Alles wat je moet weten Fernand
Alles wat je moet weten over Fernand
Hoe ga je als theatergroep om met een publiek dat verplicht in je zaal zit? Hoe maak je verbinding? Watch en learn, zou het Leuvense gezelschap Fernand zeggen. Zij richt zich op de puberende jongere van de eerste graad. Met succes.

Het is dinsdag 1 oktober, een doodgewone middag in hetpaleis. Enkele klassen eerste- en tweedejaars middelbare scholieren wachten in de foyer. Veel onder hen fikfakken en schijnvechten om de tijd te doden. Af en toe roept een leerkracht of host een waarschuwing. De groep komt met veel lawaai in beweging als een host aankondigt dat we naar de vijfde verdieping vertrekken. Onderweg vertrouwt een van de leerkrachten me toe dat het toch moeilijk is om een danig grote groep te bestieren, zeker omdat ze slechts aan de helft ervan les geeft en ze dus niet alle kinderen bij naam kent. ‘Overmacht’, zegt ze met een gepijnigde blik.
Ze biecht ook op dat deze uitstap voor haar een verplicht nummer is. Als de leerkrachten Nederlands beslissen om tijdens haar lesuren naar het theater te trekken, moet ze mee. Een middag vrij krijgen, zit er niet in. Ik hoor de verbittering in haar stem. Als ik vraag op welke basis ze voor deze voorstelling kozen, antwoordt ze dat ze daarmee de leerdoelstellingen willen halen. Ik heb er zo mijn twijfels bij of leerkrachten Nederlands hun keuze voor de inhoud van de voorstelling op die basis motiveren maar ik geloof wel dat veel scholen niet zouden gaan als het niet moest. Het ís een organisatorisch huzarenstukje om met zo’n grote groep ergens heen te gaan. De kans dat je compleet overprikkeld thuis komt na zo’n uitstap zit er dik in. Voor de zaal betreden mag worden, maant de host van hetpaleis de kinderen nog aan om respect te hebben voor de spelers en het stuk. Wanneer de lichten eindelijk uitgaan, barsten de kinderen uit in geroep.
Door deze hele aanloop rijst bij mij de vraag wie van de aanwezigen hier eigenlijk écht wou zijn. Was hier iemand uit eigen beweging aanwezig, niet gebonden aan één of andere vorm van ‘moeten’? Ik voel trouwens niet alleen dat noch de leerkrachten, noch de kinderen een sterke band hebben met het theater, ik vraag mij ook af hoe het komt dat zo weinigen onder hen in staat lijken om zich met de anderen echt te verbinden. Iedereen roept, elke vorm van communicatie is geschreeuw. Deze vragen maken mij als onderwijzer en theaterliefhebber een beetje mistroostig. Hoe moet het dan voor theatermakers zijn? Hoe kan je als (jeugd)theatergezelschap omgaan met de wetenschap dat weinig bezoekers van schoolvoorstellingen zelf kiezen om van je aanbod te genieten en dat er ook zo weinig onderlinge binding is?
Hoezo krijgen zij alles wat je moet weten om de puberteit te overleven verteld op 75 minuten?
Laat dat nu net hét handelsmerk zijn van het Leuvense theatergezelschap Fernand, voor wie we allemaal – willen of niet – gekomen zijn. Fernand richt zich bewust op de puberende doelgroep van de eerste graad, de jongeren voor wie theater niet meer is dan een jaarlijkse verplichte uitstap. Fernand belooft ‘de beste van alle mogelijke theaterervaringen (te) bezorgen’. Het vierkoppige gezelschap ontstond door het succes van 'Niet echt, wel waar', een stuk dat wel 150 keer speelde. ‘Alles wat je moet weten’ is het derde wapenfeit van Fernand. Met de titel slagen ze er alvast in om nieuwsgierigheid op te wekken. Hoezo krijgen zij alles wat je moet weten om de puberteit te overleven verteld op 60 minuten?
‘Alles wat je moet weten’ begint met onheilspellende muziek en een rookpluim die over de speelvloer zweeft. Vier mensen met een kap of pet op staan stoer, de benen wagenwijd, op het podium. Een voor een stellen de acteurs zich voor alsof ze een lid van het publiek waren. De één vraagt zich in het Antwerps af of ‘dees verplicht is’, de ander zegt dat ie van pony’s houdt. Ze gaan zo nog wel even door met zo’n banale opmerkingen. Door variaties in fysieke houding, stemkleur, accent of kostuum zetten de spelers diverse personages smakelijk en vinnig neer. Sommige personages prikkelen het jonge publiek meer dan andere. Dat blijkt uit hun reacties. Maar eens ze doorhebben dat het over hen gaat zijn deze kijkers wel meteen wakker en alert. Het stuk heeft ook een forse vaart: Geen ‘witje’, geen windje, geen zuchtje wordt er gelaten door de acteurs, geen pauzes tussen zinnen. Tsjak-tsjak-tsjak, een stevig tempo.
Toch blijkt de voorstelling niet alléén over jongeren te gaan. Niet veel later bouwen de acteurs een leraarskamer op door enkele stoelen in een halve cirkel te plaatsen. Ook hier is er eerst een ‘voorstellingsronde’. Het is 1 september en dus kent niet iedereen elkaar, vandaar. Ook deze leraarskamer bulkt van de kleurrijke typetjes. De spelers schuwen de stereotypen niet; elke leerkracht wordt geportretteerd als een vakidioot met een typisch stokpaardje, dat hij of zij te pas en te onpas berijdt. Wie ooit al eens in een leraarskamer vertoefde, herkent veel van deze typetjes meteen. Ook hier switchen de acteurs van Fernand weer voortreffelijk van rol. Bij elke rolwissel rennen ze naar een andere positie in de leraarskamer.
Na deze voorstellingsronde volgt een discussie in de leraarskamer. De acteurs spurten nu van de ene naar de andere plek om de plaats van elk van hun vele personages tijdig in te nemen bij elke nieuwe repliek. Deze acteurs tonen zich uitermate sterk in wat ik ‘toneeltje spelen’ zou noemen. Het verbaast mij dat ze daar zoveel kleur, schakels en hilariteit in kunnen aanbrengen en dat ze met zo’n eenduidige, ietwat oubollige opvatting van wat theater of acteren is - een rol spelen - hun jonge doelpubliek zo snel meekrijgen in hun verhaal. Het heeft wellicht met mijn eigen vooroordelen te maken, maar meestal geloof ik zulke rollenspelletjes niet door hun overdreven en al te stereotype karakter.
Een reëel dispuut wordt uitgevochten en we zitten er als publiek middenin.
Wanneer ook een groep ‘ouders’ nog een plek krijgen in het verhaal, wordt het wat te veel van hetzelfde om te blijven boeien. Maar de overdonderende veelheid aan personages in ‘Alles wat je moet weten’ maakt de vraag naar geloofwaardigheid wel simpelweg overbodig. Die veelheid maakt namelijk zichtbaar dat iedereen zijn dada’s en kleine kantjes heeft. Ze brengt je ertoe ook jezelf te relativeren.
Het opvallendste personage in de leraarskamer is de leerkracht geschiedenis. Een tijdlang zit hij wat bedeesd en bozig te kniezen, met zijn armen over de fietshelm op zijn schoot gevouwen, terwijl de anderen zich voorstellen. Als iemand hem iets vraagt, zegt hij dat hij dit jaar niet naar het theater wil met de leerlingen. ‘Theater is niet relevant voor de leerlingen, ja? Het duurt te lang, het gaat nergens over, het springt van de hak op de tak en ze begrijpen het niet.’ Deze leerkracht wil enkel nog geschiedenis geven. Ironie, o, ironie. Zo’n cliché dat het niet anders kan dan waar zijn. Als je merkt dat het spel raakt aan de verzwegen waarheid van wat er hier en nu ‘speelt’ in deze zaal, bij de leerlingen en bij de leerkrachten, wordt het echt spannend. Het moment dat de acteur die de geschiedenisleerkracht speelt, opstaat uit het publiek en de voorstelling onderbreekt om eenzelfde tirade tegen schooltheater af te steken, voel je de zaal verstommen. Wanneer er daarna repliek komt vanaf de andere kant van de zaal van één van de acteurs die een leerling speelt, hoor je overal ‘oeh’s’ en ‘ooh’s’. Een reëel dispuut wordt uitgevochten en we zitten er als publiek middenin.
‘Alles wat je moet weten’ claimt dat je in het theater meer leert over het leven dan op de schoolbanken. Er zijn momenten waarop Fernand zich daarmee een beetje in de voet schiet. Zo speelt Bram Kelchtermans een soort coach voor enkele ‘jongere’-personages. Hij spoort hen aan om iets te doen wat ze eerder niet durfden. Hoe overtuig je je ouders dat je naar een feestje mag gaan of bij iemand op bezoek mag terwijl je huisarrest hebt? Of hoe spreek je iemand die je leuk vindt aan bij de bushalte? Deze scènes vormen de crux van de voorstelling. Daar komen immers de werelden van volwassenen en kinderen samen. Maar ze voelen als een zwaktebod. De baseline van de coach is dat je best zegt wat de ander wil horen en je best gedraagt zoals de ander het zou willen. Dat wringt. Toch haalt één personage dat lak heeft aan die regel dat weer onderuit. Raven is een jongen die zich bewust vreemd gedraagt omdat hij wil zien hoe anderen reageren. Dat personage blijft gelukkig het meest hangen bij de jongeren merk ik achteraf in het foyer. Net als Raven slaan ze met hun armen tegen hun benen, in de hoop te kunnen vliegen.
Zo slaagt Fernand erin om toch een tijdelijke verbinding te maken tussen de werelden die eerst zo onoverbrugbaar ver uit elkaar leken te liggen. De sterkte van dit gezelschap bestaat eruit dat ze het aandurft om de pijnpunten te benoemen, de interne worsteling waar alle aanwezigheden zich op stukbijten. Fernand daagt ons uit om vooroordelen tijdelijk op te schorten door een veelheid aan perspectieven in een ijltempo te presenteren. Ik weet genoeg.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz