Dans

Electric Life Elisabeth Borgermans & Thomas Van Tuycom / fABULEUS

Een levendige constellatie

‘Electric Life’ een dans- en muziekproductie van fABULEUS, i. s.m. Concertgebouw Brugge en Stuk knettert en sprankelt. Het vonkt er tussen muziek en dans. Choreografen Elisabeth Borgermans en Thomas Van Tuycom inspireerden zich op de score van Igor Stravinsky voor ‘Petroushka’ van de Ballets Russes uit 1911, maar laafden zich ook aan de muzikale dramaturgie van Alain Franco. Hij voegde samen met Raphaël Hénard aan de oorspronkelijke muziek een lange coda toe die twee overgangsperiodes uit de geschiedenis met elkaar verbindt. De negen jonge dansers bewegen zich er verbazend moeiteloos tussen en door. Zij creëren hier en nu hun eigen elektriserend veld.

Uitgelicht door Lieve Dierckx
Electric Life
Lieve Dierckx De Studio, Antwerpen
16 maart 2022

In de kale theaterzaal van de Antwerpse Studio met zijn grijze neoclassicistische muren laat de helverlichte witte podiumvloer alle ruimte aan de dansers.  In het eerste deel tonen ze een formele en dansante choreografie van topklasse – een balletgezelschap kan er meteen mee aan de slag – die toch weer helemaal hedendaags is.

In de eerste minuten, zonder muziek nog, krijgen we de tijd om ons te concentreren op de dansers, en op hun kostuums. Het bewegingsmateriaal is van meet af aan verrassend gedetailleerd en inventief - tot op het laatste vingerkootje soepel en wendbaar. Als dan Stravinsky’s ‘Petrouchka’  inzet maakt hun dans een scala aan associaties wakker: de laterale en hoekige bewegingen uit het repertoire van de Ballets Russes-bijvoorbeeld of verfijnde handbewegingen uit Indische tempeldans. Choreografisch beschrijven de dansers doorheen het hele eerste luik in wisselende clusters de volle ruimte van het podium met patronen die haast wiskundig aandoen, als een uitgepuurde postmoderne choreografie van Trisha Brown.

Ondanks het formele van dit eerste deel mogen de lichamen zichzelf blijven: individuen die met plezier de aanzetten en het ritme volgen van Stravinsky’s muziek. De dansers geven zich voor het volle pond. Nergens valt er krampachtigheid te bespeuren in hoe ze zich wentelend en spiralend plooien naar de strakke geometrische patronen. Ook als de dansers unisono frasen uitvoeren blijft rond hun lijven een sfeer van ontspannen plezier hangen.

Hun individualiteit wordt prachtig onderstreept door de kostuums van Alexandra Sebbag, die naast kostuumontwerpster ook beeldend kunstenares, modeontwerpster en grafisch vormgeefster is. Dat blijkt. Op de roomwitte bodysuit met ingeweven bloempatroon van Tess Van der Sanden bijvoorbeeld, drapeerde ze  een  constructie van bloemkelken in oudroze stof.

Het androgyne van Kiko Labarque-Persyn (met fantastisch constructivistisch potkapsel) laat ze lang onbeslist onder een loshangende kuitlange groen en blauw gestreepte mantel over een groene justaucorps en blauwfluwelen shorts.  Pas als de jas in het derde deel van de voorstelling uitgaat,  zie je die stoere jongenstorso. Danser Lennert Vanhove draagt met stijl een wijde plooirok in glanzend brons over een knaloranje bodysuit.

Sampling avant la lettre maakte deze score zo vernieuwend

Dat oranje keert weer terug in een lint over een losjes gedrapeerde tuniek à la Isadora Duncan bij Lauryn De Ruyck en in een soort draagriem over een doorschijnend Sheherazade-outfit die de gewichtloze bewegingskwaliteit van danseres Annabel Van Acker accentueert. Een aantal kostuums heeft ruitpatronen die doen denken aan de Pierrot-figuur uit ‘Petroushka’. Zo actualiseert Sebbag met haar  spetterende kleuren- en vormengebruik de sfeer uit het oorspronkelijke choreografie van de Ballets Russes en uit de toenmalige scenografie en kostuumontwerpen van Alexandre Benois.

Niet zozeer het ‘Petroushka’-ballet van Mikhail Fokine uit 1911, maar wel de muziek die Diaghilev er in Parijs voor bestelde bij Igor Stravinsky, was het uitgangspunt van ‘Electric Life’. Samen met muziekdramaturg Alain Franco analyseerden de choreografen de muziek in de diepte. Wat betekende die muziek in haar tijd? Hoe reflecteerde ze de tijdsgeest? Concertgebouw Brugge, dat een uitvoering met live muziek door het Brussels Philharmonic had gepland, moest de première lang uitstellen door de Covid-pandemie. Bonus is een uitstekend gedocumenteerde pagina op hun website rond alle fases van de voorstelling, met videoclips uit het creatieproces, gesprekken met de dansers en de choreografen, en dus ook met Alain Franco.

Franco beschrijft de muziek van ‘Petrouchka’ daarin als klankblokken die Stravinsky in telkens wisselende combinaties en lengtes, dieptes en klankkleuren uit zijn blokkendoos tovert. Net als voor zijn latere ‘Sacre du Printemps’ haalde Stravinsky inspiratie uit folkloristische wijsjes en populaire deuntjes die hij, aldus Franco, in een soort van ‘aan’ en ‘uit’ modus in de compositie verweeft. Die sampling avant la lettre maakte de score zo vernieuwend. Tegelijk is de muziek - naar analogie met het Russische constructivisme – een commentaar op het nieuwe efficiëntie-denken van die tijd. Net toen werd elektriciteit als energiebron gemeengoed.

Hier op het podium verschuift nu iets. Je ziet het voor je ogen gebeuren. Terwijl de groep dansers samen voor ons staat verandert de tonus van hun spieren, hun blik ook – er glijdt een relaxte glimlach voorbij, gebaren worden losser. We belanden in een minder eenduidig universum. Het uniform vormelijke verdwijnt – en laat meer ruimte voor individueel menselijke kwaliteiten.

Ook in de dans wordt hier gesampled. Stijlen en dansreferenties verglijden als vanzelf in elkaar, van musical tot streetdance. Soms bewegen de dansers als één lichaam, waarbij ik moet denken aan bewegingskoren uit het interbellum van de vorige eeuw. De dansers laveren met er met verbazend gemak doorheen.  Of toch weer niet zo verrassend: in de zaaltekst lees ik achteraf dat de choreografen deze dansers kozen op basis van openheid, creativiteit , intelligent meedenken in improvisatiesessies en technische bagage. Twee dansers hebben inderdaad de Koninklijke Balletschool Antwerpen achter de rug, vijf zijn intussen de middelbare school ontgroeid en volgen nu hogere kunstopleidingen. Het buitenbeentje is Louis Staquet: die studeert ondertussen geneeskunde.

Hier, in ‘Electric Life’ is hard genieten van deze levende constellatie op het podium de boodschap

Het lijkt erop dat ook de performers de extra coronatijd naar hun hand hebben weten te zetten.  Hoe ze elkaar aankijken als individuen tijdens het dansen, of rond de vloer toekijken naar wie danst. Hoe ze zichzelf en elkaar uitlichten en in het veld tussen hen een elektrische lading creëren die je als toeschouwer vanzelf mee onder stroom zet. De natuurlijke elegantie van de ene, de verantwoordelijksheidzin van de andere, het activisme van een derde – hun lichamen spreken. 

Een beeld dat blijft hangen uit het tweede deel. Als ze in een cirkel lopen, gaat de jongste van de groep door een knikje in de knie plots schuin hangen. De ene na de andere begint daarna aan een licht euvel te lijden: een stoet van niet-functionerende lichamen, of is het de poppenspeler uit ‘Petroushka’ die zijn touwtjes alle kanten op laat gaan?  Als je door de ogen van de oorspronkelijke voorstelling kijkt, ontstaan voortdurend dit soort associaties.  Maar evengoed kan je naar ‘Electric Life’ kijken zonder die referenties, met misschien in je achterhoofd het grotere tijdsgewricht van toen, net voordat de Grote Oorlog alle bestaande machtsverhoudingen zou omverwerpen.

Dan gaat ook hier het licht uit, als aanzet voor het derde deel. Leidraad is nu de coda die Alain Franco en Raphaël Hénard op hun beurt bijeen sampleden uit de oorspronkelijke Stravinsky compositie. We horen lang uitgerekte tonen waarop de dansers telkens nieuwe afscheidsrituelen uitvoeren. Mooi hoe ze steeds dichter samenklittend achteruit gezogen worden naar de verste hoek van het podium. Op een eerder moment hadden  ze elk apart al verbeten iets van zich af geschud. Eindigen doen ze als een organisch verweven groepspiëta waarin je steeds minder menselijke vormen ontwaart . Er echoot daar iets van wat essayist Jacques Rivière zag bij de première van Nijinsky’s ballet op ‘Le Sacre du Printemps’ (1913): ‘een brok primitief leven die zonder tekenen van veroudering bewaard bleef en hier voor onze ogen geheimzinnig verder ademt.’

‘Le Sacre du Printemps, c’est un morceau du globe primitif, qui s’est conservé sans vieillir et qui continue à respirer mystérieusement sous nos yeux, avec ses habitants et sa flore. C’est une épave du passé, toute grouillante, toute rongée d’une vie familière en monstrueuse. C’est une pierre pleine de trous, d’où sortent des bêtes inconnues, occupées à des travaux indéchiffrables et depuis longtemps dépassés.’ Jacques Rivière. Le Sacre du Printemps (Essay) in Nouvelle Revue française, 1 november 1913. De volledige tekst is beschikbaar op http://sarma.be/docs/621.

Hier, in ‘Electric Life’ is hard genieten van deze levende constellatie op het podium de boodschap - voor we gezamenlijk in de metaverse dreigen te verdwijnen, weg van een wereld die stilaan fysiek onleefbaar wordt.

PS: Op 29 april 2022  wordt ‘Electric Life’ in Concertgebouw Brugge live begeleid door het Brussels Philharmonic o.l. v. Brad Lubman. 

Genoten van deze recensie?

Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.

Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.

Steun pzazz

Uw steun is welkom
Pzazz.theater vraagt veel tijd en inzet van een grote groep mensen. Dat kost geld. Talrijke organisaties steunen ons, maar zonder jouw bijdrage als abonnee komen we niet rond als we medewerkers eerlijk willen betalen. Uw steun is van vitaal belang en betekent dat we onafhankelijk recensies over de podiumkunsten kunnen blijven schrijven. Alvast bedankt!

Abonneren Login