Performance

A invenção da maldade Marcelo Evelin

Een ritueel met het publiek als getuige

Drie keer, in 2012, 2013 en 2014 liet  Marcelo Evelin het publiek op het Kunstenfestivaldesarts als van de hand Gods geslagen achter, maar in ‘Dança doente’ (2018) leek de magie plots uitgewerkt. Met ‘A invenção da maldade’ (‘De uitvinding van de slechtheid’) knoopt Evelin weer aan bij dat oudere werk. Met relatief succes.

A invenção da maldade
Pieter T’Jonck Kunstenfestivaldesarts
Kanal Brussel
meer info download PDF
12 mei 2019

Misschien werkte ‘Dança doente’  (‘Zieke dans’)niet omdat het een conventionele theatervoorstelling was, bedacht ik me na ‘A invenção da maldade’. Je zag op het podium een soms tergend trage, rituele verbeelding van zwakte en onvermogen. Evelin inspireerde zich daarvoor op butoh-meester Hijikata Tatsumi. Het leek een veelbelovend idee, maar de voorstelling raakte nooit over het voetlicht.

Dat kwam wellicht doordat de kracht van zijn eerder werk er net in lag dat hij de afstand tussen kijker en speler, zo wezenlijk is voor theater, tijdelijk wist op te heffen. Als toeschouwer kreeg je geen kans om een drama met een begin en een einde te ‘schouwen’. Evelin dompelde je onder in wilde, ondoorgrondelijke rituelen waarop je, willens nillens, moest mee bewegen, en dus deel van uitmaken. Hij liet je een ruime veiligheidsmarge, maar toch…

In ‘A invenção da maldade’ keert Evelin terug naar die beproefde formule. Toch begint het rustig. In een lage, kale betonnen zaal doen ventilators belletjes van aardewerk zachtjes klingelen. Her en der staan vijf houtstapels, als voor een kampvuur. Een naakte zwarte vrouw waart er als een slaapwandelaar tussendoor. Ze lijkt zich niet bewust van het publiek. Een tak -als een wichelroede of een blindenstaf- helpt haar de plek verkennen. Af en toe prikt ze beslist, alsof ze iets aanwees, het luchtledige in. Soms zwiept haar stok door de lucht, alsof ze een onzichtbaar iemand bestrafte. Ze heeft iets van een hogepriesteres in trance tijdens een zwarte mis.

Tussen het publiek kijken zes witte, naakte performers, vijf mannen en een vrouw, aandachtig toe. En wij met hen. Na lange tijd, meer dan een kwartier, maken ze zich los uit de kring om zich te verzamelen zich rond een kampvuur. Haast meteen lijkt gekte bezit van hen te nemen. Ze stuiptrekken, schokken, stampen, elk op zijn manier alsof de duivel in hen gevaren was. De zwarte vrouw vervoegt hen al snel.

Na die verrassende opening is wat volgt wat voorspelbaar. Hoe extatischer de groep wordt, hoe groter de ruimte die ze inneemt, en hoe gewelddadiger ze wordt. De ene gooit de houtstapel om en begint er als gek op te trommelen. De andere springt als een uitzinnige rond. De vrouw neemt de grootste man in haar armen alsof het een pluimgewicht was. Grote krachten zijn duidelijk in hen gevaren. Steeds luidere trommelklanken zwepen hen op tot ze elkaar wild te lijf gaan. Ze kramen onstuitbaar wartaal uit terwijl ze als een kluwen door de zaal tollen.

Tot een van hen zout uitstrooit. Is het een bezweringsmiddel? Een Braziliaans ritueel? Geen idee. Maar de scène -als dat het juiste woord is- vormt wel een keerpunt. Van hieraf verschrompelt de actie tot de rust weerkeert en de spelers schielijk de wijk nemen. Einde. Geen applaus. Ze keren niet terug. Versta: dit was geen spel, geen voorstelling. Dit was ‘echt’.

Evelin doordringt de kijker zo van een mysterieuze magie, die door de titel van het stuk alleen al, suggereert dat we getuige zijn van een afdaling naar de duisterste krochten van de ziel. Maar slagen doet hij niet helemaal. Je vergeet zelden dat dit, uiteindelijk, ‘maar’ een voorstelling is. Morgen wordt ze weer opgevoerd. De razernij van de performers is een spel is, al gaan ze er nog zo in op.

Dat ligt misschien aan de nogal voorspelbare voorstellingen van ‘razernij’ van de performers. Het ligt echter vooral aan de structuur van het stuk. Ergens halverwege, eerder zelfs, weet je al dat de zorgvuldig opgebouwde furie van de groep na de climax weer zal uitdoven tot de relatieve rust van de openingsbeelden. Zo loopt het ook precies. Je had het zelf kunnen bedenken. Er zit geen dubbele bodem in het de ’slechtheid’ die je hier ziet. Maar is dubbelzinnigheid en onvoorspelbaarheid niet het waarmerk van ‘slechtheid’? En van kunst?

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login