijn werk, artistiek, theatraal, academisch, geïnteresseerd in vormen van trance, omdat via die weg mogelijk gedragsvormen en levenswijzen kunnen (terug)gevonden worden die niet aan deze (winst)logica onderworpen zijn. Elke theatrale handeling, zo suggereert hij, bevat een minimum aan trance om geloofwaardig te kunnen overkomen. El Kharraz Alami gaat echter een stap verder en wil performers én publiek in een toestand van trance brengen.
Dat kondigt ze ook meteen aan. Loslaten, dat is wat ‘ajjit’ betekent, en wat helpt daartoe beter – behalve chemische substanties –dan muziek met zachte en harde beats, waarin vele ritmes elkaar aanjagen. Die muziek vond ze bij de Imazighen, de oudste bewoners van Noord-West-Afrika, waar zij ook zelf van afstamt. Wij noemen hen gewoonlijk ‘Berbers’, maar dat is een naam die Grieken en Romeinen hen gaven, omdat zij hen niet konden verstaan. Ze waren bovendien in hun ogen gevaarlijk, zeker sinds één van hen, Hannibal, bijna voor de poorten van Rome stond. Imazighen betekent ‘vrije mensen’. Vooral in de muziek van de Gnawa en de Ahwash vindt El Kharraz Alami aanknopingspunten voor een performance die naar trance streeft. Gnawa is een cultuur die sub-Sahara invloeden vermengt met mystiek soefisme, Ahwash is een geheel van collectieve zang- en dansrituelen in Zuid-Marokko. De pre-islamitische oorsprong van de Imazighen klinkt er nog in door. Allemaal culturele expressies die tradities meenemen, verwerken, omvormen, actualiseren.
Muzikant Cheb Runner haalt die polyritmische dansmuziek door een elektronische mixer, selecteert de beats, vertraagt en versnelt,… bijna tot pure hardstyle. Het publiek pikt dit op. Niemand blijft onbewogen, al bewegen sommigen enkel zachtjes hun schouders. El Kharraz Alami zweept hen op. Ze danst zelf uitbundig. Eerst draagt ze nog een alles verhullende sluier, maar stilaan ontbloot ze haar gelaat, haar haar, en schreeuwt ze het uit. We moeten ons laten gaan, alles loslaten, ajjit. Haar poëzie is opruiend. Ze roept de lichamen – in de eerste plaats de vrouwenlichamen – op tot opstand want zij beslissen, van bij het prilste begin, over leven en dood. Het is een ode aan het moederschap. Ze waagt zich nog verder als ze goddelijke krachten aanroept. Niet de dogmatische god van de geïnstitutionaliseerde religies, maar een kracht die we niet kennen, niet kunnen kennen, en die we, uit wanhoop haast, ‘God’ noemen, of ‘Allah’. We roepen samen ‘Allah’, wat, zoals ik het nu neerschrijf, nogal awkward klinkt – alsof we opgehitst zijn – maar haar stralende lach doet ons meegaan in haar enthousiasme, haar genereuze bezweringen. Als de beats versnellen laten sommigen inderdaad alles los. Ze zoeken zich een plek waar ze ongehinderd alle kanten uit kunnen bewegen. Zelf heb ik weinig of niets met religieuze gevoelens, maar dit komt wel in de buurt van trance, al blijf ik er nog redelijk nuchter onder.
Een meedogenloze aanklacht. Een repetitief pamflet. Elke naam is een woedende slogan.
Dan valt alles stil. Een zoemende toon blijft hangen, Khadija El Kharraz Alami zet zich neer op het kleine podium in het midden van de kamer en pakt een groot blad. Ze leest namen, veel voornamen en dan één familienaam, de ene familie na de anderen. Het gaat om de doden in Gaza, hoewel ze dat nooit expliciet zegt. De ode aan het leven, de ode aan de oorsprong van het leven bij de vrouw, de moeder, slaat om in een litanie van slachtoffers, van uitgemoorde families. Het is een opsomming zonder commentaar, maar alle Arabische klanken gaan door merg en been, raken onze lichamen. De trance verandert totaal van karakter. Het wordt geen klaagzang maar een meedogenloze aanklacht, een repetitief pamflet. Elke naam is een woedende slogan. Maar we blijven zachtjes bewegen. Geleidelijk wordt het ritme weer opgedreven en neemt de complexiteit ervan toe. Er worden gezangen mee vermengd. El Kharraz Alami moedigt ons aan om door te gaan, nog even, tot de 50 minuten volgemaakt zijn. We laten los, sommigen vinden nog even een extase, maar van uitbundigheid is geen sprake. Misschien bezinning, maar of dit tot opstandigheid dan wel tot berusting leidt, dat weet niemand.
Wat een voorstudie tot drama is, qua opzet, is ook een studie van gevoeligheden. Bij het publiek, dat alle schakeringen van vrije en minder vrije lichamen toont, bij El Kharraz Alami, die nog zoekt naar een rol als gastvrouw én volksmenner. Ook in vorige producties zocht ze naar een gezamenlijke beleving van een bestaan dat trauma’s erkent – bij onszelf, bij de verworpenen – en tegelijk naar een theatrale vorm die meer is dan oppervlakkig mysticisme en ritueel formalisme. Dat is een moeilijke zoektocht. Deze pure beleving is daarom erg nuttig om, in een volgende stadium, het verhaal ingewikkelder te maken, om het niet te beperken tot empathie bij de lange lijst van dode families in Gaza of elders. Kwatongen zullen misschien beweren dat dit gewoon een gepolitiseerde versie is van een nachtje clublife, aangepast aan de leeftijd van het publiek – niet te lang, niet te luid. Zij hebben ongelijk, dansen gaat over leven, maar dansen roept ook altijd de doden op, zij dansen mee, als namen, als spoken. Hier gebeurt dat heel expliciet, en dat werkt. Geen trance misschien, maar wel een stomp in je maag. Het kapitalistisch lichaam heeft pijn.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz