De Cuyper vs. De Cuyper Cie Pol & Freddy
Zondermeer circus. Circus zonder meer.
In theater is alles toegelaten. Mime, acrobatie, dans, slapstick, bokswedstrijden, zang, circus – je kan het zo gek niet bedenken of het leverde al ooit eens een gedenkwaardige avond op. Op één voorwaarde: dat de spelers weten wat ze willen vertellen. Daar wringt het schoentje bij ‘De Cuyper vs. De Cuyper’ van Cie Pol & Freddy. Een (flinterdun) verhaaltje dient er om een (leuke) circusact te verkopen, niet omgekeerd.
Het verhaal is snel genoeg verteld: twee broers wedijveren
al hun hele leven met elkaar. De jongste, Jordaan De Cuyper, vond er niet beter
op dan zich te bekwamen als jongleur en circusartiest om aandacht te krijgen. Maar
zijn dominante broer Sander wou ook daarin de beste zijn, en werd op zijn beurt
circusartiest.
Gevolg: om de haverklap meten ze zich, voor het oog van het
publiek, om uit te maken wie nu wel die ‘beste’ is. Onder het toeziend oog van
scheidsrechter Bram Dobbelaere, die er een duivels genoegen in schept om beide broers
tegen elkaar op te zetten door nu eens de ene, dan weer de andere verbaal
onderuit te halen.
Het is een verhaal zo oud als de straat. De Bijbel maakte al
gewag van ene Kaïn en Abel, en daarna hield het nooit meer op. Om daar iets aan
toe te voegen, moet je dus al sterk uit de hoek komen, in vorm of inhoud of
allebei tegelijk. Daarin mislukt deze voorstelling deerlijk.
Met radde tong -stijl D-J’s die met nep-Hollands accent de
vrije radio zaliger teisterden- legt hij Jordaan en Sander de ene proef na de
andere op. Om de spanning op te drijven wordt het publiek hardhandig gedwongen
in de rol van supporter voor de ene of de andere kemphaan.
Toegegeven: beide artiesten geven met kegels en tennisrackets
opzienbarende kunstjes ten beste. Een race met op tele-geleide
miniatuurwagentjes vormt een grappig intermezzo, net zoals een absurde
boksmatch met ping-pong balletjes. De scheidsrechter voegt daar het zijne aan
toe door als de beste te ‘beatboxen’ bij enkele nummers.
Maar afgezien van de schaarse vuile blikken die de twee broers elkaar toewerpen levert dat geen dramatische spanning op. Maar ook de spanning die de competitie zelf zou kunnen opleveren is nogal gering. Je merkt, vooral in het laatste nummer -een ‘fake’ tenniswedstrijd- dat de broers erg goed op elkaar ingespeeld zijn, en elkaar niet echt een loer willen draaien. Hoogstens doen ze een beetje alsof.
Dat is geen bezwaar als je zin hebt in een uurtje jongleren.
Het is zelfs best grappig. Kinderen vinden het waarschijnlijk prachtig. Maar als
je verwacht beelden te zien die ertoe doen -en voor minder doe je het toch niet
in het theater?-, dan kom je hier van een kale reis thuis.
Genoten van deze recensie?
Vind je het belangrijk dat zulke verdiepende beschouwingen over de podiumkunsten blijven verschijnen, vrij toegankelijk voor iedereen? Steun pzazz als lezer vanaf 1 € per maand.
Wij doen het zonder subsidies. Met jouw bijdrage kunnen we nog meer voorstellingen aandacht geven en onze auteurs, eindredacteurs en coördinator blijven vergoeden. Pzazz is er voor jou, maar ook een beetje van jou.
Steun pzazz