Woman at point zero Laila Soliman / Bushra El-Turk
Leven als gevangenschap
‘Woman at point zero’ van de Egyptische regisseur Laila Soliman en de Engels-Libanese componiste Bushra El-Turk is inhoudelijk een belangwekkend werk. Het schetst in een onthutsende dialoog tussen een kunstenares en een voor moord veroordeelde vrouw de onderdrukking van vrouwen in de Arabische wereld. Vooral de subtiele rijkdom van de muziek brengt die dialoog af en toe ook intens tot leven.
In 1975, dus lang voor de Arabische lente van 2010-2012, verscheen ‘Woman at point zero’ van Nawal El Saadawi. Het is een monoloog van een vrouw, Ferdaous, die opgesloten werd wegens moord op een man. Doorheen haar verhaal blijkt dat ze heel haar leven al een gevangene was. Eerst van haar vader: bij dag een uiterst godsvruchtig man, maar ’s avonds sloeg hij zijn vrouw bont en blauw. Zijn kinderen liet hij verhongeren. Zijn tweede vrouw liet Ferdaous brutaal besnijden. Dat zal Ferdaous’ leven bepalen: de onschuldige spelletjes met vriendjes zijn vanaf dan slechts een verre herinnering.
Een oom redt haar uit dat benarde bestaan. Hij leert haar lezen en laat haar school lopen. Op school heeft ze heel even een moment van intimiteit met een lerares, maar alles komt abrupt tot een einde als ze door toedoen van de vrouw van haar oom aan een oude, wreedaardige man wordt uitgehuwelijkt. Al gauw is de maat vol voor Ferdaous. Ze slaat op de vlucht, maar belandt in de klauwen van een pooier die haar dwingt zich te prostitueren.
Ook daar ontworstelt ze zich aan. Een ‘madame’ leert haar hoe ze als prostitué kan overleven, en uiteindelijk zet ze haar eigen zaak op. Belangrijk is wel dat ze zich tussendoor door haar relatie met een vakbondsactivist volop inzet voor een sociale strijd. Tot ze ontdekt dat haar minnaar ook een minnares van betere komaf heeft. Als zelfstandige prostitué bereikt ze uiteindelijk een redelijke welstand, maar dan slaat het noodlot een laatste keer toe. Een pooier aast op haar geld en wil haar onder de knoet krijgen. Ze vermoordt hem en belandt zo definitief in de gevangenis.
El Saadawi baseerde deze monoloog op gesprekken in de gevangenis met de echte Ferdaous. Het is een gruwelijk portret van de onmogelijke positie van de vrouw in een Arabische wereld die beheerst wordt door de hypocriete moraal en onbegrensde hebzucht van mannen. Of een vrouw nu thuis zit of zich op de straat begeeft: ze heeft geen rechten. Ferdaous overleeft dat door haar gevoelens weg te cijferen. Dat eindigt in iets wat grenst aan doodsverachting en misprijzen voor mannen in het bijzonder en de samenleving in het algemeen.
De Zuid-Afrikaanse Stacy Hardy baseerde het libretto van ‘Woman at point zero’ op dat verhaal. In dat libretto spreekt Sama, een artieste en activiste (de Italiaanse mezzosopraan Carla Nahadi Babelegoto) met Fatma (de Syrische Dima Orsho). Op de achtergrond hoor je geregeld ook de stemmen van twee andere vrouwen. ‘S’ werd veroordeeld voor moord op haar man na ruzies over geld. ‘H’ is een vrouw die als kind uitgehuwelijkt werd en haar man vermoordde na een discussie over het hoederecht van de kinderen. Hun verhaal is als een echo van de ervaringen van Fatma / Ferdaous. Het bewijst dat er sinds 1975, ondanks een ‘Arabische Lente’ niets veranderde.
Integendeel. Het libretto voegt aan de oorspronkelijke tekst ook nieuwe elementen toe, zoals de brutale verkrachtingen op het Tahrir Plein tijdens de Arabische Lente. Zelfs daar bleven ‘verlichte’ mannen onbetrouwbaar. Boeiend is ook het moment waarop Fatma de rollen omkeert en Sama gaat ondervragen over haar ervaringen met mannen. Plots blijkt dan dat Sama, net als Fatma, diep teleurgesteld raakte door een ‘progressieve’ minnaar die geen haar beter bleek dan de rest.
Vrolijk word je daar niet van. Het toneelbeeld beklemtoont die bedrukkende stemming. Fatma en Sama ontmoeten elkaar op een gitzwart, zacht glanzend verhoogd plateau. Voor dat plateau zijn staalkabels gespannen, als een voorzichtige verbeelding van de tralies die vrouwen altijd omringen. De zeven muzikanten van ensemble ‘Zar’bevinden zich op verhoogjes achter dat centrale plateau, terwijl dirigente Kanako Abe haar eigen kleine verhoogje rechts van het podium kreeg.
De boodschap komt wel aan. En hoe!
Je ziet dus voortdurend én de twee protagonisten én de muzikanten. Laila Soliman maakte daar slim gebruik van. De muzikanten treden ook geregeld op als figuranten of een soort koor. Ze sissen en fluiten als Fatma spreekt over haar leven als straatmadeliefde. Ze prevelen strenge voorschriften als Fatma spreekt over haar ongelukkige huwelijk.
Drie onderling verschoven schermen bieden het gebeuren letterlijk en figuurlijk een achtergrond. De performers komen op en gaan af tussen die schermen, maar er verschijnen ook geregeld beelden van Arabische vrouwengevangenissen op. De vrouwen dragen er witte gewaden met hoofddoek: het Arabische equivalent van de gevangenisplunje in Europa, met hetzelfde depersonaliserende effect.
‘Woman at point zero’ staat of valt echter met de vertolking van Carla Nahadi Babelegoto en Dima Orsho. Hun partituur wisselt parlando’s af met gezongen dialogen, die soms zelfs in één repliek in elkaar overlopen. Aanvankelijk loopt dat eerder stroef, met nogal koude, statische vertolkingen. Inhoudelijk klopt dat ook wel: Fatma wantrouwt de artieste die haar komt uitvragen en zal haar uiteindelijk, in de laatste repliek ook de mantel uitvegen voor haar pseudo-inzicht. ‘Jij bent artiest. Maak dan iets moois’.
Op enkele cruciale momenten ontdooit de sfeer echter. Een eerste keer als Orsho van het verhoogde plateau afstapt. Het verbeeldt haar eerste momenten als ‘vrouw van de straat’. Pakkend is het moment waarop Fatma Sama ondervraagt over haar ervaringen als vrouw uit de betere klassen.
Op zo’n momenten merk je hoe belangrijk de muziek is. Die blijft op de achtergrond doordat de stemmen van de protagonisten versterkt zijn, maar dat neemt niet weg dat net daar de emotionele lading van het verhaal zit. Het ensemble Zar heeft een heel bijzondere bezetting, met zowel Europese als Arabische, Iraanse en Koreaanse instrumenten waarvan ik het bestaan zelfs niet vermoedde.
De toonzetting van die instrumenten en hun gebruik lopen sterk uiteen zodat een ongewoon klankbeeld ontstaat. Het contrast tussen het Iraanse strijkinstrument kamancheh en de Europese cello of de accordeon creëert een zweverig, modaal klankbeeld dat veel muzikale registers ineens suggereert.
Dat komt bijvoorbeeld sterk tot uiting op het moment dat Fatma Sama ondervraagt. De muziek heeft dan een Arabische toonzetting, maar naargelang wie aan het woord is, wordt die anders ingekleurd, met een andere intensiteit. Het is alsof je in de muziek al mensen uit verschillende lagen van de samenleving zou horen spreken.
Het is daarom ook jammer dat dit ensemble niet meer uitgelicht wordt, zelfs in letterlijke zin. Als je goed kijkt merk je dat daar, in de achtergrond, heel veel aan de gang is. De donkere sfeer en het vervormde perspectief van de scenografie moffelen dat al te veel weg. ‘Woman at point zero’ is daardoor een stuk muziektheater dat nog sterk kan groeien door verder te werken op de samenhang tussen muzikanten, zangers, projectie, scenografie en belichting. Maar de boodschap komt wel aan. En hoe!
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz